ECLI:NL:RBNHO:2023:1922

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
10038714 CV EXPL 22-4729
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuur van fietsen en annuleringsovereenkomst tussen twee bedrijven

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf 1], een onderneming die zich bezighoudt met fietsverhuur, en [bedrijf 2], een groothandel in ferrometalen. De zaak betreft een overeenkomst tot verhuur van fietsen voor een evenement, waarbij [bedrijf 1] een offerte heeft uitgebracht die door [bedrijf 2] is geaccordeerd. De kern van het geschil draait om de annulering van deze overeenkomst door [bedrijf 2] en de vraag of deze annulering tijdig en rechtsgeldig was.

[bedrijf 1] heeft [bedrijf 2] gedagvaard na een annulering van de overeenkomst op 19 augustus 2021, terwijl de afgesproken annuleringstermijn op 17 augustus 2021 lag. [bedrijf 1] vorderde betaling van annuleringskosten ter hoogte van 50% van de geoffreerde prijs, omdat [bedrijf 2] de annulering te laat had doorgegeven. [bedrijf 2] betwistte de vordering en voerde aan dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen, omdat de vertegenwoordiger [werknemer] niet bevoegd zou zijn geweest om de overeenkomst aan te gaan.

De kantonrechter oordeelde dat er wel degelijk een overeenkomst tot stand was gekomen en dat [bedrijf 2] zich niet kon beroepen op onbevoegde vertegenwoordiging. De rechter concludeerde dat de annulering niet tijdig was en dat [bedrijf 2] de annuleringskosten moest betalen. Daarnaast werden de proceskosten en de contractuele rente toegewezen aan [bedrijf 1]. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak bevestigt het belang van duidelijke communicatie en tijdige annulering in zakelijke overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 10038714 CV EXPL 22-4729
datum uitspraak: 8 maart 2023
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser], handelend onder de naam
[bedrijf 1]
wonende en zaakdoende te Breda
eiser
hierna te noemen: [bedrijf 1]
gemachtigde: mr. F.C.H. Blom
tegen
[bedrijf 2]
gevestigd te Haarlem
gedaagde
hierna te noemen: [bedrijf 2]
gemachtigde: mr. A.I. Keur

