ECLI:NL:RBNHO:2023:1773

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
15.021871.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door middel van valse hoedanigheid en samenweefsel van verdichtsels, met bijzondere aandacht voor de rol van medeverdachten en de gevolgen voor benadeelde partijen

Op 2 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks oplichtingen. De verdachte heeft zich, alleen of samen met een medeverdachte, voorgedaan als geldbehoeftige met een hulpvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 september 2020 in Nagele en/of Haarlem een benadeelde heeft bewogen tot de afgifte van 120 euro door zich valselijk voor te doen. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 14 december 2020 tot en met 27 maart 2021 meerdere personen en kerkgenootschappen benaderd, waarbij hij hen heeft bewogen tot de afgifte van in totaal ongeveer 5582 euro door gebruik te maken van valse namen en een samenweefsel van verdichtsels. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het medeplegen van oplichting, omdat onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder klinische behandeling en reclasseringstoezicht. Tevens zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.021871.21 + 15.212846.21 (ttz gev) (P)
Uitspraakdatum: 2 maart 2023
Tegenspraak (279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 juni 2022 en 16 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.M. van der Most en van hetgeen de verdachte (op de terechtzitting van 16 juni 2022) en de raadsman van de verdachte, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
15.021871.21:
hij, in of omstreeks 25 september 2020 te Nagele en/of Haarlem, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 120 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich, tegen die [benadeelde 1], voorgedaan als geldbehoeftige en/of noodlottige, waardoor die [benadeelde 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
15.212846.21:
hij op een of meerdere tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 14 december 2020 tot en met 27 maart 2021 te Den Helder, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer, in de aan de tenlastelegging gehechte bijlage genoemde, personen en/of kerkgenootschappen, (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (met een totaalbedrag van ongeveer € 5582), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid;
- voornoemde personen en/of kerkgenootschappen telefonisch benaderd en/of
- zich voorgedaan als geldbehoeftige en/of noodlottige en/of
- gebruik gemaakt van een of meer valse na(a)m(en), te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of,
- voornoemde personen en/of kerkgenootschappen beloofd het geld terug te betalen,
waardoor die voornoemde personen en/of kerkgenootschappen werden bewogen tot afgifte van (een) geldbedrag(en);

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte heeft erkend dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en dat alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is het medeplegen dat de verdachte in de woorden “tezamen en in vereniging” ten laste is gelegd ten aanzien van de in de bijlage 2 van dit vonnis genoemde personen en/of kerkgenootschappen niet wettig en overtuigend bewezen, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte in de in de bijlage 2 (die is ontleend aan de tenlastelegging) genoemde gevallen. Uit de aangiftes van de in de bijlage genoemde personen en/of kerkgenootschappen blijkt niet dat de medeverdachte [medeverdachte] een voor de aangevers waarneembare substantiële rol heeft gespeeld bij de oplichting die door de verdachte is gepleegd (zie 3.4). Ook hebben de verdachte en zijn medeverdachte in hun verklaringen van 14 mei 2021 bij de politie elk verklaard dat de medeverdachte niet steeds van de oplichting heeft geweten. De verdachte heeft weliswaar steeds de bankpas, de bankrekening en het telefoontoestel van de medeverdachte gebruikt, zoals door de officier van justitie naar voren is gebracht, maar het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om te komen tot de vaststelling dat de medeverdachte hiervan telkens wetenschap heeft gehad. Evenmin bestaat grond om aan te nemen dat deze feitelijke gang van zaken heeft ingehouden dat er sprake is geweest van een substantiële vorm van samenwerking.
