ECLI:NL:RBNHO:2023:1568

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
10212021
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever

In deze zaak heeft Cotton & Wool B.V. verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, maar dat deze verstoring het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De kantonrechter oordeelt dat Cotton & Wool niet voldoende heeft gedaan om de arbeidsrelatie te herstellen en dat de werknemer, [verweerster], niet op de hoogte is gesteld van de geuite klachten. Hierdoor is het vertrouwen van [verweerster] in Cotton & Wool geschaad. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 april 2023, en [verweerster] krijgt een billijke vergoeding van € 22.000,00 bruto en een transitievergoeding van € 2.576,56 bruto toegewezen. De proceskosten komen voor rekening van Cotton & Wool, omdat zij overwegend ongelijk krijgt en ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter benadrukt dat een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate moet respecteren en dat het niet voeren van functioneringsgesprekken en het niet bespreken van klachten met de werknemer bijdraagt aan de verstoring van de arbeidsrelatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 10212021 \ AO VERZ 22-76
Uitspraakdatum: 13 februari 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Cotton & Wool B.V.
gevestigd te Mijdrecht
verzoekende partij
verder te noemen: Cotton & Wool
gemachtigde: mr. S.D. Kurz
tegen
[verweerster]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. A. de Groot
De zaak in het kort
Een werkgever verzoekt in deze zaak om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer, vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter oordeelt dat inderdaad sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. De arbeidsovereenkomst wordt om die reden ontbonden. Die ontbinding is naar het oordeel van de kantonrechter het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Er wordt daarom aan de werknemer een billijke vergoeding toegekend van € 22.000,00 bruto en een transitievergoeding.

1.Het procesverloop

1.1.
Cotton & Wool heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 16 januari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Cotton & Wool en [verweerster] hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft Cotton & Wool bij brief van 10 januari 2023 nog een stuk toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Cotton & Wool exploiteert onder de naam “Gute Laune” onder meer een tweetal kledingwinkels in Egmond aan Zee.
2.2.
[verweerster] , geboren [geboortedatum] , is sinds 1 juli 2020 in dienst bij Cotton & Wool. De functie van [verweerster] is teamleider/winkelmedewerker met een salaris van € 2.600,00 bruto per maand exclusief emolumenten. [verweerster] is verantwoordelijk voor de twee winkels in Egmond aan Zee.
2.3.
De eigenaren van Cotton & Wool hebben [verweerster] en haar man uitgenodigd voor een etentje op 10 oktober 2022. Tijdens het etentje hebben de eigenaren van Cotton & Wool aan [verweerster] meegedeeld dat [naam 1] (hierna: [naam 1] ) als algemeen manager zou worden aangesteld boven de teamleiders. [naam 1] zou daarmee de leidinggevende van [verweerster] worden. Na deze mededeling zijn [verweerster] en haar man uit het restaurant vertrokken.
2.4.
Bij e-mail van 11 oktober 2022 deelt [verweerster] aan Cotton & Wool mee dat zij zal doen wat van haar wordt verwacht.
2.5.
Cotton & Wool reageert bij e-mail van 12 oktober 2022 onder meer als volgt:

(…) Wij kijken naar de toekomst en hebben een duidelijk beeld voor ogen. Hier gaan wij ons op focussen. [naam 1] neemt contact op met jou over verdere afstemming. Zie dit als een mooie nieuwe weg die wij met ons allen inslaan.
2.6.
Op 24 oktober 2022 is [verweerster] op non-actief gesteld.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Cotton & Wool verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden vanwege -kort gezegd- een verstoorde arbeidsverhouding. Cotton & Wool stelt dat de arbeidsovereenkomst ernstig en duurzaam is verstoord, omdat er een gebrek aan zelfreflectie is aan de zijde van [verweerster] . [verweerster] gedraagt zich zowel verbaal als non-verbaal op agressieve wijze op zaken die haar niet welgevallig zijn, waardoor medewerksters van Cotton & Wool en ook de eigenaren van Cotton & Wool zich niet vrij achten om zich tegenover [verweerster] uit te spreken over haar stijl van leidinggeven. Er is in de onderneming geen draagvlak meer voor [verweerster] . Dat maakt dat een verder vruchtbaar functioneren niet mogelijk is.
3.2.