1.De procedure

1.1. 2
[bedrijf 1] heeft [bedrijf 2] gedagvaard op 4 augustus 2022. [bedrijf 2] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 26 oktober 2022 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 30 januari 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1. 2
[bedrijf 1] is een onderneming die zich bezighoudt met fietsverhuur en bijbehorende belevenissen. [bedrijf 2] houdt zich bezig met algemene metaalbewerking en is een groothandel in ferrometalen en halffabrikaten.
2.2.
[werknemer] , werkzaam bij [bedrijf 2] (hierna: [werknemer] ), heeft [bedrijf 1] via het e-mailadres [werknemer] op enig moment benaderd met het verzoek een offerte toe te sturen voor de verhuur van fietsen. De fietsen waren bestemd om te worden verhuurd op een beoogde ‘Formule 1-camping’ op het terrein van voetbalvereniging SV Terrasvogels in Santpoort-Zuid voor de periode 2 tot en met 6 september 2021.
2.3.
Op 7 juli 2021 schrijft [eiser] (hierna: [eiser] ) het volgende aan [werknemer] :
“(..)
Het had even wat voeten in de aarde maar ik heb alle antwoorden binnen en heb daarom nu de mogelijkheid om een offerte voor u op te stellen:
We kunnen u de volgende aantallen leveren:
ebike 95
stadsfiets met minimaal 3 versnellingen 305(..)
totaalprijs inclusief 21% btw: € 27.250,00
extra voorwaarden:
(..)
Voor bedrijven/organisaties:
Tot 3 weken voor de opdracht kunt u kosteloos annuleren of verminderen. Tussen 3 week en 1 week voor de opdracht berekenen we 50% van het (deel van het) geannuleerde. Binnen 1 week voor de opdracht berekenen we 100% van het geannuleerde. (..)”
2.4.
In zijn e-mail van 15 juli 2021 bevestigt [werknemer] dat de onder 2.3 genoemde offerte akkoord is.
2.5.
Op 9 augustus 2021 heeft de volgende e-mailwisseling plaatsgevonden tussen bovengenoemde partijen:
(..) [werknemer] :
“(..) Bij deze de reminder zoals net telefonisch besproken:
Graag tot dinsdag 17 augustus ’21 de tijd om te cancelen. :)
[eiser] :
“(..)
Hierbij bevestig ik de mogelijkheid voor jullie om uiterlijk tot 17 augustus te annuleren.
Laten we duimen dat het wel door mag gaan met publiek. (..)”
2.6.
Vervolgens hebben partijen op 17 augustus 2021 om 22.10 respectievelijk 22.15 het volgende e-mailcontact gehad:
(..) [eiser] :
“Kun je me aangeven of jullie door gaan met de camping en wat voor aantallen we al aan mogen denken?”
[werknemer] :
“Morgen hoort iedereen met tickets of ze heen mogen ivm maatregelen corona. Wij hebben besloten om het tot vrijdag de kans te geven voor mensen om een tent te boeken. Mogen wij tot die tijd beslissen? Zo niet kunnen wij het risico niet nemen en is het bij deze gecanceld.
Hoop op je begrip, lastige situatie is het.”
2.7.
Op 20 augustus 2021 heeft [eiser] [werknemer] per e-mail het volgende bericht:
“Hoe jammer is het dat jullie 19 augustus 2021 besloten de hele camping en de daarbij horende fietsverhuur te annuleren. Iets wat wij fietsverhuurders absoluut niet zagen aankomen omdat er van jullie zijde steeds om uitstel gevraagd werd om de juiste aantallen te kunnen bepalen. In plaats van de datum 12 augustus 2021 als uiterlijk moment om gratis te kunnen wijzigen of annuleren (3 weken voor 2 september 2021), hebben we dit op jullie verzoek uitgesteld in eerste instantie tot zaterdag 14 augustus 2021 i.v.m. de persconferentie van de premier omtrent de doorgang van de race. Vervolgens hebben we het ultimatum nog eens uitgesteld op jullie verzoek tot dinsdag 17 augustus 2021 21 uur om mensen de kans te geven om een plekje op de camping en een fiets te boeken. En op dinsdag 17 augustus 2021 willen jullie nog eens uitstel tot vrijdag 2021. Vervolgens krijgen we op 19 augustus 2021 een telefoontje van jullie zijde dat de hele camping en verhuur wordt afgeblazen.
Met 3 bedrijven hebben we al onze stadsfietsen en e-bikes al die tijd voor jullie vrijgehouden en heel veel andere aanvragen afgehouden en zijn we heel flexibel geweest in het uitstellen. Aangezien de formule-1 race wel doorgaat, zien wij geen reden om dit zo plots af te blazen. We kunnen dan ook niet anders beslissen dan om de 50% annuleringskosten over de opdracht nu toch in rekening te brengen. Ik zal hiervoor een factuur opstellen en deze aan het adres in jullie e-mailhandtekening versturen per e-mail.”
2.8.
Op 20 augustus 2021 heeft [bedrijf 1] een factuur van € 13.625,00 inclusief btw verstuurd naar [bedrijf 2]
2.9.
In zijn e-mail van 25 augustus 2021 heeft [directeur] , managing directeur van [bedrijf 2] (hierna: [directeur] ), [eiser] het volgende geschreven:
“(..) Zoals besproken stellen wij ons op het standpunt dat wij 17 aug ’21 doorgegeven hebben dat wij geen gebruik maken van de offerte, aangezien wij tot deze datum van 2 [bedrijf 1] daar de mogelijkheid voor hebben gekregen (..). Door de omstandigheden rondom het hele evenementen gebeuren is het helaas niet tot een Pop up camping gekomen. (..)”
2.10.
Op 29 september 2021 heeft [bedrijf 1] een eerste sommatie gestuurd voor de onder 2.8 opgenomen factuur.
2.11.
Op 30 september 2021 heeft [controller] , business controller bij [bedrijf 2] , [bedrijf 1] als volgt bericht:
“Wij hebben uw factuur niet in behandeling genomen. Er zijn geen fietsen gehuurd/geleverd. Er is een optie geweest om fietsen te huren, dit is op tijd geannuleerd. (..)”

3.De vordering en het verweer

3.1. 2
[bedrijf 1] vordert (samengevat) veroordeling van [bedrijf 2] tot betaling van een bedrag van € 13.625,00 aan hoofdsom vermeerderd met rente en kosten.
3.2. 2
[bedrijf 1] heeft ten aanzien van haar verzoeken – samengevat – het volgende naar voren gebracht. [bedrijf 2] heeft de door [bedrijf 1] op 7 juli 2021 uitgebrachte offerte op 15 juli 2021 geaccordeerd. De mogelijkheid om deze offerte te annuleren is na overleg tussen partijen verlengd uiterlijk tot 17 augustus 2021. [bedrijf 2] heeft de offerte uiteindelijk te laat geannuleerd, namelijk
op17 augustus 2021 in plaats van daarvoor. Conform de in de opgenomen voorwaarden is [bedrijf 2] in verband met de te late annulering 50% van de geoffreerde kosten verschuldigd. Dit komt neer op een bedrag van € 13.625,00. [bedrijf 2] heeft de door [bedrijf 1] naar aanleiding hiervan verstuurde factuur ten onrechte onbetaald gelaten. [bedrijf 2] verkeert dan ook in verzuim. Primair vordert [bedrijf 2] betaling van het openstaande bedrag op grond van artikel 6:74 BW. Subsidiair grondt zij haar vordering op artikel 7:411 lid 1 BW.
3.3.
[bedrijf 2] betwist de vordering. De verweren van [bedrijf 2] zullen in de beoordeling worden besproken.