3.3.3
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de in bijlage 1 bij dit vonnis te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen in de bijlage voornoemd, op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
15.021871.21:
hij op 25 september 2020 te Nagele met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 120 euro, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk in strijd met de waarheid zich, tegen die [benadeelde 1], voorgedaan als geldbehoeftige waardoor die [benadeelde 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
15.212846.21:
hij op tijdstippen, gelegen in de periode van 14 december 2020 tot en met 27 maart 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een samenweefsel van verdichtsels, personen en kerkgenootschappen, te weten de [benadeelde 2] en [benadeelde 3], [benadeelde 4], de [benadeelde 5] en [benadeelde 6] en de [benadeelde 7], heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende verdachte en zijn mededader met voren omschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid;
- voornoemde personen en kerkgenootschappen telefonisch benaderd en
- zich voorgedaan als geldbehoeftige en
- gebruik gemaakt van valse namen, te weten [naam 2] of [naam 3],
waardoor die voornoemde personen en/of kerkgenootschappen werden bewogen tot afgifte van geldbedragen;
en
hij op tijdstippen, gelegen in de periode van 14 december 2020 tot en met 27 maart 2021
tein Nederland meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, de aan dit vonnis gehechte bijlage 2 genoemde personen en kerkgenootschappen, heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid;
- voornoemde personen en kerkgenootschappen telefonisch benaderd en
/of
- zich voorgedaan als geldbehoeftige en
- gebruik gemaakt van valse namen, te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of,
- voornoemde personen en
/ofkerkgenootschappen beloofd het geld terug te betalen,
waardoor die voornoemde personen en/of kerkgenootschappen werden bewogen tot afgifte van geldbedragen;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
15.021871.21:
Oplichting
15.212846.21:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
Oplichting, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de strafoplegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft de raadsman verzocht bij een eventueel op te leggen taakstraf en de omvang daarvan rekening te houden met de beperkte (fysieke) draagkracht van de verdachte.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feitDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een grote reeks oplichtingen, waarbij hij zich, alleen of samen met de medeverdachte, heeft voorgedaan als geldbehoeftige met een hulpvraag. De slachtoffers betroffen in alle gevallen kerkgenootschappen of daaraan verbonden personen. De verdachte heeft op een geraffineerde wijze misbruik gemaakt van de goedgelovigheid, de goedheid en het vertrouwen van deze personen die allen aan een kerkgenootschap waren verbonden. Het raffinement blijkt onder meer uit de elementen waarmee de verdachte telkens zijn smoezen had opgebouwd: gedetailleerde gegevens over de plaats waar het kerkgenootschap is gevestigd, zijn gefingeerde adres in die plaats, een gedetailleerde schets van de deplorabele situatie waarin hij zich met zijn vrouw en in enkele gevallen ook een jong kind zou bevinden en veelal de toezegging om snel terug te betalen.
Door zijn handelen heeft de verdachte de kerkgenootschappen of daaraan verbonden personen niet alleen financieel benadeeld, maar heeft hij ook hun vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Doordat het geld van de kerkgenootschappen of daaraan verbonden personen in de zak van de verdachte en/ of zijn medeverdachte verdween, kon het bovendien niet gebruikt worden voor mensen die daadwerkelijk in acute financiële nood verkeerden en de hulp van de kerkgenootschappen goed konden gebruiken. De verdachte heeft zich om deze (financiële) gevolgen voor de kerkgenootschappen of daaraan verbonden personen niet bekommerd en is alleen uit geweest op eigen financieel gewin om in zijn eigen behoeften en van zijn partner, die niet ingreep, waaronder het middelengebruik, te kunnen voorzien. Gezien de frequentie was het bedrog voor de verdachte een
way of life.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 26 januari 2023 en het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 30 november 2022 van [rapporteur] als reclasseringswerker verbonden aan reclasseringsorganisatie GGZ Fivoor Heerhugowaard. De reclassering beschouwt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte als zorgwekkend. Zijn leven staat in het teken van zijn middelengebruik. Er is sprake van forse schulden, een negatief sociaal netwerk, psychische problematiek en er wordt een pro-criminele houding bij de verdachte waargenomen. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten 1) een meldplicht bij de reclassering, 2) een opname in een zorginstelling, 3) aansluitend daarop een ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, 4) begeleid wonen of maatschappelijke opvang en 5) meewerken aan middelencontrole.
De verdachte heeft tegenover de reclassering aangegeven dat hij bereid is zich te houden aan deze bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat de verdachte zonder bericht van verhindering niet is verschenen op de nadere terechtzitting waarop zijn persoonlijke omstandigheden en het advies van de reclassering zouden worden besproken. Hij was ook onbereikbaar voor zijn raadsman. Deze blijk van desinteresse weegt mee in het nadeel van de verdachte.
De straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van enige duur moet worden opgelegd. De frequentie en intensiteit van het gepleegde bedrog zijn zodanig geweest dat aan een vrijheidsstraf niet valt te ontkomen. De raadsman heeft er aandacht voor gevraagd dat het totale bedrag dat door de oplichting is verkregen relatief beperkt is, maar dat aspect kan slechts weinig compenserend gewicht in de schaal leggen bij de beoordeling van de strafwaardigheid van de feiten. Dit betekent dat de rechtbank aanzienlijk afwijkt van de eis van de officier van justitie omdat deze onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten.
