ECLI:NL:RBNHO:2023:2085

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
15/179061-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere straatroven, diefstal en vernieling met geweld

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere straatroven, diefstal van een pinpas en vernieling. De verdachte heeft in de periode van 6 juli 2022 tot en met 14 juli 2022 in Alkmaar verschillende slachtoffers benadeeld door hen te beroven van hun persoonlijke bezittingen, waarbij geweld is gebruikt. In totaal zijn er vier slachtoffers aangeduid in de tenlastelegging, waarbij de verdachte onder andere een tas, een telefoon en geld heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 3, 5 primair en 6, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral de impact van de straatroven op de slachtoffers en de onveiligheid die dergelijke misdrijven in de samenleving veroorzaken. De verdachte heeft geen blijk gegeven van empathie voor de slachtoffers en zijn gedrag tijdens de zitting werd als intimiderend ervaren. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers die direct schade hebben geleden door de daden van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om schadevergoedingsmaatregelen te treffen ten behoeve van de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/179061-22 (P)
Uitspraakdatum: 7 maart 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
thans gedetineerd in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Rienks en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. R. Kiewitt, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2022 tot en met 7 juli 2022 te Alkmaar, althans in Nederland, omstreeks 00:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, een of meerdere goederen, te weten € 600,00 contant geld en/of een creditcard en/of een identiteitsbewijs en/of een zonnebril en/of een horloge en/of parfum en/of Make up en/of een BH en/of een onderbroek, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door;
- aan de rugzak van die [slachtoffer 1] te trekken en/of
- die [slachtoffer 1] op de grond te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] (met zijn vuist) in het gezicht, althans tegen het hoofd, te stompen;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2022, te Alkmaar, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten aan de [straatnamen] omstreeks 22:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, een of meerdere goederen, te weten een (meerkleurige) tas en/of een (paarse) IPhone 11 en/of een HP Laptop en/of huissleutels en/of een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een Identiteitsbewijs en/of een ING pinpas en/of een Creditcard en/of een OV-chipkaart en/of € 50,00 contant geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door;
- aan de tas van [slachtoffer 2] te trekken en/of
- die [slachtoffer 2] een lang voorwerp van circa tussen de 30 en 40 centimeter te tonen en/of
- naar die [slachtoffer 2] te schreeuwen dat deze de tas los moest laten;
3.
hij op of omstreeks 14 juli 2022, te Alkmaar, althans in Nederland, op de openbare weg voor het [naam en straat], een of meerdere goederen, te weten een FUJI instant camera, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door;
- die [slachtoffer 3] toe te roepen dat zij haar spullen moest afstaan en/of
- aan de tas van die [slachtoffer 3] te trekken waardoor één van de hengsels van die
tas afbrak en [slachtoffer 3] en verdachte naar achteren vielen en/of
- een mes, althans een scherp voorwerp, bij zich te houden die (door de val) werd
getoond aan die [slachtoffer 3];
4.
hij op of omstreeks 6 juli 2022 te Alkmaar, althans in Nederland, tussen 23:25 en 23:34 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen, te weten een telefoon en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met dat opzet;
- op die [slachtoffer 4] af te lopen met een mes en/of
- in het Engels naar die [slachtoffer 4] agressief en boos te schreeuwen dat voornoemde [slachtoffer 4] diens telefoon en geld moest afstaan en/of
- [slachtoffer 4] uit te schelden met het woord “maricon” (Spaans voor homo) en/of
- het mes in de richting van die [slachtoffer 4] te bewegen en/of
- aan de haren van [slachtoffer 4] te trekken toen deze zei geen geld bij zich te
hebben en/of
- [slachtoffer 4] in de linker pols, althans in het lichaam, met het mes te steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in of omstreeks de periode 24 juni 2022 tot en met 25 juni 2022 te Alkmaar, althans in Nederland, een bankpas en/of meerdere geldbedragen (met een totale waarde van 63.23 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks 24 juni 2022 tot en met 25 juni 2022 te Alkmaar, althans in Nederland een bankpas en/of een Apple watch, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij op of omstreeks 5 juli 2022 te Alkmaar, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ramen van de woning (perceel gelegen aan de [adres]) van [slachtoffer 6], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de bewijsmiddelen voor de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten gebruikt kunnen worden als schakelbewijs voor dit feit, nu sprake is van eenzelfde modus operandi.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte bij gebrek aan bewijs moet worden vrijgesproken van de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de onder 3 en 6 ten laste gelegde feiten heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feiten 2 en 4
Feit 2
De stukken in het dossier bieden weliswaar aanknopingspunten voor betrokkenheid van de verdachte bij het onder 2 ten laste gelegde feit, maar deze aanknopingspunten zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om met zekerheid een conclusie te kunnen trekken over de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 13 juli 2022 heeft verbalisant [naam 1] een fietsende persoon gevolgd die mogelijk in verband zou kunnen worden gebracht met de beroving van aangeefster. Na de aanhouding van de verdachte, iets meer dan een etmaal later, heeft [naam 1] de verdachte herkend als zijnde die persoon die hij op 13 juli 2022 heeft gevolgd. Die herkenning is door [naam 1] niet onderbouwd met of toegelicht aan de hand van (bijvoorbeeld) specifieke lichaamskenmerken. Andere aanknopingspunten om de verdachte met de beroving in verband te brengen, biedt het dossier niet. Bij die stand van zaken biedt ook eventueel schakelbewijs onvoldoende grondslag om tot een bewezenverklaring te komen, zodat de verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
Feit 4
Overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsman, is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder 4 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 3, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering feit 5 primair
Op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank met betrekking tot het onder 5 primair ten laste gelegde feit het volgende vast.
Op de vroege ochtend van 25 juni 2022 is aangever [slachtoffer 5] aanwezig in [naam 2] Eethuis in Alkmaar. Met de pinpas van [slachtoffer 5] zijn daar vervolgens diverse betalingen verricht, te weten om 04:06, 04:55 en 04:56 uur. [slachtoffer 5] verklaart zelf dat hij één keer heeft betaald in het desbetreffende eethuis en dat hij daarna op enig moment bestolen is van onder meer zijn pinpas. Om 05:31 uur wordt met de pinpas van [slachtoffer 5] vervolgens een betaling verricht bij het [naam 3] Hotel in Alkmaar. Gelet op de camerabeelden van die transactie met de pinpas van [slachtoffer 5], de herkenningen van de verdachte op die camerabeelden door twee verbalisanten en de verklaring van de getuige [naam 4] dat zij én de verdachte op diezelfde camerabeelden te zien zijn, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte de persoon is geweest die om 05:31 uur in het [naam 3] Hotel in Alkmaar gebruik heeft gemaakt van de pinpas van [slachtoffer 5].
Gelet op het korte tijdsverloop (slechts iets meer dan een half uur) tussen de pintransacties in [naam 2] Eethuis en de pintransactie in het [naam 3] Hotel door de verdachte met de pinpas van [slachtoffer 5], kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte degene is die de pinpas van [slachtoffer 5] heeft gestolen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 3, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 6 juli 2022 te Alkmaar, € 600,00 contant geld en een creditcard en een identiteitsbewijs en een zonnebril en een horloge en parfum en Make up en een BH en een onderbroek, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- aan de rugzak van die [slachtoffer 1] te trekken en
- die [slachtoffer 1] op de grond te duwen en
- die [slachtoffer 1] (met zijn vuist) in het gezicht te stompen;
3.
hij op 14 juli 2022, te Alkmaar, op de openbare weg, een FUJI instant camera, die aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen
[slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer 3] toe te roepen dat zij haar spullen moest afstaan en
- aan de tas van die [slachtoffer 3] te trekken waardoor één van de hengsels van die
tas afbrak en [slachtoffer 3] en verdachte naar achteren vielen;
5.
hij op tijdstippen op 25 juni 2022 te Alkmaar, een bankpas en geldbedragen, die aan [slachtoffer 5] toebehoorden heeft weggenomen, telkens met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op 5 juli 2022 te Alkmaar, opzettelijk en wederrechtelijk ramen van de woning (perceel gelegen aan de [adres]) van [slachtoffer 6], heeft vernield.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1.
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
3.
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
5. primair
diefstal, meermalen gepleegd
6.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de omstandigheid dat de verdachte graag naar Aruba wil en dat hij daar een sociaal netwerk heeft. Met betrekking tot het al dan niet opleggen van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan twee straatroven. Hierbij heeft hij in beide gevallen aan de tassen van de slachtoffers getrokken. Verder heeft de verdachte het ene slachtoffer tegen de grond geduwd en haar een aantal vuistslagen in haar gezicht gegeven, waarna hij met haar tas is weggerend. Met het andere slachtoffer is de verdachte in een worsteling geraakt, waarbij zowel de verdachte als het slachtoffer ten val zijn gekomen.