4.De beoordeling

(niet-)ontvankelijkheid [bedrijf 1]
4.1.
[bedrijf 2] heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat [bedrijf 1] niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat zij [bedrijf 2] heeft gedagvaard, maar de factuur en sommatie aan [bedrijf 2] heeft gestuurd. De laatste vennootschap is een totaal andere rechtspersoon die helemaal geen activiteiten verricht op de Nederlandse markt, aldus [bedrijf 2] .
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat duidelijk is dat [bedrijf 1] contact heeft gehad met [werknemer] van [bedrijf 2] , omdat steeds is gecorrespondeerd vanaf het e-mailadres [werknemer] Dit is ook niet in geschil tussen partijen. Nu [bedrijf 1] de juiste vennootschap heeft gedagvaard, gaat het beroep op niet-ontvankelijkheid niet op. Het feit dat [bedrijf 1] de factuur per abuis op naam van een andere vennootschap heeft gezet brengt hooguit mee dat [bedrijf 1] een correcte factuur naar [bedrijf 2] zal moeten sturen.
is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen?
4.3.
[bedrijf 2] voert verder aan dat [werknemer] slechts de opdracht had om opties voor het verhuren van fietsen te onderzoeken. Hij had niet de opdracht en heeft niet de intentie gehad om een overeenkomst met [bedrijf 1] aan te gaan en is ook geen overeenkomst aangegaan. Uit de stellingen en overgelegde stukken blijkt geen op rechtsgevolg gerichte wil van [bedrijf 2] die door een verklaring is geopenbaard, aldus [bedrijf 2] . Deze stelling wordt door [bedrijf 1] weersproken.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat uit de door [bedrijf 1] overgelegde stukken blijkt dat [werknemer] op 13 juli 2021 mondeling en op 15 juli 2021 schriftelijk akkoord (r.o. 2.4) geeft op de offerte van [bedrijf 1] van 7 juli 2021. Op dat moment is door het aanbod en de aanvaarding daarvan een overeenkomst tot stand gekomen tussen [bedrijf 1] en [werknemer] (namens [bedrijf 2] ).
was [werknemer] vertegenwoordigingsbevoegdheid?
4.5.
[bedrijf 2] voert aan dat [bedrijf 1] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [werknemer] (die een jonge werknemer van [bedrijf 2] is) de overeenkomst mocht aangaan. Met de overeenkomst is een groot bedrag gemoeid en het onderwerp van de overeenkomst valt buiten de reguliere bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 2] . Het lag daarom op de weg van [bedrijf 1] om het KvK-handelsregister te verifiëren welke personen bevoegd zijn [bedrijf 2] te vertegenwoordigen. [bedrijf 1] beroept zich op de door [werknemer] gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ter zitting heeft [directeur] , eigenaar en managing director van [bedrijf 2] , de gang van zaken toegelicht. Hij heeft verklaard 1. dat hij [werknemer] opdracht had gegeven om de huur van de fietsen (voor een sponsoring van een evenement van de voetbalclub) te onderzoeken, 2. dat hij wist van de door [werknemer] genomen optie op de fietsen en 3. dat [werknemer] de met [bedrijf 1] gemaakte afspraken met hem had besproken. Ook uit de e-mail van [directeur] van 25 augustus 2021 (r.o. 2.9) blijkt dat [directeur] op de hoogte was van de afspraken maar er evenwel vanuit ging dat de optie op de fietsen op 17 augustus 2021 tijdig door [werknemer] was geannuleerd. De kantonrechter is van oordeel dat [bedrijf 2] in het licht van deze gang van zaken onvoldoende heeft gesteld voor haar verweer dat sprake zou zijn van onbevoegde vertegenwoordiging. Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden blijkt immers dat [bedrijf 2] opdracht had gegeven voor (onderzoek naar) de fietsenhuur, op de hoogte was van de verdere acties van [werknemer] en dat deze acties ook met [bedrijf 2] waren afgestemd. Het verweer wordt daarom verworpen.
tijdige annulering?
4.7.
[bedrijf 2] voert aan dat zij de optie tijdig heeft geannuleerd. De kantonrechter overweegt dat partijen zijn overeengekomen dat [bedrijf 2] uiterlijk
tot17 augustus 2021 de tijd had om de bij [bedrijf 1] uitstaande optie te annuleren (r.o. 2.5). Het feit dat [bedrijf 1] op 17 augustus 2021 vraagt of het doorgaat en of er al aantallen bekend zijn, maakt dit niet anders. [bedrijf 2] heeft
op17 augustus 2021 (na werktijd) geannuleerd, waardoor de overeengekomen 50% annuleringskosten in beginsel verschuldigd is.
dwaling, onvoorziene omstandigheden en redelijkheid en billijkheid
4.8.
[bedrijf 2] beroept zich op dwaling, onvoorziene omstandigheden en redelijkheid en billijkheid. Omdat [bedrijf 2] geen (concrete) argumenten heeft aangedragen voor het beroep op dwaling en onvoorziene omstandigheden, worden deze verweren verworpen.
4.9.
[bedrijf 2] stelt tenslotte met een beroep op de redelijkheid en billijkheid dat de annuleringsbepaling buiten toepassing zou moeten blijven en [bedrijf 2] daardoor wel degelijk nog kon annuleren. Ter zitting heeft [bedrijf 2] nog toegevoegd dat het onaanvaardbaar zou zijn dat het gevorderde bedrag zou moeten worden betaald voor een goedbedoelde sponsoring van een voetbalclub. De maatstaf die de kantonrechter hier moet aanleggen is dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [bedrijf 1] zich op de annuleringsbepaling beroept, dan wel dat [bedrijf 2] tot betaling van het annuleringsbedrag wordt veroordeeld. Bij toepassing hiervan is terughoudendheid geboden omdat het gemaakte afspraken beperkt of aanvult. De kantonrechter overweegt in dit verband het volgende. Het betreft hier een zakelijke overeenkomst waarin de annuleringsvoorwaarden uitdrukkelijk zijn overeengekomen. Hier geldt in beginsel: afspraak is afspraak. [bedrijf 1] heeft, teneinde de grote hoeveelheid fietsen (400) te kunnen leveren, twee bedrijven (Adams fietsverhuur en Fun 4 Family fietsverhuur) ingeschakeld om fietsen voor [bedrijf 2] te reserveren, welke bedrijven na de te late annulering door [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] bedragen in rekening hebben gebracht. [bedrijf 1] heeft verder na het sluiten van de overeenkomst, onverplicht, het moment waarop [bedrijf 2] uiterlijk kon annuleren tot twee keer toe op verzoek van [bedrijf 2] opgeschoven van 12 naar 14 augustus 2021 (in verband met de persconferentie over de coronamaatregelen tijdens de F1 race) en vervolgens naar uiterlijk tot 17 augustus 2021. De door [bedrijf 2] aangevoerde omstandigheden maken naar het oordeel van de kantonrechter onder deze omstandigheden niet dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [bedrijf 2] zich aan de overeengekomen afspraken moet houden en tot betaling wordt veroordeeld.
conclusie
4.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering zal toewijzen.
buitengerechtelijke incassokosten
4.11. 2
[bedrijf 1] heeft verder gevorderd dat [bedrijf 2] wordt veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze kosten verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. [bedrijf 1] heeft niet of onvoldoende gesteld, gespecificeerd en/of onderbouwd dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en/of moeten worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten dan ook afwijzen.
contractuele rente
4.12.
De contractuele rente zal worden toegewezen vanaf datum dagvaarding.
proceskosten
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van [bedrijf 2] omdat hij in het ongelijk wordt gesteld. Deze worden aan de kant van [bedrijf 1] tot en met vandaag begroot op:
dagvaarding € 108,41
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 792,00 (2,0 punten x tarief € 396,00)
4.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [bedrijf 2] tot betaling aan [bedrijf 1] van € 13.625,00, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand over dat bedrag vanaf 4 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [bedrijf 2] tot betaling van de proceskosten ter hoogte van € 1.593,41, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt [bedrijf 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, voor zover [bedrijf 1] daadwerkelijk nakosten maakt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.