4.3.3Overwegingen over de bewijsvoering
De verdachte is ten laste gelegd dat hij bij twee ontploffingen van Poolse supermarkten strafbare betrokkenheid heeft gehad, primair als medepleger, subsidiair als medeplichtige. Het gaat om de ontploffing in respectievelijk Beverwijk, veroorzaakt op 12 december 2020 (feit 1) en Tilburg, veroorzaakt op 4 januari 2021 (feit 2).
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van betrokkenheid bij de ontploffing op 12 december 2020 en dat bewezen kan worden verklaard dat hij medeplichtig is geweest aan het plegen van de ontploffing op 4 januari 2021. Ondanks dit verschil in uitkomst lenen de vrijspraak voor feit 1 en de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 2 subsidiair, zich voor een gezamenlijke bespreking. De achtergrond hiervan is dat de feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit het procesdossier ten aanzien van feit 1, door de rechtbank mede redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van feit 2 subsidiair.
De bewijsmiddelen houden onder meer het volgende in.
De aanslag in Beverwijk heeft plaatsgevonden op 12 december 2020 rond 04:30 uur. De verdachte heeft die nacht [medeverdachte A.] , die de ontploffing heeft teweeg gebracht, opgehaald bij diens woning aan de [straatnaam] [nummer] in Amsterdam Zuidoost. Van 02:04 tot 02:26 uur heeft hij met zijn taxi (Peugeot 508, met kenteken [kenteken] ) voor de woning van [medeverdachte A.] gewacht. Daaraan voorafgaand, om 01:53 uur, heeft hij het adres [straatnaam C] [nummer] in Amsterdam-Oost (gespeld als “ [straatnaam C met schrijffout] ”) in de vorm van een notitie in zijn telefoon gezet. Over het hoe en waarom hiervan kon de verdachte desgevraagd geen nadere uitleg geven.
De verdachte is met [medeverdachte A.] in zijn taxi naar Beverwijk gereden en is daar geweest van 02:47 tot 03:05 uur. Daarna is hij met [medeverdachte A.] gereden naar de [straatnaam C] waar hij van 03:40 tot 03:52 uur heeft stilgestaan. Vervolgens is hij met [medeverdachte A.] weer terug naar Beverwijk gereden waar hij van 04:19 tot 04:32 uur op een parkeerterrein in de nabijheid van de locatie van de explosie heeft stilgestaan. Om 04:53 uur was de verdachte weer op de [straatnaam] waar hij [medeverdachte A.] bij zijn huis heeft afgezet en om 05:04 uur weer in de [straatnaam C] .
Op het adres [straatnaam C] [nummer] woonde in die tijd [medeverdachte S.] . Blijkens de inhoud van de bewijsmiddelen had hij een rol bij drie ontploffingen bij Poolse supermarkten. Dat deze rol betekenisvol is geweest kan worden afgeleid uit onder meer de omstandigheid dat diverse personen betrokken bij de explosies als chauffeur, als pleger of als tussenschakel, bij het verstrekken van informatie zich voor en/of ná de ontploffingen in de directe omgeving van de woning van [medeverdachte S.] bevonden en/of contact onderhielden met [medeverdachte S.] op voor de bewijslevering relevante wijze.
In zijn rittenadministratie heeft de verdachte de gang van zaken, voor zover hier van belang, als volgt geregistreerd. De rit van Beverwijk naar de [straatnaam C] met [medeverdachte A.] aan boord is vastgelegd als “onbeladen” met als bestemming de [straatnaam] . De daarop gevolgde rit vanuit de [straatnaam C] naar Beverwijk staat vermeld als “beladen” met als bestemming de [straatnaam] . De (tussen-)bestemming Beverwijk is niet geregistreerd.
De verdachte heeft ter terechtzitting uitgelegd dat de boordcomputer de locatie automatisch vastlegt en dat hij zelf op het moment van wegrijden of daarna alleen hoeft te registreren of een rit beladen dan wel onbeladen is. Tegen die achtergrond roept de hiervoor weergegeven rittenadministratie vragen op omdat zij niet overeenkomt met de werkelijkheid, zoals vastgelegd door de boordcomputer. De verdachte heeft hier geen bevredigende verklaring voor gegeven.
