Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten. Beide advocaten hebben het woord gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnota.
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 19 januari 2023;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man van 23 januari 2023;
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de man van 6 februari 2023.
2.De beoordeling
- dat de zorgregeling als volgt zal zijn: [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven - bij wijze van birdnestingregeling - in de echtelijke woning steeds met één van de ouders, waarbij in week 1 de vrouw in de woning verblijft van maandagmiddag uit school/BSO tot donderdag 18:30 uur en de man van donderdag 18:30 uur tot zaterdag 18:30 uur,
- dat de man een kinderbijdrage van € 236 per kind per maand aan de vrouw dient te betalen.
Deze onderwerpen zullen gelijktijdig worden behandeld, omdat zij met elkaar zijn verweven.
- Voorjaarsvakantie: oneven jaren bij de vrouw, even jaren bij de man.
- Meivakantie: oneven jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw, even jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man.
- Zomervakantie:
- Herfstvakantie: oneven jaren bij de man, even jaren bij de vrouw.
- Kerstvakantie:
Zoals hieronder in het kader van de verdeling nader zal worden besproken, zal de man
de gelegenheid worden gegeven hiervoor de financiering rond te krijgen.
De vraag is wie van partijen de echtelijke woning mag gebruiken in de periode tot de overname daarvan door de man (of tot de levering aan een derde, indien hij de woning niet zou kunnen overnemen), hoe lang die periode moet duren, en welke zorgregeling gedurende en na die periode moet gelden.
De vrouw zal tot 1 juli 2023 de tijd hebben om vervangende woonruimte te vinden, welke periode lang genoeg wordt geacht.
Als reden voor deze wijziging heeft zij naar voren gebracht dat de kinderen, bij toewijzing van haar eerdere verzoek, in een schooljaar beide vakanties bij dezelfde ouder doorbrengen. De door de man verzochte verdeling van de voorjaars- en herfstvakanties voldoet aan de voorwaarde van de vrouw dat de kinderen in een schooljaar bij ieder van de ouders één van deze vakanties doorbrengen. Daarom zal het verzoek van de man worden toegewezen.
Zij heeft onbetwist gesteld dat de meivakanties van de kinderen twee weken duren en het wordt in hun belang geacht dat zij dan bij ieder van de ouders één week verblijven.
Hieromtrent wordt overwogen dat het in het belang van de kinderen wordt geacht dat zij contact kunnen hebben met hun familie in Roemenië, maar dat dit niet ten kosten moet gaan van de hoeveelheid vakantie die zij met de man doorbrengen.
Daarom zal worden bepaald dat de vrouw alleen in de oneven jaren de gelegenheid krijgt om in de zomer- of kerstvakantie met de kinderen naar Roemenië te reizen en dat zij dan een week extra met de kinderen krijgt. Hierbij zal worden bepaald dat als de vrouw hiervan gebruikt maakt in de zomervakantie, zij hiervan niet opnieuw gebruik kan maken in de kerstvakantie, en andersom. Ook zal de man gecompenseerd worden voor de vermindering van zijn vakantiedagen met de kinderen. Zoals door de vrouw ter zitting aangeboden, zal worden vastgelegd dat de kinderen in twee, in onderling overleg te bepalen weekenden per jaar, extra bij hem verblijven.
Zoals verzocht door de man, zal worden bepaald dat de kinderen afwisselend per jaar de eerste drie weken bij de ene ouder verblijven en de tweede drie weken bij de andere ouder. Anders dan de vrouw naar voren brengt, is niet aannemelijk geworden dat de kinderen niet langer dan twee weken een van hun ouders niet kunnen zien.
Ten slotte hebben partijen tegengestelde ideeën over bij welke ouder de kinderen in de eerste en de tweede week van de kerstvakanties verblijven.
Nu bepaald zal worden dat de kinderen in de herfstvakantie in de oneven jaren bij de man verblijven, en de kerstvakantie de eerstvolgende vakantie is, zal bepaald worden dat de kinderen in de kerstvakantie de eerste week bij de vrouw verblijven en de tweede week bij de man. In de even jaren is dit andersom.
De aangehechte berekening, gemaakt met behulp van het alimentatieberekeningsprogramma INA, geeft weer welke uitgangspunten daarbij zijn gehanteerd.
Met betrekking tot deze uitgangspunten wordt specifiek nog het navolgende overwogen.
Op basis van deze gegevens wordt zijn draagkracht berekend op € 985 per maand.
Hierbij wordt, anders dan in de voorlopige voorzieningenprocedure, niet langer rekening gehouden met een door hem te ontvangen inkomensafhankelijke combinatiekorting, omdat de kinderen zullen worden ingeschreven op het adres van de vrouw.
Geen rekening zal worden gehouden met de maandelijkse toeslag van € 205 die zij van deze werkgever ontvangt, omdat die bedoeld is als bijdrage voor een pensioenregeling.
Dit bedrag overschrijdt de behoefte van de kinderen van € 543 per kind per maand, zodat er aanleiding is een draagkrachtvergelijking te maken.
De verdeling van de kosten van de kinderen over partijen wordt berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
Nu de man gemiddeld meer dan drie dagen per week de zorg heeft voor de kinderen, geldt een percentage van 35. Omdat de behoefte € 543 per kind per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van € 190 per kind per maand. De man wordt geacht dit bedrag minimaal te besteden aan de kinderen bij de uitoefening van zijn zorgtaken.
Nu dit bedrag haar behoefte overschrijdt, heeft de vrouw geen aanvullende behoefte.
Haar verzoek om een partnerbijdrage zal daarom worden afgewezen.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de woning wordt verkocht aan een derde. Zij stelt hiertoe dat de markt zodanig is dat de verkoopopbrengst geregeld hoger is dan de vooraf genoemde waarde.
Overwogen wordt dat de man onbetwist heeft gesteld dat hij financieel is staat is de woning over te nemen. Ook heeft de vrouw er geen belang bij om (haar aandeel in) de woning te verkopen aan een derde, in plaats van aan de man. Een taxateur dient bij de waardering van de woning immers uit te gaan van wat de woning zou opbrengen in het geval van verkoop. Daarom zal worden bepaald dat de man de gelegenheid krijgt de financiering rond te krijgen om de woning te kunnen overnemen. Zoals reeds overwogen, zal worden bepaald dat de birdnestingregeling tot 1 juli 2023 wordt voortgezet. Het eigendomsdeel van de vrouw in de woning zal daarom op of kort na die datum moeten worden overgedragen.
De man verzoekt de waarde vast te stellen op basis van het door hem overgelegde taxatierapport van 16 december 2021.
Conform het verzoek van de vrouw zal worden bepaald dat partijen de woning opnieuw dienen te laten taxeren. Hiertoe wordt overwogen dat het door de man overgelegde taxatierapport inmiddels ruim een jaar oud is en dat waarde van de woning inmiddels kan zijn veranderd.
in die zin dat partijen feitelijk € 129.999 hebben betaald aan de ouders.
In geschil is of deze schenking met een uitsluitingsclausule is gedaan of niet.
De man stelt dat dit het geval is, nu in de leveringsakte van 3 december 2014 een uitsluitingsclausule is opgenomen. De vrouw voert aan dit niet het geval is, nu reeds op 20 oktober 2014 een schriftelijke schenkingsovereenkomst tussen de man en zijn ouders was gesloten waarin geen uitsluitingsclausule was opgenomen. De gift was toen onherroepelijk gedaan en daar kan niet achteraf een uitsluitingsclausule aan verbonden worden, aldus de vrouw.
Subsidiair verzoekt de vrouw te bepalen dat de man (slechts) een nominale vergoeding toekomt van € 120.000 voordat de overwaarde wordt verdeeld. Zij stelt hiertoe dat de redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzetten dat de beleggingsleer wordt toegepast op het vergoedingsrecht van de man. Zij wist namelijk niet dat ze slechts aanspraak kon maken op een klein deel van de waarde van de woning, waarvan zij op papier 50% eigenaar is. Partijen hebben de woning samen opgeknapt en bewoond. De hypotheek stond op naam van beiden en de lasten zijn voldaan als kosten van hun gemeenschappelijke huishouding. De ouders van de man hebben altijd gezegd beide partijen te willen ondersteunen en het is nooit de bedoeling van partijen geweest dat het grootste deel van de waardestijging aan de man zou toekomen. Daarbij komt dat de woning op advies van de hypotheekverstrekker zo laag mogelijk is getaxeerd, zodat de werkelijk waarde waarschijnlijk hoger lag en de schenking van € 120.000 niet bijna de helft van de waarde van de woning bedroeg. Met de lagere overdrachtsprijs hebben de ouders van de man beide partijen bevoordeeld en daar dient zij bij de scheiding ook van mee te profiteren, aldus de vrouw.
Vast staat dat de schenking van de ouders van de man aan hem bestond uit een deel van de koopprijs van de woning die partijen van de ouders kochten, zodat het moment van de levering van de woning aan partijen bepalend is voor het oordeel of aan de voorwaarde is voldaan. Nu in de leveringsakte een uitsluitingsclausule ten behoeve van de man is opgenomen, is de conclusie dat het geschonken bedrag van € 120.000 niet in de gemeenschap van goederen valt. Ter zake van deze schenking heeft de man daarom een vergoedingsrecht jegens de gemeenschap. Op vergoedingsrechten die zijn ontstaan na
1 januari 2012 is de zogeheten beleggingsleer van toepassing, wat inhoudt dat het vergoedingsrecht evenredig wordt vermeerderd of verminderd naarmate de woning in waarde stijgt respectievelijk daalt. Vóór 1 januari 2012 gold de nominaliteitsleer, wat inhoudt dat een vergoedingsrecht niet mee stijgt of daalt met de waarde van de woning. Anders dan de vrouw (subsidiair) betoogt, wordt geen rechtsgrond gezien om te bepalen dat op het vergoedingsrecht van de man het oude recht van toepassing is en hem dus slechts een nominaal bedrag van € 120.000 toekomt.
Het betreffende verzoek van de vrouw zal daarom worden afgewezen.
Partijen dienen de woning binnen één maand na deze beschikking te laten taxeren door een in onderling overleg aan te wijzen taxateur.
De opdracht wordt door één van partijen gegeven en beide partijen dienen op de hoogte gesteld te worden van de datum en het tijdstip van de taxatie. Beide partijen kunnen, indien zij dat wensen, bij de taxatie aanwezig zijn.
De door de taxateur vastgestelde waarde is bindend tussen partijen.
De kosten van de taxatie komen voor rekening van partijen, in die zin dat ieder van hen de helft van deze kosten voor zijn of haar rekening neemt.
De man krijgt de gelegenheid om voor 1 juli 2023 een passende financiering rond te krijgen om de echtelijke woning over te kunnen nemen tegen de te taxeren waarde, in die zin dat de financiering hem in staat moet stellen 26% van de te taxeren waarde van de woning minus de helft van de hypothecaire geldlening per datum overdracht aan de vrouw te voldoen en de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan.
De overdracht van het eigendomsdeel van de vrouw aan man dient plaats te vinden op of na 1 juli 2023. Indien de vrouw eerder vervangende woonruimte zal vinden, dient de leveringsdatum zo spoedig mogelijk te volgen op de datum waarop de vrouw verhuist.
zal de woning door partijen te koop worden gezet, waarbij zij hun medewerking zullen verlenen aan het verstrekken van een opdracht aan een in onderling overleg aan te wijzen makelaar tot verkoop van de woning.
Van de verkoopopbrengst komt eerst 48% toe aan de man. Van de resterende 52% wordt de hypothecaire geldlening afgelost, waarna het resterende bedrag tussen partijen bij helfte wordt gedeeld.
- [rekeningnummer 1] (betaalrekening, saldo per peildatum: € 107,76);
- [spaarrekening 1] (spaarrekening, saldo per peildatum: € 0).
- [rekeningnummer 2] (betaalrekening, saldo per peildatum: € 273,69);
- [spaarrekening 2] (spaarrekening, saldo per peildatum: € 170,09).
- [rekeningnummer 3] (betaalrekening, saldo per peildatum: € 990,16);
- [rekeningnummer 3] (spaarrekening, saldo per peildatum: € 3.100,14);
- [rekeningnummer 5] (betaalrekening, saldo per peildatum: € -2,55).
Dit verzoek zal worden afgewezen, nu de vrouw na indiening van dit verzoek door de man stukken heeft ingediend met betrekking tot bovengenoemde bankrekeningen en geen aanleiding wordt gezien om aan te nemen dat de vrouw nog meer bankrekeningen heeft.
Partijen zijn het erover eens dat deze bakfiets zonder nadere verrekening aan de vrouw wordt toebedeeld.
3.De beslissing
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2015 te [geboorteplaats 1] , en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats 2] ,
tot 1 juli 2023als volgt zal zijn:
met ingang van 1 juli 2023als volgt zal zijn:
De kinderen verblijven dan bij de vrouw in plaats van bij de man in de week die aansluit op de week/weken van de vrouw. In de oneven jaren kan de vrouw hier één keer gebruik van maken. Indien de vrouw hier gebruik van maakt, verblijven de kinderen (ter compensatie) twee in onderling overleg te bepalen weekenden per jaar extra bij de man;