ECLI:NL:RBNHO:2023:1640

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
9070633
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging en annulering van vlucht door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited wegens vertraging en annulering van hun vlucht van Bristol naar Amsterdam op 14 december 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Telkamp van EUclaim B.V., vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht niet alleen in vertrektijd is gewijzigd, maar ook in vluchtnummer, wat volgens de kantonrechter neerkomt op een annulering en omboeking naar een compleet andere vlucht. De passagiers zijn meer dan 24 uur later op hun eindbestemming aangekomen, wat hen recht geeft op compensatie.

De vervoerder heeft betwist dat er sprake is van een annulering en heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelt echter dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat alle redelijke maatregelen zijn genomen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben alternatieve vluchten aangedragen die beschikbaar waren, maar de vervoerder heeft niet aangetoond dat deze niet konden worden aangeboden. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.476,88, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de vervoerder de proceskosten moet vergoeden, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op de openbare terechtzitting van 22 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9070633 \ CV EXPL 21-1494
Uitspraakdatum: 22 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats] ,

2.
[passagier sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[passagier sub 3] ,
4.
[passagier sub 4] ,
5.
[passagier sub 5] ,
allen wonende te [woonplaats] (Verenigd Koninkrijk)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 7 december 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Bristol Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam Schiphol Airport met vlucht U2 6167 op 14 december 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers zijn met meer dan 24 uur vertraging op de overeengekomen eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2018, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 226,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 december 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat niet alleen de vertrektijd van de vlucht is gewijzigd, maar ook het vluchtnummer (U2 6167 naar U2 9167). Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee sprake van een omboeking naar een compleet andere vlucht. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de oorspronkelijke vlucht voor de passagiers als geannuleerd moet worden beschouwd. In die zin zal de kantonrechter op basis van artikel 25 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de rechtsgronden aanvullen. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.3.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter overweegt als volgt. Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. De passagiers zijn omgeboekt naar een vlucht waarmee zij 24 uur en 26 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen. Het is aan de vervoerder om in een dergelijk geval voldoende aannemelijk te maken dat er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door hemzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de aangeboden vlucht.
4.4.
De passagiers betwisten dat zij zijn omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht. De passagiers hebben in dit kader een lijst van mogelijke alternatieve vluchten (uitgevoerd door andere luchtvaartmaatschappijen) van Bristol naar Amsterdam uitgevoerd op 14 en 15 december 2018 overgelegd. De vervoerder heeft niet gesteld dat er geen beschikbare plaatsen vrij waren op de door de passagiers genoemde alternatieve vluchten. Zodoende heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk gemaakt dat de omboeking naar vlucht U2 9167 een redelijke maatregel vormt in de zin van bovengenoemd arrest. De vordering tot betaling van de hoofdsom ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag (inclusief btw) niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.476,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.250,00 vanaf 14 december 2018 en over € 226,88 vanaf 7 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 398,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter