ECLI:NL:RBNHO:2023:1564

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
21/4305
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in het kader van een UWV-besluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 16 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV van 3 september 2021 beoordeeld. Eiser, die zich op 27 november 2013 ziekmeldde na een bedrijfsongeval, had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een nieuwe aanvraag op 8 september 2020, heeft het UWV opnieuw vastgesteld dat eiser op 9 september 2020 voor 34,41% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat hij niet in staat is om de geduide functies te vervullen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op de relevante datum niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en de vastgestelde beperkingen adequaat zijn gemotiveerd. De rechtbank wijst het beroep van eiser af, waardoor hij geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak benadrukt het verschil in criteria tussen WIA- en WMO-beoordelingen, en bevestigt dat de VABB de medische situatie van eiser op de juiste wijze heeft beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/4304

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A.M. Staal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: L.R.I. Ritsma).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV van 3 september 2021 (het bestreden besluit) om eiser met ingang van 9 september 2020 geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van eiser deelgenomen. Het UWV heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte als [functie] voor gemiddeld 39,83 uur per week. Op 27 november 2013 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege lichamelijke en psychische klachten, mede als gevolg van een bedrijfsongeval. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Op 30 september 2015 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. Met het besluit van 29 februari 2016 heeft het UWV eiser een WIA-uitkering geweigerd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd verklaard.
3. Op 20 oktober 2016 heeft eiser zich opnieuw ziekgemeld bij het UWV. Het UWV heeft eiser vervolgens per 20 oktober 2016 een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Per 9 maart 2018 is de WIA-uitkering beëindigd omdat eiser toen minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
4. Op 8 september 2020 heeft eiser (weer) een WIA-uitkering aangevraagd, omdat hij nog steeds klachten heeft. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 12 januari 2021 genomen, dat in bezwaar met het bestreden besluit is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

5. Het UWV vindt dat eiser op 9 september 2020 voor minder dan 35%, namelijk 34,41%, arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
6. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB) van 16 augustus 2021. De medische belastbaarheid van eiser is in bezwaar aangescherpt door de VABB en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 augustus 2021.
7. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ADBB) van 3 september 2021.

Wat vindt eiser

8. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij verzoekt de rechtbank hetgeen in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser voert verder aan dat zijn beperkingen zijn onderschat. Dat geldt voor de beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren en voor de blijvende fysieke beperkingen als gevolg van het bedrijfsongeval. Hij vindt ook dat er een urenbeperking aan de orde is. Eiser wijst erop dat er inmiddels een Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)-voorziening is toegekend; er is sprake van een indicatie beschutte werkplek en eerder een indicatie dagbesteding. De pogingen van eiser om te werken (parttime) zijn niet gelukt. Hij heeft zich opnieuw ziekgemeld.
9. Eiser heeft informatie vanuit de behandelend sector overgelegd. Daarnaast heeft hij brieven van de gemeente overgelegd die betrekking hebben op de WMO en Participatiewet.
10. Eiser is daarnaast van mening dat hij de geduide functies niet kan verrichten.

Wat vindt de rechtbank

11. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 34,41% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 9 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
12. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 9 september 2020 voor 34,41% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
14. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten knie-, nek-, en rugklachten, spanningsklachten en de licht verstandelijke beperking, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit onderzoek en voor de in het dossier aanwezige (medische) informatie. Er is geen reden om aan te nemen dat de VABB aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
15. De rechtbank is verder van oordeel dat de VABB de medische belastbaarheid van eiser op 9 september 2020 in het rapport van 16 augustus 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
16. Eiser voert aan dat een urenbeperking aan de orde is. In de sociaal-medische beoordeling stelt de arts [1] dat een beperking in de duurbelastbaarheid conform de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ niet aan de orde is. Er is namelijk geen sprake van een stoornis in de energiehuishouding met medische noodzaak tot extra recuperatie. Ook is er geen sprake van een indicatie op preventieve gronden of een verminderde beschikbaarheid. Conform de eerdere beoordeling geldt er een maximering van de arbeidsduur voor gemiddeld 8 uur per dag en gemiddeld 40 uur per week en een beperking voor arbeid in de nacht. De VABB ziet geen aanleiding om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Er is volgens hem met inachtneming van de gestelde beperkingen in de FML van 16 augustus 2021 geen indicatie voor een additionele beperking in werktijden. De rechtbank ziet geen aanleiding de VABB hierin niet te volgen.
17. Eiser heeft in beroep informatie vanuit de behandelend sector overgelegd van onder andere een revalidatiearts, psycholoog, neuroloog en orthopedisch chirurg. Ook heeft eiser brieven van de gemeente overgelegd waaruit blijkt dat hem een WMO-voorziening (beschutte werkplek) is toegekend. Eiser heeft verder het arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 21 juni 2022 overgelegd waarin het UWV een positief advies geeft voor een beschutte werkplek. Het UWV geeft aan dat eiser is aangewezen op intensieve begeleiding die niet binnen redelijke grenzen door een werkgever wordt aangeboden.
18. De VABB heeft in het rapport van 11 januari 2023 op de (medische) stukken gereageerd. Volgens de VABB is de diagnose angststoornis uit de brief van de psycholoog diagnostisch niet van toegevoegde waarde omdat dit al bleek uit brieven van 2015 en 2017 die eiser tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft overgelegd. Dit was aanleiding om in bezwaar een beperking toe te voegen aangaande storingen/onderbrekingen, om het posttraumatische aspect hierbij nog te benadrukken. De brieven met betrekking tot de indicatie beschutte werkplek zijn deels in lijn met de WIA-beoordeling, waarin al een beperking in persoonlijk functioneren aangaande zelfstandigheid in arbeid is opgenomen. De VABB ziet geen aanleiding deze nog verder aan te scherpen door eiser aangewezen te achten op werk onder supervisie. De toekenningscriteria van de WMO verschillen van die van de Wet WIA en bij werken onder toezicht moet gedacht worden aan werk in Wet sociale werkvoorziening (WSW)-verband. Echter, gelet op de herziening van deze wet in 2012 moet worden geconcludeerd dat eiser met zijn diagnoses voldoet aan de zogenoemde bovengrens en daarmee niet in aanmerking komt voor werk in WSW-verband. De VABB stelt dat er geen aanleiding is om op basis van de ingebrachte stukken een andere beslissing te nemen over de belastbaarheid van eiser.
19. De rechtbank is van oordeel dat VABB in het nadere rapport van 11 januari 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat ook de informatie uit de behandelend sector die eiser in beroep heeft ingebracht geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. De rechtbank kan de VABB ook volgen in de stelling dat voor een WIA-beoordeling andere criteria gelden dan voor een beoordeling in het kader van een WMO-voorziening. Daarnaast constateert de rechtbank dat in de FML beperkingen zijn opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren in arbeid. Deze hebben te maken met de mate van zelfstandigheid in arbeid. In de toelichtingen bij de beperkingen in de FML staat beschreven dat eiser is aangewezen op vaste bekende werkwijzen en dat hij zo nodig moet kunnen terugvallen op directe collega’s of leidinggevenden. De rechtbank is van oordeel dat de VABB de licht verstandelijke beperking van eiser voldoende bij de beoordeling heeft betrokken. Bovendien acht de rechtbank van belang dat de WIA-beoordeling betrekking heeft op 9 september 2020 (datum in geding) en het arbeidsdeskundig rapport van het UWV in het kader van de beschutte werkplek van 21 juni 2022 dateert. Het gaat dus ook om een ander beoordelingsmoment waarbij er sprake is van verschillende situaties bij eiser. Zo liet eiser ter zitting weten dat hij ten tijde van de WIA-beoordeling nog (parttime) aan het werk was maar dat hij sinds enige tijd volledig is ziekgemeld en een aanvraag voor een amber-beoordeling heeft ingediend.
20. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 9 september 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 16 augustus 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
21. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

22. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 9 september 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
23. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 februari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De sociaal-medische beoordeling is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.