ECLI:NL:RBNHO:2023:1574

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
22-267
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor dakopbouw in Zaanstad

Op 15 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de bodemzaak tussen [bedrijf] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Deze uitspraak volgt op een tussenuitspraak van 23 november 2022, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om een gebrek in het bestreden besluit van 18 januari 2022 te herstellen. Verweerder heeft echter besloten geen gebruik te maken van deze mogelijkheid, wat leidde tot de huidige uitspraak.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, met name omdat verweerder niet adequaat heeft onderbouwd waarom de aanwezigheid van twee gelijkvormige dakopbouwen in strijd zou zijn met redelijke eisen van welstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening, en dat het niet in strijd is met het bestemmingsplan. Hierdoor concludeert de rechtbank dat verweerder de gevraagde omgevingsvergunning moet verlenen.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit van 7 januari 2020 en verleent aan eiseres de omgevingsvergunning voor het bouwen van een dakopbouw. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 2.868,- bedragen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/267

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2023 in de zaak tussen

[bedrijf] B.V., uit Zaandam, eiseres

(gemachtigde: mr. G.J.F. Voss),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder

(gemachtigde: mr. N.M. Versteege).

Procesverloop

1.1
De rechtbank heeft op 23 november 2022 een tussenuitspraak gedaan. Voor het verloop van de procedure tot dan toe, verwijst de rechtbank naar wat daarover in de tussenuitspraak staat vermeld.
1.2
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit van 18 januari 2022 te herstellen, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen.
1.3
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak schriftelijk verklaard geen gebruik te maken van de gelegenheid het gebrek in het besluit te herstellen.
1.4
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
Wat stond er in de tussenuitspraak?
3. Kort gezegd heeft de rechtbank in de tussenuitspraak overwogen dat verweerder met het welstandsadvies van 28 december 2021 onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de aanwezigheid van twee gelijkvormige dakopbouwen in strijd is met redelijke eisen van welstand. De rechtbank gaf aan verweerder mee om te voorzien in een nadere onderbouwing of om de aangevraagde omgevingsvergunning alsnog te verlenen, als een toereikende motivering niet mogelijk zou blijken.
Wat is er na de tussenuitspraak gebeurd?
4. Verweerder heeft op 6 december 2022 laten weten dat hij geen gebruik maakt van de gelegenheid om het besluit aan te passen. Verweerder heeft dit niet verder toegelicht.
Beoordeling door de rechtbank
5. Omdat verweerder het gebrek niet heeft hersteld, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 18 januari 2022, omdat het onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank vernietigt dat besluit niet voor zover verweerder daarbij aan eiseres een dwangsom heeft toegekend wegens het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, aangezien dat deel van het besluit niet is bestreden. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Zoals ook al in overweging 7.3 van de tussenuitspraak werd overwogen, zal er vanwege de rechtszekerheid een keer een einde moeten komen aan de procedure over de gevraagde vergunning. Bovendien lijkt deze manier van afdoening in dit geval het meest doelmatig en efficiënt te zijn. De rechtbank zal daarom het primaire weigeringsbesluit van 7 januari 2020 herroepen en aan eiseres de gevraagde omgevingsvergunning verlenen. Hierna licht de rechtbank toe hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
6.1
Dit beroep gaat over de weigering van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een dakopbouw op de [adres 1] in [plaats] . In de tussenuitspraak stelde de rechtbank al vast dat partijen het erover eens zijn dat het bouwplan voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening. Ook stelde de rechtbank al vast dat de activiteit niet in strijd is met het bestemmingsplan.
6.2
Het voorgaande betekent dat verweerder alleen nog aan de weigering ten grondslag kon leggen dat het bouwwerk niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. [1] Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom niet aan die redelijke eisen zou zijn voldaan. Het advies van de welstandscommissie van 28 december 2021 voldeed niet en verweerder heeft geen verdere onderbouwing gegeven. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat de gestelde strijd met redelijke eisen van welstand niet deugdelijk valt te onderbouwen en dat dus wel aan die eisen is voldaan. Dit betekent dat verweerder de weigering hierop niet heeft mogen baseren.
6.3
De wet voorziet niet in andere weigeringsgronden. Dit betekent dat verweerder aan eiseres de gevraagde vergunning moet verlenen. Als aan de eerder, van rechtswege, aan eiseres verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een dakopbouw elders op hetzelfde bedrijfsverzamelgebouw voorschriften zijn verbonden [2] , dan horen die voorschriften op overeenkomstige wijze te worden verbonden aan de in deze zaak aan de orde zijnde vergunning.
7.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
7.2
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een beroepsmatige rechtsbijstandverlener in beroep levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. De bijstand door een beroepsmatige rechtsbijstandverlener in bezwaar levert ook 2 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 597,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.868,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 18 januari 2022, behalve voor zover daarbij een dwangsom aan eiseres is toegekend;
- herroept het primaire besluit van 7 januari 2020;
- verleent aan eiseres een omgevingsvergunning voor het bouwen van een dakopbouw op de [adres 1] in [plaats] , overeenkomstig de door haar op 17 november 2019 ingediende aanvraag en met overeenkomstige toepassing van de voorschriften die gelden voor de aan haar verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een dakopbouw op de [adres 2] in [plaats] ;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit van 18 januari 2022;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.868,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Dat is mogelijk op grond van artikel 4:20e van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.31, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.