De rechtbank zal bepalen dat een deel van de straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat een proeftijd van drie jaren in dit geval geboden is vanwege de aard en omvang van de bewezen verklaarde feiten. Daarnaast krijgt de verdachte met een proeftijd van deze duur, gedurende een langere periode de benodigde ondersteuning bij het bewerkstelligen van een (blijvende) gedragsverandering, hetgeen de rechtbank noodzakelijk en geboden acht.
Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals onder 9. is bepaald.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 8]
De benadeelde partij [benadeelde 8] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100, ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het door de benadeelde aan de verdachte overgemaakte bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen. De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
7.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 8]
De benadeelde partij [benadeelde 8] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 70, ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het door de benadeelde aan de verdachte overgemaakte bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen. De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
7.3
Vordering benadeelde partij [benadeelde 9]
De benadeelde partij [benadeelde 9] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 105, ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het door de benadeelde aan de verdachte overgemaakte bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen. De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
7.4.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 10]
De benadeelde partij [benadeelde 10] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 106, ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het door de benadeelde aan de verdachte overgemaakte bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen. De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
7.5
Vordering benadeelde partij [benadeelde 11]
De benadeelde partij [benadeelde 11] heeft via haar vertegenwoordiger [naam 4] een vordering tot schadevergoeding van € 250, ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de door en namens de benadeelde aan de verdachte overgemaakte geldbedragen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen. De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
7.6
Vordering benadeelde partij [benadeelde 12]
De benadeelde partij [benadeelde 12] heeft via haar vertegenwoordiger [naam 5] een vordering tot schadevergoeding van € 204, ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de door en namens de benadeelde aan de verdachte overgemaakte geldbedragen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen. De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Hierbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte de vordering geheel of gedeeltelijk heeft voldaan, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
7.7
Vordering benadeelde partij [benadeelde 13]
De benadeelde partij [benadeelde 13] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 130, ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het door de benadeelde aan de verdachte overgemaakte bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen. De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
7.8
Vordering benadeelde partij [benadeelde 7]
De benadeelde partij [benadeelde 7] heeft via haar vertegenwoordiger [naam 6] een vordering tot schadevergoeding van € 360, ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het door de benadeelde aan de verdachte overgemaakte bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen. De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het in de zaak met parketnummer 15.212846.21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Hierbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte de vordering geheel of gedeeltelijk heeft voldaan, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
7.9
SchadevergoedingsmaatregelDe rechtbank ziet als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 15.212846.21 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: oplichting en medeplegen van oplichting, beiden meermalen gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partijen telkens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijftien (15) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
acht (8) maandennietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
drie (3)jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd bij reclasseringsorganisatie GGZ Fivoor Heerhugowaard zal melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich aansluitend aan de detentie laat opnemen in de Piet Roordakliniek te Zutphen of een soortgelijke zorginstelling. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van de veroordeelde kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich na de klinische opname in het kader van nazorg ambulant zal laten behandelen door een zorginstelling, nader te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van de veroordeelde kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • na afloop van de langdurige klinische opname in een instelling voor beschermd wonen of de maatschappelijke opvang zal verblijven, nader te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • zal meewerken aan middelencontroles. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Benadeelde partij [benadeelde 8]Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 8] geleden schade tot een bedrag van € 100,, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 8], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 8] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee (2) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 8]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 8] geleden schade tot een bedrag van € 70,, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 8], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde 8] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 70, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door één (1) dag gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 9]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 9] geleden schade tot een bedrag van € 105, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 9], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 9] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 105, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee (2) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 10]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 10] geleden schade tot een bedrag van € 106, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 10], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 10] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 106, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee (2) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 11]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 11] geleden schade tot een bedrag van € 250, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 11], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer de [benadeelde 11] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijf (5) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[benadeelde 12]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 12] schade tot een bedrag van € 204, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de [benadeelde 12], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 12] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 204, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vier (4) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de veroordeelde in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Benadeelde partij [benadeelde 13]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 13] geleden schade tot een bedrag van € 130, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 13], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 13] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 130, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee (2) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 7]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 7] geleden schade tot een bedrag van € 360, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 7], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer de [benadeelde 7] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 360, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zeven (7) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.C. de Haan, voorzitter,
mrs. R.M. Steinhaus en N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 maart 2023.
Mr. N.M.L. Rogmans en de griffier G.A.M. Delis zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.