ECLI:NL:RBNHO:2023:1730

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
HAA 22/254
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten met zorgvuldige beoordeling van medische situatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar een loongerelateerde uitkering toe te kennen op basis van de Wet WIA. Eiseres, die zich op 7 juni 2019 ziekmeldde, heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid op 45,83% en de restverdiencapaciteit van € 995,11. De rechtbank heeft de zaak op 26 januari 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische beoordeling van eiseres adequaat is uitgevoerd. Eiseres heeft aangevoerd dat haar beperkingen niet juist zijn vastgesteld en dat de verzekeringsarts B&B de medische informatie onjuist heeft geïnterpreteerd. De rechtbank oordeelt echter dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres op 4 juni 2021 voor 45,83% arbeidsongeschikt is en dat haar restverdiencapaciteit correct is vastgesteld. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestaat over de medische beoordeling. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/254

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Nijssen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
(het UWV),verweerder,
(gemachtigde: mr. W. van Nieuwburg).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar (hierna: het bestreden besluit) van het UWV van 23 december 2021. Het UWV heeft besloten om aan eiseres met ingang van 4 juni 2021 een loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 45,83% en de restverdiencapaciteit op € 995,11 zijn vastgesteld. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar partner, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als verkoopmedewerkster voor gemiddeld 27,95 uur per week. Op 7 juni 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 4 juni 2021 voor 45,83% arbeidsongeschikt is en dat haar restverdiencapaciteit vastgesteld moet worden op € 995,11 en heeft daarom besloten om haar een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen met ingang van 4 juni 2021.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 19 november 2021
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 december 2021
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 17 december 2021
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het bestreden besluit berust op een onjuiste medische en juridische grondslag. Zowel de medische als de arbeidsdeskundige beoordeling zijn onvolledig en onzorgvuldig geweest. Het bestreden besluit is in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheids-, het motiverings- en het proportionaliteitsbeginsel. Volgens eiseres is zij meer arbeidsongeschikt en moet het arbeidsongeschiktheidspercentage hoger dan 80% zijn. Eiseres ondervindt nog steeds ingrijpende beperkingen als gevolg van haar medische situatie. Haar klachten en beperkingen zijn niet juist vastgesteld en zijn onderschat. Eiseres heeft informatie van haar KNO-arts en de behandelend cardiorespiratoir fysiotherapeut verstrekt. Eiseres stelt dat de verzekeringsarts B&B de medische informatie op een aantal cruciale punten onjuist heeft geïnterpreteerd, als gevolg waarvan met name – maar niet alleen – met de energetische beperkingen te weinig rekening is gehouden. Eiseres merkt op dat de verzekeringsarts B&B de diagnose van de KNO-arts wel lijkt te volgen, maar dat hij daar (veel) minder vergaande beperkingen aan verbindt. Op zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat de aangenomen urenbeperking van 28 uur per week onvoldoende is. Dit is namelijk de omvang van haar eigen werk als verkoopmedewerkster en dat was voor haar te zwaar. Eiseres heeft verder nog haar persoonlijk commentaar gegeven op de medische en arbeidskundige beoordeling en de voor haar opgestelde belastbaarheid. Gelet op de uiteenlopende standpunten ten aanzien van de medische beoordeling verzoekt eiseres de rechtbank om een onafhankelijke verzekeringsarts als deskundige te benoemen. Eiseres wijst hierbij ook op de thans actuele discussie met betrekking tot het benoemen van deskundigen in arbeidsongeschiktheidszaken door rechtbanken. Aan de informatie vanuit de behandelend sector wordt een andere waarde toegekend dan aan de informatie van de verzekeringsarts, wat gelet op de verschillende rollen van deze artsen ook begrijpelijk is. Feit is, volgens eiseres, dat daarmee geen sprake is van ‘equality of arms’.
7. Daarnaast stelt eiseres dat de arbeidsdeskundige B&B de restverdiencapaciteit onjuist heeft vastgesteld; eiseres kan niet in staat worden geacht dat bedrag te verdienen met haar beperkingen.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres op 4 juni 2021 voor 45,83% arbeidsongeschikt is en dat haar restverdiencapaciteit € 995,11 bedraagt. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 4 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 4 juni 2021 voor 45,83% arbeidsongeschikt is en dat haar restverdiencapaciteit € 995,11 bedraagt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen van de verzekeringsarts B&B uit psychisch en lichamelijk onderzoek en voor de in het dossier aanwezige informatie, onder meer van de behandelend sector. Eiseres stelt dat het onderzoek van de verzekeringsarts B&B onvolledig en onzorgvuldig is geweest en dat hij de medische informatie onjuist heeft geïnterpreteerd. De rechtbank stelt vast dat uit de stukken niet volgt dat de verzekeringsarts B&B en eiseres van mening verschillen over het ziektebeeld en de diagnose. Dat het onderzoek onvolledig is geweest heeft zij niet nader onderbouwd. De rechtbank ziet hierom geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist. Op zitting heeft eiseres verteld dat zij zich niet gelooft voelt door (de verzekeringsartsen van) het UWV. De rechtbank vindt dat vervelend, maar ziet geen reden te oordelen dat de verzekeringsartsen niet alle medische informatie hebben meegenomen.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 4 juni 2021 in zijn rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 21 december 2022 verder nog voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector, die eiseres in beroep heeft ingebracht, geen aanleiding geeft om de FML aan te passen.
12. Voorop staat dat de verzekeringsarts B&B een eigen expertise heeft bij het beoordelen en vaststellen van de beperkingen van eiseres tot het verrichten van arbeid. Daartoe heeft hij eigen medisch onderzoek gedaan en kennis genomen van de relevante medische (specialistische) informatie in het dossier. Dat de verzekeringsarts B&B informatie van haar behandelaars niet heeft meegenomen – zoals eiseres ter zitting heeft gesteld – kan dan ook niet worden gevolgd. Op grond van de daaruit vastgestelde medische feiten zijn de beperkingen voor arbeid voor eiseres per 4 juni 2021 vastgelegd in de FML van 17 december 2021. Zoals het UWV ter zitting nog heeft toegelicht volgt uit deze FML dat eiseres ten gevolge van haar klachten geen zware fysieke arbeid kan doen, maar wel in staat wordt geacht licht fysiek en licht mentaal belastend werk te verrichten. Dat de verzekeringsarts B&B bij het vaststellen van de FML te weinig of onvoldoende energetische beperkingen heeft aangenomen, is de rechtbank niet gebleken. Uit het mailbericht van de KNO-arts van 2 februari 2022 kan de rechtbank dit – anders dan eiseres suggereert – niet afleiden. De KNO-arts stelt hierin namelijk dat hij niet weet hoe de verzekeringsarts B&B de energetische beperkingen heeft vastgelegd en of dat juist is of niet. Terecht geeft hij naar het oordeel van de rechtbank aan dat hij ‘natuurlijk geen verzekerings-/bedrijfsarts is’ en dat hij ‘daar geen uitspraak over kan doen’. De conclusie die eiseres uit deze email trekt, namelijk dat de KNO-arts een hele andere visie heeft op de door de verzekeringsarts B&B vastgestelde energetische beperkingen, volgt de rechtbank dan ook niet. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B ook volgen in het standpunt dat de overige door eiseres in beroep ingebrachte informatie niet nieuw is en geen ander licht kan werpen op de voor eiseres vastgestelde belastbaarheid. De stelling van eiseres dat haar fysieke beperkingen niet zijn erkend door de verzekeringsarts B&B wordt evenmin gevolgd, omdat voor eiseres in de FML van 17 december 2021 meerdere fysieke beperkingen zijn aangenomen. Dat eiseres met deze fysieke beperkingen tekort is gedaan, heeft zij niet met medische stukken onderbouwd.
13. Op zitting heeft eiseres nog gesteld dat de aangenomen urenbeperking van 28 uur onvoldoende is. Volgens eiseres werkte zij in haar eigen werk als verkoopmedewerkster 28 uur per week en dit was voor haar te zwaar en niet haalbaar. Hieruit moet, volgens eiseres, de conclusie worden getrokken dat er een verdergaande urenbeperking had moeten worden aangenomen. Het UWV heeft op zitting hierover toegelicht, en de rechtbank volgt dit standpunt, dat het eigen werk als verkoopmedewerkster voor eiseres niet geschikt is bevonden. Dat eiseres dit eigen, ongeschikte, werk niet voor 28 uur kan uitoefenen, zegt dus niets over de juistheid van de gestelde urenbeperking van 28 uur per week in passend werk.
14. Het door eiseres opgestelde persoonlijke commentaar op de medische en arbeidskundige beoordeling en de voor haar opgestelde belastbaarheid kan evenmin doel treffen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd.
15. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen is het de taak van een verzekeringsarts (B&B) van het UWV om de beperkingen van een verzekerde voor arbeid in kaart te brengen en vast te leggen in een FML. Stukken met medische informatie kunnen naar hun aard geschikt zijn om twijfel te zaaien aan het oordeel van het UWV. De Korošec-jurisprudentie, waarnaar eiseres in haar aanvullend beroepschrift impliciet verwijst, laat dus onverlet dat, ook al is het de verzekeringsarts (B&B) die de vertaalslag moet maken van ziekte en/of gebrek naar beperkingen, een betrokkene met medische gegevens twijfel kan zaaien aan het standpunt van die verzekeringsarts (B&B). Die gegevens hoeven dus ook niet afkomstig te zijn van een verzekeringsarts, maar kunnen ook stukken van de behandelend artsen of van andere relevante deskundigen zijn. Als die stukken voldoende twijfel zaaien, zal dat voor de rechtbank reden zijn om een onafhankelijk deskundige in te schakelen. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, bestaat die twijfel bij de rechtbank niet. Het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige (verzekeringsarts) te benoemen wordt dan ook afgewezen. De rechtbank komt tot de slotsom dat eiseres op 4 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 17 december 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. Eiseres stelt dat het arbeidskundig onderzoek onjuist is, maar deze stelling volgt de rechtbank niet. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld in de FML van 17 december 2021, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Zij heeft in dat verband ook geen nadere beroepsgronden ingediend.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 4 juni 2021 met de middelste van de drie geduide functies 54,17% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 45,83% arbeidsongeschikt is. Dat eiseres zichzelf meer dan 80% arbeidsongeschikt vindt, kan hieraan niet afdoen.
18. Eiseres stelt dat de arbeidsdeskundige B&B de restverdiencapaciteit onjuist heeft vastgesteld; zij kan niet in staat worden geacht dat bedrag met haar beperkingen te verdienen. Eiseres heeft dit standpunt verder niet toegelicht, zodat de rechtbank geen reden ziet om de juistheid van de (bij de berekening van de restverdiencapaciteit) gehanteerde gegevens als ook de berekening zelf in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten om eiseres per 4 juni 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, waarbij is uitgegaan van een mate van arbeidsongeschiktheid van 45,83% en waarbij haar restverdiencapaciteit is vastgesteld op € 995,11. Deze beslissing is zoals hiervoor overwogen voldoende zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank vat het beroep van eiseres op het proportionaliteitsbeginsel op als een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Voor een toetsing aan dit beginsel is echter geen plaats, omdat de toekenning van de (aard en hoogte van de) WIA-uitkering aan eiseres is gebaseerd op dwingendrechtelijke bepalingen van de Wet WIA.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 februari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.