Dergelijke straatroven zijn voor de slachtoffers traumatische ervaringen, waar zij nog lang last van kunnen hebben. Zo is ook gebleken uit de verklaring die één van de slachtoffers ter terechtzitting heeft afgelegd. Straatroven kunnen bovendien leiden tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving, nu ze in de openbaarheid plaatsvinden. De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij de straatroven heeft gepleegd en dat hij zich op geen enkel moment heeft bekommerd om de slachtoffers. Ook het intimiderende gedrag van de verdachte tijdens de zitting in de richting een van de twee slachtoffers weegt de rechtbank ten nadele van de verdachte mee bij het bepalen van een straf. Dat geldt ook voor de onverschilligheid die hij ter zitting liet zien.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een pinpas. Vervolgens heeft hij met die pas meerdere betalingen gedaan. De diefstal van een pinpas veroorzaakt voor het slachtoffer financieel nadeel en ongemak. Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een vernieling van ramen van een woning. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij verhaal kwam halen bij het slachtoffer, omdat het slachtoffer de vriendin van de verdachte onheus zou hebben bejegend. Omdat het slachtoffer een oudere man zou zijn geweest, zou hij “enkel” de ruiten van de woning van het slachtoffer hebben ingeslagen. Dit moet beangstigend zijn geweest voor het in de woning aanwezige slachtoffer. Bovendien heeft de verdachte met zijn handelen schade en overlast veroorzaakt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, van 22 december 2022 en de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten van 27 december 2022 en 27 januari 2023 van [naam 5], als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Gelet op de processtukken en de opstelling van de verdachte ter terechtzitting, maakt de rechtbank zich grote zorgen over de persoon van de verdachte. De proceshouding van de verdachte getuigt van een volstrekte desinteresse en een volkomen gebrek aan empathie. Ter terechtzitting heeft hij het slachtoffer van het onder 3 bewezenverklaarde feit geïntimideerd. De zorgen van de rechtbank hebben daarnaast ook betrekking op het grote gevaar op herhaling dat uit het gedrag van de verdachte moet worden afgeleid.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Gelet op de proceshouding van de verdachte, in combinatie met zijn stellige mededeling niet mee te zullen werken aan enige bijzondere voorwaarde, zal de rechtbank niet de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden overnemen.

7.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.438,04 ingediend tegen de verdachte, wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
7.2
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 617,77 ingediend tegen de verdachte, wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit een camera, een tas en smartengeld.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, welke tot op heden worden begroot op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.3
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.873,36 ingediend tegen de verdachte, wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de volgens de aangifte weggenomen voorwerpen, de met de pas van [slachtoffer 5] betaalde geldbedragen, de kosten voor vervanging van het rijbewijs en de pinpas en smartengeld.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 63,83 rechtstreeks
voortvloeit uit het onder 5 primair bewezen verklaarde feit. Dit bedrag is opgebouwd uit de pinbetalingen die de verdachte heeft gedaan met de pinpas van de benadeelde partij. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag vanaf 25 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaard. Ten aanzien van de kosten voor de vervanging van de pinpas is de rechtbank van het oordeel dat deze onvoldoende zijn onderbouwd, aangezien het gevorderde bedrag van € 75,70 ziet op zowel de kosten van een rijbewijs en de pinpas en het bijgevoegde bankafschrift ziet op een bedrag van € 75,70 dat is betaald bij de Sector Publiekzaken (de rechtbank begrijpt: van de gemeente Alkmaar). De overige gestelde materiële schade, waaronder dus ook voornoemd rijbewijs, ziet op voorwerpen waarvan de diefstal niet aan de verdachte ten laste is gelegd, waardoor ook deze schade reeds op die grond niet voor toewijzing in aanmerking komt. Ten aanzien van de gestelde immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank het rechtstreeks verband onvoldoende onderbouwd wat betreft het onder 5 primair bewezen verklaarde feit.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, welke tot op heden worden begroot op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 5 primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal, meermalen gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 57, 63, 310, 312, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 en 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 3, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 3, 5 primair en 6 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 617,77, bestaande uit € 117,77 als vergoeding voor de materiële en € 500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 617,77, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 5]geleden schade tot een bedrag van
€ 63,83, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 5], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 5] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 63,83, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. E.G. van Roest en mr. J.J. Veldheer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.T. Sluis en mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 maart 2023.