ECLI:NL:RBNHO:2023:2084

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
22/029467
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vermindering of kwijtschelding van ontnemingsbedrag afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot vermindering of kwijtschelding van een ontnemingsbedrag dat aan de verzoeker was opgelegd. De verzoeker had in 2014 een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen van € 102.846,50, welke onherroepelijk werd na een uitspraak van de Hoge Raad in 2015. Sinds 2016 heeft de verzoeker een betalingsregeling van € 100,- per maand getroffen, maar het CJIB heeft aangegeven dat het huidige betaaltempo te laag is voor totale aflossing. De verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij momenteel als stukadoor werkt, maar dat deze werkzaamheden te zwaar voor hem zijn en dat hij in de toekomst mogelijk niet meer in staat zal zijn om deze werkzaamheden uit te voeren. Hij heeft ook een aanbod gekregen voor een baan in de paardensport in Tsjechië, maar deze werkgever heeft als voorwaarde gesteld dat de verzoeker geen lopende justitiële schulden meer heeft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker momenteel in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen en dat er geen overtuigend bewijs is dat hij in de toekomst geen perspectief heeft op een betaalde baan. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij nu en in de toekomst betalingsonmacht zal hebben. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot vermindering of kwijtschelding van de ontnemingsmaatregel afgewezen. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Raadkamernummer: 22/029467
Datum: 21 februari 2023
Beslissing van de meervoudige (openbare) raadkamer op het verzoek op grond van artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum- en plaats],
wonende te [adres].
(hierna te noemen: de verzoeker)

De feiten

Het gerechtshof Amsterdam heeft aan de verzoeker bij arrest van 28 mei 2014 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de Staat van € 102.846,50. Deze ontnemingsmaatregel is onherroepelijk geworden nadat op 19 mei 2015 de Hoge Raad de verzoeker niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn cassatieberoep.
Op 7 augustus 2015 heeft het CJIB deze ontnemingsmaatregel ter executie overgedragen gekregen. In september 2016 is met de verzoeker een betalingsregeling van € 100,- per maand overeengekomen. In september 2018 en maart 2021 heeft het CJIB opnieuw betalingsregelingen toegestaan van € 100,- per maand.
Tot op heden houdt de verzoeker zich aan de voorwaarden van de regeling. Op 30 januari 2023 is het openstaande bedrag € 94.446,50. De meest recent ontvangen betaling dateert van 21 januari 2023 en betrof € 100,-.

De procedure

Het verzoekschrift is op 23 december 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen. De advocaat van de verzoeker heeft daarbij op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
Het CJIB heeft op 30 januari 2023 gereageerd op het verminderingsverzoek van de verzoeker. Het CJIB deelt daarbij het volgende mee:
Het CJIB ziet in dat het huidige betaaltempo (veel) te laag is voor totale aflossing. Onder meer om die reden wil het CJIB periodiek de financiële situatie van verzoeker toetsen. Met andere woorden: het enkele feit dat het huidige betaaltempo te traag is, is geen reden om de betalingsplicht te verminderen of kwijt te schelden. Evenmin lijkt vast te staan dat het inkomen van verzoeker niet meer stijgt. Hij geeft immers zelf aan een andere baan te kunnen krijgen.
Een strikte toets aan de wettelijke criteria van artikel 6:6:26 Sv kan volgens het CJIB dan ook niet leiden tot honorering van dat verzoek. Wel is het CJIB bekend met een in de rechtspraktijk ontstaan ander criterium. Indien een betrokkene een ruime periode naar maximaal vermogen betaalt, zonder dat er zicht is op afbetaling, wordt onverkorte executie van de maatregel punitief van aard en niet lager reperatoir. In dat geval schiet de inning het wettelijk doel van een ontnemingsmaatregel voorbij. Verzoeker lijkt (ook) een beroep te doen op dit criterium. Verzoeker heeft in maart 2016 de eerste betaling verricht en betaalt nu dus bijna zeven jaar maandelijks€ 100,-. Hoewel het CJIB niet overtuigd is dat verzoeker structureel onmachtig is enige betaling te voldoen, kan het CJIB zich vinden in een reductie van de betalingsplicht. Het CJIB staat niet afwijzend tegen (gedeeltelijke) toewijzing van het verzoek.
De rechtbank heeft op 7 februari 2023 het verzoek op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de verzoeker, de advocaat, mr. K.J. Zeegers en de officier van justitie gehoord.

Het verzoek

Het verzoek strekt tot kwijtschelding, althans vermindering van de aan de verzoeker ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel opgelegde verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag.
De verzoeker en zijn raadsman hebben het verzoek ter zitting nader toegelicht. De verzoeker werkt momenteel als stukadoor. Met dit werk kan hij € 100,- per maand afbetalen. Het stukadoorswerk is vanwege zijn fysieke conditie echter te zwaar voor hem en te verwachten is dat hij dit steeds minder goed zal kunnen uitvoeren. Terugbetaling van het volledige bedrag zal voor de verzoeker dan ook onmogelijk zijn. Tot het einde van de executietermijn kan met de huidige betalingsregeling maximaal een bedrag van € 7.600,- worden afbetaald.
Daarnaast is aangevoerd dat de verzoeker heeft een baan aangeboden heeft gekregen in de paardensport bij een bedrijf in Tsjechië. Een voorwaarde die deze werkgever heeft gesteld is dat de verzoeker geen lopende justitiële schulden meer heeft. Deze werkgever is bereid om een bedrag van € 5.000,- bestaande uit toekomstig loon aan de verzoeker voor te schieten, zodat hij dit ineens kan afbetalen aan het CJIB. Het verschil tussen dit bedrag en het bedrag dat door de verzoeker tot het einde van de executietermijn maximaal worden afbetaald, bedraagt slechts € 2.600,-, terwijl kwijtschelding van een deel van de ontnemingsmaatregel veel zou betekenen voor het leven van de verzoeker.
Het verzoek is dan ook het restant van de aan de verzoeker opgelegde ontnemingsmaatregel te verminderen tot een bedrag van € 5.000,-.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen.
Daarbij is betoogd dan een strikte toepassing van de wettelijke criteria niet kan leiden tot toewijzing van het verzoek en dat het, ook na contact met het CJIB, niet duidelijk is geworden op welke wijze het CJIB in dit specifieke geval ruimte ziet voor (gedeeltelijke) toewijzing van het verzoek. De stand van zaken is dat de verzoeker in staat blijkt te werken, dat hij daarmee een inkomen genereert en middels een betalingsregeling betaalt hij de ontnemingsmaatregel af. Concluderend stelt de officier van justitie dat niet is gebleken dat het niet kunnen aannemen van de aan de verzoeker aangeboden baan in de paardensport onvermijdelijk leidt tot een situatie van (toekomstige) betalingsonmacht bij de verzoeker.

De beoordeling

Op grond van artikel 6:6:26 Sv kan de rechter die de betalingsverplichting heeft opgelegd op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de verzoeker het vastgestelde bedrag verminderen of kwijtschelden, of bevelen dat een reeds betaald of verhaald bedrag geheel of gedeeltelijk wordt teruggegeven of aan een derde wordt uitgekeerd.
De rechtbank stelt voorop dat, om in aanmerking te komen voor kwijtschelding dan wel vermindering van de opgelegde betalingsverplichting, op de verzoeker de verplichting rust om gemotiveerd en met bewijsstukken onderbouwd aannemelijk te maken dat nu en in de toekomst bij de verzoeker geen draagkracht aanwezig is en zal zijn om het te betalen bedrag te voldoen.
De rechtbank stelt het volgende vast. De verzoeker is 52 jaar en verdient momenteel een inkomen als stukadoor. De verzoeker heeft met het CJIB een betalingsregeling getroffen van € 100,- per maand en de verzoeker komt deze betalingsverplichting ook na. De verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij in de afgelopen 35 jaar – onder meer in zijn familiebedrijf dat thans niet meer bestaat - veel expertise heeft opgebouwd als trainer pikeur in de paardensport, zowel in Nederland als in meerdere buitenlanden. Ter zitting heeft de verzoeker desgevraagd verklaard mogelijk nog wel in de paardenbranche terecht te kunnen, maar er in Nederland tegenaan loopt dat hij een strafrechtelijke verleden heeft. Dat is volgens de verzoeker ook de reden dat hij nu stukadoor is. De verzoeker heeft dit verder niet onderbouwd. Dit en het feit dat de verzoeker momenteel in staat is aan zijn betalingsverplichting te voldoen, maakt dat het de rechtbank niet aannemelijk is geworden dat de verzoeker nu en in de toekomst geen perspectief zou hebben op een betaalde baan - al dan niet in het buitenland en zonder dat daar voorwaarden aan worden gesteld - en dat sprake zou zijn van een situatie van (permanente) betalingsonmacht. De rechtbank ziet om die reden geen aanleiding nu tegemoet te komen aan het verzoek de betalingsverplichting te verminderen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat op grond van (de toelichting op) het verzoekschrift en de door de verzoeker ter zitting afgelegde verklaring onvoldoende aannemelijk is geworden dat nu en in de toekomst bij de verzoeker sprake van betalingsonmacht is en zal zijn. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Deze beslissing is gegeven door de meervoudige raadkamer,
mr. A. Buiskool, voorzitter,
mrs. M.E. Allegro en D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. ten Klooster, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.