ECLI:NL:RBNHO:2023:2084
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vermindering of kwijtschelding van ontnemingsbedrag afgewezen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot vermindering of kwijtschelding van een ontnemingsbedrag dat aan de verzoeker was opgelegd. De verzoeker had in 2014 een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen van € 102.846,50, welke onherroepelijk werd na een uitspraak van de Hoge Raad in 2015. Sinds 2016 heeft de verzoeker een betalingsregeling van € 100,- per maand getroffen, maar het CJIB heeft aangegeven dat het huidige betaaltempo te laag is voor totale aflossing. De verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij momenteel als stukadoor werkt, maar dat deze werkzaamheden te zwaar voor hem zijn en dat hij in de toekomst mogelijk niet meer in staat zal zijn om deze werkzaamheden uit te voeren. Hij heeft ook een aanbod gekregen voor een baan in de paardensport in Tsjechië, maar deze werkgever heeft als voorwaarde gesteld dat de verzoeker geen lopende justitiële schulden meer heeft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker momenteel in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen en dat er geen overtuigend bewijs is dat hij in de toekomst geen perspectief heeft op een betaalde baan. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij nu en in de toekomst betalingsonmacht zal hebben. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot vermindering of kwijtschelding van de ontnemingsmaatregel afgewezen. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.