ECLI:NL:RBNHO:2023:1641

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
9102074
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en schadevergoeding bij annulering van een vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, wegens de annulering van hun vlucht van Marco Polo Airport Venetië naar Amsterdam Schiphol op 14 juli 2019. De passagiers vorderden compensatie en schadevergoeding op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004 en het Verdrag van Montreal. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slotrestricties door de luchtverkeersleiding na een ongeluk op de luchthaven van Venetië.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de vlucht, ondanks een vertraging van 100 minuten, nog vóór de nachtsluiting van Schiphol had kunnen landen. Hierdoor was de vervoerder verplicht om compensatie te betalen aan de passagiers. Daarnaast vorderden de passagiers schadevergoeding voor extra gemaakte kosten, die ook werden toegewezen op basis van het Verdrag van Montreal.

De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 3.215,91 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde de vervoerder tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9102074 \ CV EXPL 21-1825
Uitspraakdatum: 22 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2] ,
3.
[passagier sub 3] ,
4.
[passagier sub 4] ,
5.
[passagier sub 5] ,allen wonende te [woonplaats] ,
6.
[passagier sub 6] ,wonende te [woonplaats] (Hawaii, Verenigde Staten),
7.
[passagier sub 7], wonende te [woonplaats] ,
8.
[passagier sub 8] ,wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 december 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren Marco Polo Airport Venetië (Italië) naar Amsterdam Schiphol Airport met vlucht U2 3331 op 14 juli 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie alsmede financiële schadevergoeding van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.733,86, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juli 2019, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 544,50 dan wel € 482,05 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 29 juli 2019 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
Passagiers sub 1 tot en met sub 5 stellen voorts dat zij als gevolg van de annulering genoodzaakt waren om extra kosten te maken tot een bedrag van in totaal € 733,86. Zij vorderen vergoeding van deze gemaakte kosten op grond van artikel 5 en/of 6 juncto artikel 8 en/of 9 van de Verordening, dan wel op grond van artikel 19 het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal).
3.4.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
Compensatie
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de (vertraging op de eindbestemming als gevolg van de) annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de voorafgaande vlucht (EZY3362) vertraagd is uitgevoerd wegens slotrestricties afkomstig van de luchtverkeersleiding in verband met een ongeluk op de luchthaven van Venetië waardoor er een landingsbaan was gesloten. Vlucht EZY3362 is uiteindelijk om 18:00 uur UTC, met een vertraging van 1 uur en 50 minuten, in Venetië aangekomen. De vlucht in kwestie stond gepland om 17:00 uur UTC vanuit Venetië te vertrekken en om 19:05 uur UTC in Amsterdam aan te komen. Door de vertraging van vlucht EZY3362 was het echter niet langer mogelijk om de vlucht in kwestie (vertraagd) uit te voeren zonder de nachtsluiting van de luchthaven Schiphol (welke om 21:00 uur UTC ingaat) te schenden. De vervoerder had derhalve geen andere optie dan de vlucht te annuleren, aldus nog steeds de vervoerder.
4.5.
De vervoerder heeft als productie 1 bij antwoord (onder meer) het vluchtrapport van vlucht EZY3362 overgelegd. Hieruit volgt dat deze vlucht een vertrekvertraging had van 22 minuten wegens vertragingscode 93 (verlate binnenkomst van de voorafgaande vlucht) en 100 minuten wegens vertragingscode 81 (slotrestricties van de luchtverkeersleiding). De passagiers hebben er terecht op gewezen dat de vervoerder slechts ten aanzien van de vertraging als gevolg van de slotrestricties een beroep op buitengewone omstandigheden heeft gedaan. De vertraging van vlucht EZY3362 kan derhalve voor ten hoogste 100 minuten doorwerken als een buitengewone omstandigheid.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Met een vertraging van 100 minuten had de vlucht in kwestie, gelet op de vluchtduur van 2 uur en 5 minuten, nog vóór 21:00 uur UTC kunnen landen op Schiphol. Er kan gelet op het voorgaande niet worden vastgesteld dat er sprake was van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, die ervoor hebben gezorgd dat de onderhavige vlucht vanwege de nachtsluiting van de luchthaven te Amsterdam niet kon worden uitgevoerd.
4.7.
De kantonrechter komt gelet op het voorgaande niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder alle maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen. Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de compensatie worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
Schadevergoeding
4.8.
Naast compensatie hebben de passagiers sub 1 tot en met sub 5 financiële schadevergoeding gevorderd. De Verordening biedt geen grondslag voor het vergoeden van zelf geregeld alternatief vervoer. Subsidiair hebben de passagiers de kosten van de huurauto naar Milaan en de vliegtickets naar Amsterdam gevorderd op grond van het Verdrag van Montreal. Het Verdrag van Montreal kent geen duidelijke rechtsregels voor het vergoeden van een reiskosten in een geval als het onderhavige, maar biedt op grond van artikel 19 de mogelijkheid tot vergoeding van “schade voortvloeiend uit vertraging in het luchtvervoer van passagiers, bagage of goederen”. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagiers een acceptabele alternatieve vlucht naar de eindbestemming heeft aangeboden. Het had, gelet op de gemotiveerde betwisting door de passagiers, op de weg van de vervoerder gelegen om zijn stelling te onderbouwen. Dit heeft hij nagelaten. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat de vervoerder zelf een vervangende vlucht heeft aangeboden, zodat de kosten van het vervangend vervoer naar het oordeel van de kantonrechter op grond van artikel 19 van het Verdrag toewijsbaar zijn. In de brief 11 september 2019 die is overgelegd als productie 4 bij dagvaarding en als ingebrekestelling kan worden beschouwd, wordt de vervoerder gesommeerd binnen 15 dagen na 15 dagen na de datum van deze brief te betalen. Derhalve is de gevorderde wettelijke rente over € 733,86 toewijsbaar vanaf 15 dagen na 11 september 2019, nu een eerdere verzuimdatum is gesteld noch gebleken.
4.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag (inclusief btw) niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.215,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.000,00 vanaf 14 juli 2019, over € 733,86 vanaf 26 september 2019 en over € 482,05 vanaf 22 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 464,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 116,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter