ECLI:NL:RBNHO:2023:2052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
C/15/328981 / FA RK 22-2738
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.C. Engels, heeft verzocht om het gezamenlijk gezag te wijzigen naar eenhoofdig gezag, omdat de vader niet meer bereikbaar is en niet op verzoeken van de moeder reageert. De procedure begon met een verzoekschrift van de moeder op 10 juni 2022, gevolgd door een aanvullend verzoek op 20 oktober 2022. De behandeling vond plaats op 25 oktober 2022 en werd voortgezet op 19 januari 2023, waarbij de vader niet verscheen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die het noodzakelijk maken om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De minderjarigen hebben al geruime tijd geen contact meer met de vader, die niet op de verzoeken van de moeder reageert. De moeder heeft aangegeven dat zij in het belang van de kinderen niet kan blijven wachten op de vader's toestemming voor belangrijke beslissingen, zoals medische behandelingen en identiteitsdocumenten. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook geadviseerd om de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten, gezien de situatie.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van de minderjarigen is en heeft de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/328981 / FA RK 22-2738
Beschikking van 9 maart 2023 betreffende gezag
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.J.C. Engels, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de vader.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 10 juni 2022;
- het aanvullende verzoekschrift, met bijlage, van de moeder, ingekomen op 20 oktober 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2022 en is toen aangehouden, gelet op het kort voor de zitting ingediende aanvullende verzoekschrift en het feit dat de vader niet is verschenen.
De behandeling van de zaak is voortgezet op de zitting van 19 januari 2023 in aanwezigheid van de moeder bijgestaan door mr. J. Brouwer namens mr. J.J.C. Engels en [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]
hebben hun mening kenbaar gemaakt in e-mail berichten van 16 oktober 2022 en 11 januari 2023.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2013.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
Het gezamenlijk gezag over de minderjarigen is na de echtscheiding in stand gebleven. De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen is bij de moeder.
2.3.
Blijkens proces-verbaal zitting in kort geding van 22 juli 2022, houdende uitvoerbaar bij voorraad verklaard mondeling vonnis, is aan de moeder, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vader, toestemming verleend voor het aanvragen van een identiteitskaart ten behoeve van de minderjarigen.
2.4.
De minderjarige [de minderjarige 1] heeft onder toezicht gestaan van 2009 tot 29 juni 2021 met een onderbreking van 28 januari 2010 tot 27 december 2012. De minderjarige [de minderjarige 2] heeft onder toezicht gestaan van 2009 tot 29 september 2020 met een onderbreking van 28 januari 2010 tot 27 december 2012.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft in het inleidende verzoekschrift verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een identiteitskaart voor de minderjarigen.
3.2.
In het aanvullende verzoekschrift heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het gezag over de minderjarigen te wijzigen, in die zin dat voortaan het gezag over de minderjarigen alleen aan haar toekomt.
3.3.
Ter onderbouwing van het aanvullende verzoek heeft de moeder het volgende aangevoerd. De moeder heeft in het verleden telkens geprobeerd contact te hebben met de vader over de minderjarigen en hem te informeren over belangrijke ontwikkelingen in hun leven. De vader heeft echter op enig moment aangegeven niet te wensen dat de moeder contact met hem opneemt. Er is sprake geweest van een door de GI begeleide verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (verder: zorgregeling) tussen de vader en de minderjarigen. Na een daartoe strekkend verzoek van de vader hebben de minderjarigen al jarenlang geen enkel contact meer met de vader, nadat de GI, na een incident tussen de vader en [de minderjarige 2] , deze zorgregeling had stopgezet. De minderjarigen voelen zich afgewezen door de vader. Blijkens voormeld proces-verbaal in kort geding is inmiddels vervangende toestemming verleend voor het aanvragen van een identiteitskaart, zodat de moeder met de minderjarigen op vakantie kon gaan.
Het gezamenlijk gezag kan in het belang van de minderjarigen niet langer voortduren. De vader reageert op geen enkel verzoek van de moeder en ook in gerechtelijke procedures laat hij verstek gaan. Van de moeder kan niet worden verlangd dat zij telkens een procedure moet voeren als de vader zijn toestemming weigert te geven. Op die manier kan zij de belangen van de minderjarigen niet op een adequate wijze behartigen. De minderjarigen raken hierdoor klem en verloren tussen de ouders. Voorafgaand aan de door de vader ingelaste radiostilte verkeerden de ouders langdurig in een conflictsituatie over alle zaken die de minderjarigen aangingen, zoals de kinderbijdrage en het nadere vormgeven van een zorgregeling. Daarom is destijds ook een ondertoezichtstelling uitgesproken. Nu de gedwongen hulpverlening is afgerond ziet de moeder zich geconfronteerd met de noodzaak tot het hebben van contact met de vader over zaken voor de minderjarigen, zoals de aanvraag c.q. verlenging van identiteitsbewijzen, het regelen van een operatie voor [de minderjarige 1] en het kiezen van haar vervolgopleiding. Deze ongewenste situatie, met alle spanningen en onrust van dien, is niet in het belang van de minderjarigen, laat staan dat het niet voorzienbaar is dat de vader nog betrokken wil zijn bij het gezin, getuige zijn houding evenals zijn uitlatingen in het verleden.

