ECLI:NL:RBNHO:2023:1575

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
21/6275 en 21/6276
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet Wia

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 23 februari 2023, zijn de beroepen van eiseres tegen de besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Wolter, heeft beroep ingesteld tegen twee besluiten van verweerder. Het eerste besluit betreft de afwijzing van de Garantie-uitkering, waarbij verweerder heeft vastgesteld dat eiseres per 8 februari 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het tweede besluit betreft de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid per 26 februari 2021, waarbij verweerder deze heeft vastgesteld op 65,15%. De rechtbank heeft de beroepen gezamenlijk behandeld op 8 december 2022.

De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van verweerder kritisch bekeken. De verzekeringsarts R.J. van Pinxteren heeft de medische situatie van eiseres beoordeeld en vastgesteld dat zij zowel lichamelijke als psychische klachten heeft. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de vaststellingen van de verzekeringsarts. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de zorgvuldigheid van de rapportage in twijfel trekken. De rechtbank heeft ook de arbeidskundige beoordeling van A.E. van Hulst in overweging genomen, die concludeerde dat er geschikte functies voor eiseres zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank beide beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk heeft gekregen. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/6275 en 21/6276

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaken tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E. Wolter),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder)
(gemachtigde: R. Hopster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de besluiten van verweerder om eiseres niet op grond van de Garantie-uitkering in aanmerking te brengen voor een aanvulling op de bestaande uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia) en haar per 26 februari 2021 in aanmerking te brengen voor een vervolguitkering op grond van de Wet Wia.
1.1
Met het besluit van 11 oktober 2021 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar tegen de beslissing over de Garantie-uitkering ongegrond verklaard. Verweerder is gebleven bij de beslissing dat eiseres per 8 februari 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.2
Bij afzonderlijk besluit van 11 oktober 2021 (bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit over de vervolguitkering gegrond verklaard en haar mate van arbeidsongeschiktheid per 26 februari 2021 vastgesteld op 65,15%.
1.3
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is geregistreerd onder nummer 21/6276, het beroep tegen bestreden besluit 2 is geregistreerd onder nummer 21/6275.
1.4
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft de beroepen op 8 december 2022 gezamenlijk op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 8 februari 2019 respectievelijk 26 februari 2021 juist heeft vastgesteld. De conclusie is dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van die vaststelling door verweerder. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Mate van arbeidsongeschiktheid
3. Verweerder acht eiseres per 8 februari 2019 minder dan 35 % arbeidsongeschikt. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 26 februari 2021, is door verweerder geschat op 65,15 %. Verweerder baseert zich daarbij op de rapportage van 27 september 2021 van verzekeringsarts bezwaar en beroep R.J. van Pinxteren (de verzekeringsarts) en de rapportage van 6 oktober 2021 van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep A.E. van Hulst (de arbeidsdeskundige). Omdat de arbeidsdeskundige beoordeling is gebaseerd op de verzekeringsgeneeskundige beoordeling, bespreekt de rechtbank hierna eerst de gronden van eiseres die zien op de medische aspecten.
Medische aspecten
3.1
Eiseres heeft geen gronden aangevoerd die de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport van de verzekeringsarts raken. De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts het dossier heeft bestudeerd, een telefonische hoorzitting heeft bijgewoond, eiseres heeft gezien op een fysiek spreekuur en informatie van derden bij het onderzoek heeft betrokken. Daarom neemt de rechtbank aan dat deze medische rapportage zorgvuldig tot stand is gekomen.
3.2.1
De verzekeringsarts constateert dat eiseres zowel lichamelijke als psychische klachten heeft. Op lichamelijk gebied gaat het om status na behandeling borstkanker in 2015, bloedarmoede bij hevige menstruaties, fors overgewicht en myogene schouderklachten. Op psychisch gebied gaat het om depressieve klachten en angst voor autorijden bij (status na) lichamelijke aandoeningen, schulden en (status na) relatieproblemen. De verzekeringsarts ziet aanleiding om een forsere urenbeperking aan te nemen dan in de primaire fase was gedaan. Hij heeft de urenbelastbaarheid bijgesteld naar ongeveer 4 uur per dag en 20 uur per week. Dat heeft hij gedaan om energetische redenen, samenhangend met de depressieve stoornis, bloedarmoede, matig slapen en obesitas.
3.2.2
De verzekeringsarts heeft een nieuwe functionele mogelijkhedenlijst (fml) opgesteld per 8 februari 2019. In die fml acht hij eiseres per die datum beperkt op:
- persoonlijk functioneren: eiseres kan niet werken op 1 kamer met meerdere personen die geregeld bellen met cliënten en/of overleggen met collega’s, is aanwezen op werk dat in grote lijnen voorspelbaar is, is aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen maar mag wel aantal keren per dag, kan een deadline of productiepiek tot 2 keer per week aan in niet-complex werk, is aangewezen op werk waarin geen hoog handelingstempo is vereist – betreft complex werk – en kan niet op hoogtes of bij gevaarlijke machines werken, niet beroepsmatig chauffeuren;
- sociaal functioneren: omgaan met conflicten (mag incidenteel in direct contact) en eiseres is aangewezen op werk dat geen leidinggevende aspecten bevat, maar werken als meewerkend voorman met beperkte leidinggevende taken is wel mogelijk;
- dynamische handelingen: werken met toetsenbord en muis, kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag (ongeveer 4 uur) toetenbord bedienen en muis hanteren (beleidsmedewerker);
- dynamische handelingen: frequent reiken tijdens werk, tillen of dragen en frequent zware lasten hanteren tijdens het werk;
- werktijden: kan ’s nachts niet werken, gemiddeld 4 uur per dag (max 5), gemiddeld ongeveer 20 uur per week (maximaal 22) en op regelmatige werktijden.
3.2.3
De verzekeringsarts heeft ook een nieuwe fml opgesteld per 21 januari 2021. In die fml acht hij eiseres per die datum beperkt op:
- persoonlijk functioneren: eiseres kan niet werken op 1 kamer met meerdere personen die geregeld bellen met cliënten en/of overleggen met collega’s, is aanwezen op werk dat in grote lijnen voorspelbaar is, is aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen maar mag wel aantal keren per dag, kan 2 deadlines/productiepieken per week aan in niet-complex werk, is aangewezen op werk waarin geen hoog handelingstempo is vereist – betreft complex werk – en kan niet op hoogtes of bij gevaarlijke machines werken, niet beroepsmatig chauffeuren;
- sociaal functioneren: omgaan met conflicten (mag incidenteel in direct contact), kan in het geheel niet beroepsmatig een voertuig besturen en eiseres is aangewezen op werk dat geen leidinggevende aspecten bevat, maar werken als meewerkend voorman met beperkte leidinggevende taken is wel mogelijk;
- dynamische handelingen: werken met toetsenbord en muis, kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag (ongeveer 4 uur) toetenbord bedienen en muis hanteren (beleidsmedewerker) frequent reiken tijdens werk, duwen en trekken, tillen of dragen;
- werktijden: kan ’s nachts niet werken, gemiddeld 4 uur per dag (max 5), gemiddeld ongeveer 20 uur per week (maximaal 22) en eiseres is aangewezen op regelmatige werktijden.
3.3
De rechtbank ziet in het standpunt van eiseres geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsarts. Eiseres stelt dat haar arbeidsmogelijkheden overschat zijn en wijst er onder meer op dat de huisarts de psychische klachten als meest beperkend ziet voor haar algemeen functioneren en dat dit samenhangt met de somatische medische voorgeschiedenis. De rechtbank constateert dat eiseres hier doelt op de brief van de huisarts van 22 augustus 2021 en dat de verzekeringsarts die brief al bij de beoordeling heeft getroffen. Niet gesteld of gebleken is dat de verzekeringsarts dit op een onjuiste manier zou hebben gedaan.
Eiseres stelt ook dat er alle aanleiding om een verdergaande urenbeperking aan te nemen, uit energetisch en preventief oogpunt. Zij betoogt dat zij is hervat in aangepast eigen werk maar dat de praktijk heeft uitgewezen dat zij dit niet kon volhouden, waardoor zij weer is uitgevallen. Dit is echter onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de bevindingen van de verzekeringsarts onjuist zouden zijn.
3.4
De conclusie is dat verweerder met het rapport van de verzekeringsarts de verzekeringsgeneeskundige beoordeling voldoende gemotiveerd heeft.
Arbeidskundige aspecten
4.1
De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport een beoordeling gemaakt per 8 februari 2019 en per 26 februari 2021. De arbeidsdeskundige concludeert dat per 8 februari 2019 de functies 261422 -Machinaal metaalbewerker (exl. bankwerk), 111333- Huishoudelijk medewerker en 111334- Huishoudelijk medewerker gebouwen geschikt zijn voor eiseres. Per 26 februari 2021 zijn volgens hem niet alle geduide functies binnen die codes geschikt voor eiseres. Hij heeft wel andere geschikte functies kunnen duiden, te weten 111334 – Huishoudelijk medewerker gebouwen, 111080 – Barbediende/buffetbediende/kantinebediende en 111010 – Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten).
4.2
Eiseres stelt dat zij de geduide functies niet kan verrichten. De rechtbank volgt haar daar niet in. De arbeidsdeskundige kon zich baseren op de medische beoordeling door de verzekeringsarts. Bovendien heeft hij voldoende gemotiveerd waarom de functies geschikt zijn voor eiseres. De rechtbank ziet in het betoog van eiseres geen reden om daaraan te twijfelen.

Conclusie en gevolgen

5. Beide beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart beide beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.