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Daartoe is – samengevat – aangevoerd dat de arbeidsverhouding niet ernstig en duurzaam is verstoord en dat Cotton & Wool ook onvoldoende heeft gedaan aan herstel van de arbeidsrelatie. Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerster] om toekenning van een billijke vergoeding van € 175.000,00 bruto en een transitievergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat een redelijke grond is [1] . Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt [2] .
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er een redelijke grond voor ontbinding, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 BW onder g (verstoorde arbeidsverhouding). Daarover wordt het volgende overwogen.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat er tot februari 2022 sprake was van een goede verstandhouding tussen partijen en dat [verweerster] tot dat tijdstip goed heeft gefunctioneerd. Cotton & Wool stelt dat vanaf 1 februari 2022 de houding van [verweerster] naar andere collega’s en naar de eigenaren van het bedrijf toe zodanig veranderde, dat zij zich genoodzaakt zag veranderingen door te voeren. Dit leidde tot de aanstelling van [naam 1] als algemeen manager. Cotton & Wool stelt dat de situatie op de werkvloer onhoudbaar is geworden door de willekeur, het schrikbewind en narcisme van [verweerster] . Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter eenduidig dat Cotton & Wool geen vertrouwen meer heeft in een voortzetting van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] . [verweerster] heeft de jegens haar geuite verwijten gemotiveerd weersproken. [verweerster] geeft daarbij aan dat zij verbijsterd en uit het veld geslagen is, gekrenkt en in haar eer en goed naam aangetast, door de wijze waarop Cotton & Wool wenst te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hieruit volgt dat ook bij [verweerster] het vertrouwen ontbreekt dat de arbeidsrelatie tussen partijen nog kan worden voortgezet. Uit deze omstandigheden volgt eveneens dat deze verstoring duurzaam is en dat, gelet op de nauwe samenwerking tussen [verweerster] en de eigenaren van Cotton & Wool, herplaatsing in een ander winkelfiliaal binnen een redelijke termijn niet in de rede ligt.
4.5.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Cotton & Wool zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus zal worden ontbonden. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 april 2023. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd. Daarbij wordt uitgegaan van de wettelijke opzegtermijn van Cotton & Wool van een maand [3] , omdat een andere opzegtermijn niet is gesteld of gebleken. De behandelduur van deze procedure wordt niet in mindering gebracht, omdat, zoals hierna zal blijken, de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Cotton & Wool [4] .
4.6.
In geval van ontbinding verzoekt [verweerster] om Cotton & Wool te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding. Cotton & Wool kan niet worden gevolgd in haar standpunt dat [verweerster] geen aanspraak heeft op een transitievergoeding omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg zou zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] . Zoals in het navolgende zal worden overwogen, valt aan Cotton & Wool een ernstig verwijt te maken van het einde van de arbeidsrelatie. Er is in dit kader geen sprake van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] . Zij is niet op de hoogte gesteld van de geuite klachten en heeft daar, bij de uitoefening van haar werkzaamheden, dan ook geen rekening mee kunnen houden. Omdat van verwijtbaar handelen van [verweerster] geen sprake is, wordt ook de hogere lat van ernstige verwijtbaarheid niet gehaald.
4.7.
Dit betekent dat Cotton & Wool de transitievergoeding verschuldigd is. Omdat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 april 2023 zal de transitievergoeding worden bepaald op € 2.576,56 bruto. Dat bedrag wordt toegewezen.
4.8.
De kantonrechter ziet aanleiding om aan [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever [5] . Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt [6] . In dit geval is sprake van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Daarbij neemt de kantonrechter het volgende in aanmerking.
4.9.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren. Cotton & Wool heeft aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd dat [verweerster] sinds februari 2022 een onwerkbare situatie op de werkvloer heeft veroorzaakt, door willekeurig beleid, narcistisch gedrag, veelvuldige woede-uitbarstingen en het voeren van een schrikbewind. [verweerster] zou, aldus Cotton & Wool, dit gedrag zijn gaan vertonen sinds het tijdstip dat zij een contract voor onbepaalde tijd had gekregen. Cotton & Wool brengt ter staving van haar stellingen een verklaring in het geding van twee collega’s van [verweerster] en van de manager, [naam 1] . De kantonrechter stelt allereerst vast dat [verweerster] al sinds 1 mei 2021 een contract voor onbepaalde tijd had. Hiermee valt niet te rijmen de stelling van Cotton & Wool dat er een verband zou bestaan tussen een “andere houding” van [verweerster] en het verkrijgen van een vast contract. Daarnaast betwist [verweerster] dat zij ander gedrag is gaan vertonen dan wel dat het werk haar te veel werd vanaf het moment dat zij fulltime ging werken. Cotton & Wool stelt weliswaar dat zij dit van [verweerster] zelf maar ook van anderen heeft gehoord, maar Cotton & Wool heeft dit, gelet op de betwisting door [verweerster] , niet concreet gemaakt. Zo heeft Cotton & Wool niet gesteld wanneer en van wie zij dit heeft gehoord. Daarbij komt dat voor zover Cotton & Wool dit al van anderen had gehoord, het op de weg van Cotton & Wool lag om als goed werkgever daarover met [verweerster] in gesprek te gaan. Dat heeft Cotton & Wool nagelaten.
4.10.
Verder stelt de kantonrechter vast dat in de door Cotton & Wool overgelegde verklaringen weliswaar kritiek jegens [verweerster] wordt geuit, maar niet zodanig dat daaruit blijkt dat vanaf februari 2022 onder leiding van [verweerster] sprake zou zijn van “terreur” of “schrikbewind”. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat [verweerster] , ter betwisting van deze verklaringen, een groot aantal verklaringen van (voormalig) collega’s heeft overgelegd die zich zeer positief uitlaten over de samenwerking met [verweerster] . De juistheid van de verwijten die Cotton & Wool maakt, is hiermee dan ook niet komen vast te staan. Daarbij komt dat, voor zover Cotton & Wool sinds februari 2022 moeite zou hebben gehad met de wijze waarop [verweerster] haar werk deed, het op de weg van Cotton & Wool lag om hierover met [verweerster] in gesprek te gaan, haar zo nodig te waarschuwen en eventueel door middel van een verbetertraject [verweerster] in de gelegenheid te stellen haar functioneren te verbeteren. In plaats daarvan heeft Cotton & Wool aangekondigd dat er een nieuwe leidinggevende zou worden aangesteld die ook deels de taken van [verweerster] zou uitvoeren en daarmee heeft zij [verweerster] voor een voldongen feit gesteld. Verder heeft Cotton & Wool op basis van geruchten van andere werknemers, dat [verweerster] het gezag van deze leidinggevende niet zou accepteren, [verweerster] op non-actief gesteld. Het had op de weg van Cotton & Wool gelegen om voorafgaand aan de non-actiefstelling met [verweerster] in gesprek te gaan. Dat heeft Cotton & Wool niet gedaan.
4.11.
Cotton & Wool erkent verder dat er geen functioneringsgesprek met [verweerster] is gevoerd, maar stelt dat dit gelet op de karakterstructuur van [verweerster] ook niet van Cotton & Wool verwacht kan worden. Het is juist de taak van Cotton & Wool als goed werkgever om moeilijke gesprekken met een werknemer aan te gaan en als er al sprake is van onvoldoende functioneren, om de werknemer dan daarop aan te spreken. Uit hetgeen ter zitting is aangevoerd en uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat [verweerster] een bepaalde karakterstructuur zou hebben, dan wel dat zij niet open zou staan voor reflectie op haar functioneren. Cotton & Wool heeft haar stellingen op dit punt niet, althans onvoldoende onderbouwd. Dat alle door Cotton & Wool gemaakte verwijten aan het adres van [verweerster] niet met [verweerster] zijn besproken, heeft eraan bijgedragen dat het vertrouwen van [verweerster] in Cotton & Wool is geschaad.
4.12.
Vanwege het structureel niet toepassen van hoor- en wederhoor, door de klachten van een aantal collega’s niet met [verweerster] te bespreken en door haar niet in de gelegenheid te stellen haar visie daarop te geven, heeft Cotton & Wool bewust aangestuurd op een verstoring van de arbeidsverhouding en heeft zij ernstig verwijtbaar gehandeld.
Dit betekent dat aan [verweerster] , wegens de wijze waarop Cotton & Wool heeft aangestuurd op een einde van het dienstverband, een billijke vergoeding zal worden toegekend.
4.13.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
4.14.
[verweerster] verzoekt een billijke vergoeding van € 175.000,00 bruto. [verweerster] gaat er daarbij vanuit dat zij tot aan haar pensioendatum bij Cotton & Wool zou blijven werken. Anders dan [verweerster] , gaat de kantonrechter er niet van uit dat de arbeidsovereenkomst, als Cotton & Wool niet door de non-actiefstelling had aangestuurd op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onverminderd zou voortduren. Rekening houdend met de goede en kwade kansen gaat de kantonrechter ervan uit dat de arbeidsovereenkomst, na 24 oktober 2022, nog ongeveer twaalf maanden zou hebben voortgeduurd. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat, indien Cotton & Wool met [verweerster] in gesprek was gegaan over de klachten van collega-werknemers en zij vervolgens [verweerster] , door middel van een verbetertraject, in de gelegenheid had gesteld om op bepaalde onderdelen van haar functie tot een andere aanpak te komen, er naar het zich laat aanzien op enig moment toch een einde zou zijn gekomen aan de arbeidsrelatie, omdat beide partijen een ander inzicht hebben over de wijze waarop [verweerster] haar werkzaamheden zou moeten verrichten.
4.15.
Bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding wordt daarom tot uitgangspunt genomen dat het dienstverband zou hebben voortgeduurd tot 1 november 2023. Door de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 april 2023, die het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Cotton & Wool, lijdt [verweerster] daarmee (uitgaande van een bruto maandsalaris van € 2.808,00 bruto inclusief vakantietoeslag) een directe inkomensschade van € 19.656,00 bruto.
4.16.
Cotton & Wool heeft aangevoerd dat [verweerster] een relatief kort dienstverband heeft en dat de arbeidsmarkt rooskleurig is. Weliswaar is de arbeidsmarkt gunstig voor werknemers, maar de kantonrechter houdt rekening met de omstandigheid dat het aannemelijk is dat Cotton & Wool met de ernstige aantijgingen, zoals “
terror- [naam verweerster]”, “
tirannieke managementstijl”, “s
chrikbewind” en “
narcisme” aan [verweerster] ook immateriële schade heeft toegebracht, die ertoe leidt dat zij belemmeringen zal ondervinden bij het solliciteren naar een nieuwe baan.
4.17.
Het voorgaande brengt mee dat een billijke vergoeding zal worden toegekend van € 22.000,00 bruto. Voor verdere verhoging van de billijke vergoeding ziet de kantonrechter geen aanleiding, ook omdat Cotton & Wool aan [verweerster] nog het loon zal moeten doorbetalen tot 1 april 2023.
4.18.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om de toe te kennen transitievergoeding geheel of gedeeltelijk in mindering te brengen op de billijke vergoeding, vanwege de aard en ernst van het verwijtbaar handelen of nalaten van Cotton & Wool en omdat aannemelijk is dat [verweerster] deze nodig zal hebben voor de transitie naar ander werk of andere inkomsten.
4.19.
Cotton & Wool wordt dus veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van
€ 22.000,00 bruto.
4.20.
Omdat aan de ontbinding een billijke vergoeding wordt verbonden, zal Cotton & Wool in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken, binnen de hierna genoemde termijn [7] .
4.21.
De proceskosten komen voor rekening van Cotton & Wool, omdat zij overwegend ongelijk krijgt en ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Ook als Cotton & Wool het verzoek intrekt, zal Cotton & Wool de proceskosten van [verweerster] moeten betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
bepaalt dat de termijn, waarbinnen Cotton & Wool het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met
1 maart 2023;
Voor het geval Cotton & Wool het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
5.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2023;
5.3.
veroordeelt Cotton & Wool om aan [verweerster] een billijke vergoeding te betalen van € 22.000,00 bruto;
5.4.
veroordeelt Cotton & Wool om aan [verweerster] een transitievergoeding te betalen van € 2.576,56 bruto;
5.5.
veroordeelt Cotton & Wool tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerster] tot en met vandaag vaststelt op:
salaris gemachtigde € 793,00;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Voor het geval Cotton & Wool het verzoek binnen die termijn intrekt:
5.7.
veroordeelt Cotton & Wool tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerster] tot en met vandaag vaststelt op:
salaris gemachtigde € 793,00;
5.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 BW.
2.Artikel 7:669 lid 1 BW.
3.Artikel 7:672 lid 1 onder a BW.
4.Artikel 7:671 b lid 9 BW.
5.Artikel 7:671b lid 9 BW.
6.
7.Artikel 7:686a lid 6 BW.