4.Verweer

4.1.
De vader heeft, door niet te verschijnen, het aanvullende verzoek van de moeder onweersproken gelaten.
Standpunt Raad
4.2.
De Raad heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. In 2019 vond de Raad ook al dat het beter zou zijn als de moeder zou worden belast met het eenhoofdig gezag. De Raad kan instemmen met het (aanvullende) verzoek van de moeder. De vader heeft voldoende kansen gehad en hij weet niets (meer) over de minderjarigen. Het zou goed zijn als de moeder de vader blijft informeren over de minderjarigen. Dan weet de vader in ieder geval iets over hen.

5.De beoordeling

vervangende toestemming aanvragen identiteitskaart voor de minderjarigen
5.1.
De moeder heeft dit verzoek ter zitting ingetrokken. Daarmee behoeft dit onderdeel geen verdere bespreking.
gezag
5.2.
Ingevolge artikel 253n, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3.
Niet in geschil is dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n, eerste lid, BW.
5.4.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, BW van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen en één van beide ouders met het gezag over een kind kan belasten, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.5.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg ter zake en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarigen kunnen voordoen, zodanig dat de minderjarigen niet klem of verloren raken tussen de ouders.
5.6.
De rechtbank concludeert uit de stukken en hetgeen door de moeder op beide zittingen naar voren is gebracht dat de vader al geruime tijd niet bereikbaar is voor de moeder en dat zodoende de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag van de ouders ontbreekt. Daarmee bestaat het risico dat de beslissingen over de minderjarigen, bijvoorbeeld over de schoolkeuze of medisch handelen, niet in het vereiste tempo genomen kunnen worden. De moeder loopt momenteel al tegen praktische problemen aan, zoals bij een operatie van [de minderjarige 1] aan haar knieën en de aanvraag van een identiteitskaart voor de minderjarigen voor een vakantie. Er zijn geen aanwijzingen dat partijen in de nabije toekomst wel weer op ouderniveau met elkaar zullen kunnen overleggen over de minderjarigen. Hiervoor is redengevend dat de vader jaren geleden ervoor heeft gekozen geen contact meer te willen hebben met de moeder en dat er sindsdien ook geen enkel contact meer is geweest tussen de moeder en de vader, anders dan dat de moeder de vader via e-mails op de hoogte houdt van ontwikkelingen ten aanzien van de minderjarigen, maar dat op die berichten op geen enkele manier een reactie van de vader komt.
5.7.
Gelet op het voorgaande en het feit dat de vader door niet te verschijnen het verzoek onweersproken heeft gelaten, acht de rechtbank het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en de moeder overeenkomstig haar verzoek met het eenhoofdig gezag zal worden belast.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarigen
[de minderjarigen]:
-
[de minderjarige 1] ,geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
wordt beëindigd en dat de moeder, [de moeder] , alleen het gezag over de minderjarigen toekomt;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Friedberg, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.