Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] ,
1.Verloop van de procedure
3.Verzoek
‘ [huidige naam] ’ in ‘ [gewenste naam] ’.
Voorts verzoekt de moeder de door de vader noodzakelijke toestemming te vervangen
op de voet van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
is volgens de moeder niet voldoende, aangezien de minderjarige er last van ondervindt zodra ze met haar officiële voornamen wordt geconfronteerd. De minderjarige zal de komende jaren de route via de genderpoli volgen. De moeder meent dat de minderjarige in haar gevoel van identiteit zal worden gesterkt als haar voornamen worden gewijzigd. Volgens de moeder wordt de naam [gewenste naam] – zij het sporadisch – in Nederland als voornaam gebruikt; de naam komt bij personen van zowel het mannelijk als het vrouwelijk geslacht voor. Verder heeft de minderjarige de wens om de naam [tweede naam] aan te nemen als tweede voornaam, omdat zij dit een mooie, mannelijke voornaam vindt. Gezien het voorgaande meent de moeder een zwaarwichtig belang bij het verzoek tot voornaamswijziging te hebben, en verzet het bepaalde in artikel 1:4 BW zich daar niet tegen.
4.Mening van de minderjarige
De minderjarige heeft een doorverwijzing gekregen naar de genderkliniek UMC in Amsterdam en ziet niet tegen het vervolgtraject op.
5.Standpunt van de vader en visie van de Raad
De vader wil de minderjarige de ruimte geven, maar is bang dat zij spijt gaat krijgen van een naamswijziging. Na het bereiken van de meerderjarige leeftijd kan zij hier zelf over beslissen. Tot die tijd is de vader nog verantwoordelijk en wil hij dat ze haar huidige voornamen houdt.
Verder heeft de vader te kennen gegeven dat hij graag zijn verantwoordelijkheid wil nemen en betrokken wil worden in het leven van de minderjarige. Op dit moment heeft hij het gevoel buitenspel te staan.
6.Beoordeling
De gevraagde voornamen mogen ingevolge artikel 1:4, tweede lid, BW niet ongepast zijn of overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen, tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn. Ook dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan bij het verzoek.
Voornamen zijn een middel om personen binnen hun familie en in het maatschappelijk verkeer te identificeren. Daarom vallen voornamen onder het begrip privéleven en familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. Dat betekent dat in beginsel inmenging van enig openbaar gezag niet is toegestaan. Niet iedere regulering houdt echter ook een inmenging in. Steeds dient in dit verband te worden onderzocht of er sprake is van een “fair balance” tussen enerzijds de belangen van het individu en anderzijds de belangen van de staat, waarbij niet uit het oog kan worden verloren dat de staat een zekere mate van beoordelingsvrijheid toekomt. Bepalend bij de vraag of een weigering om een bepaalde voornaam toe te kennen een ongeoorloofde inmenging oplevert, is de mate van ongemak/overlast (“the degree of inconvenience”) die de betrokkene hiervan ondervindt. Daarbij dienen alle feiten en omstandigheden te worden meegewogen, waaronder ook de vraag of het voor de betrokkene feitelijk toch mogelijk is de gewenste voornaam te voeren.
Duidelijk is geworden dat de minderjarige een bestendige wens tot geslachtsverandering heeft en veel ongemak ervaart van haar huidige voornamen. De minderjarigen associeert de voornamen ‘ [huidige naam] ’ met een meisje, terwijl zij zich een jongen voelt.
De minderjarige heeft inmiddels een doorverwijzing gekregen voor de genderkliniek UMC in Amsterdam en zal daar naar verwachting een traject van geslachtsverandering ingaan.
De rechtbank heeft de overtuiging dat het een weloverwogen keuze van de minderjarige is om haar voornamen te wijzigen in ‘ [gewenste naam] ’. De rechtbank acht het belangrijk dat de voornamen van de minderjarige aansluiten bij hoe zij zich voelt en identificeert, en verwacht dat dit helpend zal zijn bij het proces dat de minderjarige gaat doorlopen.
Aangezien het openbaar belang zich niet verzet tegen de verzochte wijziging van de voornamen, zal het verzoek van de moeder worden toegewezen.
Een onderzoek door de Raad acht de rechtbank niet nodig.
7.Beslissing
van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] , voorkomende in de registers van de burgerlijke stand over het jaar 2006,
in die zin dat de voornamen van de op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] geboren ‘ [huidige naam] ’ [geslachtsnaam] zullen worden gewijzigd in ‘ [gewenste naam] ’;