Op 15 december 2020 heeft de verdachte op zijn telefoon gezocht naar en gekeken op de website van het programma Opsporing Verzocht. Het televisieprogramma besteedde op die dag aandacht aan de explosies bij Poolse supermarkten.
Op 4 januari 2021 heeft de verdachte, als bestuurder van zijn taxi, [medeverdachte A.] ook weer thuis opgehaald. Ditmaal in een VW Golf met het kenteken [kenteken] . Hij rijdt om 01:06 uur met [medeverdachte A.] weg van de [straatnaam] in Amsterdam Zuidoost naar Tilburg. Voorafgaand aan de [straatnaam] heeft de verdachte met zijn taxi 6 minuten stilgestaan in de omgeving [straatnaam] en [straatnaam] in Osdorp. Daar heeft hij tassen opgehaald, herinnert hij zich desgevraagd. Uit de camerabeelden van de [straatnaam] blijkt dat [medeverdachte A.] zonder tassen of andere opvallende voorwerpen bij de verdachte is ingestapt. Daarom moet worden aangenomen dat zich in deze tassen de gereedschappen en explosieven hebben bevonden waarmee de aanslag is uitgevoerd. De verdachte vermoedt dat zelf, blijkens de inhoud van zijn verklaring van 7 maart 2022, ook.
[medeverdachte A.] heeft om 02:24 uur de ontploffing in Tilburg veroorzaakt. De taxi van de verdachte heeft in de omgeving van de desbetreffende supermarkt van 02:12 tot 02:25 uur stilgestaan. Van 03:30 tot 03:38 uur heeft de verdachte met de taxi rondgereden in onder meer de [straatnaam] en de [straatnaam] in Amsterdam Zuidoost, op korte afstand van de [straatnaam] . In laatstgenoemde straat is de taxi toen niet geweest. Daarna is de verdachte in zijn taxi naar Osdorp gereden en heeft daar tot in de ochtend in de directe omgeving van zijn woning stilgestaan. Op een tijdstip, gelegen ongeveer drie kwartier nadat de taxi is geparkeerd, heeft de verdachte gekeken op de website van nu.nl naar informatie over de explosie in Tilburg.
In de rittenadministratie is geregistreerd dat de taxi “beladen” van de [straatnaam] naar de [straatnaam] in Tilburg is gereden en daarna “beladen” naar de [straatnaam] .
In het samenstel van strafzaken, bekend onder de naam Sarto, waarvan de strafzaak van de verdachte deel uitmaakt, zijn door de diverse verdachten verschillende verklaringen afgelegd. Daarin valt een zeker patroon te herkennen. Dit bestaat erin dat de verdachten doorgaans uitgebreider hebben verklaard nadat de volledige resultaten van het opsporingsonderzoek aan hen waren gepresenteerd en zij daarbij op onderdelen hun eigen rol en betrokkenheid kleiner maakten en de bijdragen van een of meer medeverdachten groter voorstelden dan deze personen zelf doen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om deze verklaringen met een zekere behoedzaamheid tegemoet te treden en zij bezigt deze, dan wel onderdelen ervan, slechts voor het bewijs als en voor zover daarvoor voldoende steun kan worden gevonden in andere bewijsmiddelen.
Anders dan de verdachte heeft [medeverdachte A.] onder meer verklaard dat de chauffeur van de taxi op 12 december 2020 het adres (de [straatnaam C] ) wist waar tussentijds vanuit Beverwijk naar toe is gereden. Dit wordt bevestigd door de aangetroffen notitie in de telefoon van de verdachte. Ook heeft [medeverdachte A.] verklaard dat hij na de explosie op 12 december 2020 rechtstreeks door de taxi naar huis is gebracht. Ook daarvoor is bevestiging in de vorm van de gegevens van de boordcomputer van de taxi. [medeverdachte A.] heeft voorts verklaard dat de explosieven en gereedschappen bij alle drie explosies waarbij hij betrokken is geweest, steeds in de auto lagen waarmee hij werd vervoerd. Ook dit vindt bevestiging in overige onderzoeksbevindingen ten aanzien van de feiten op de tenlastelegging in de strafzaak van de verdachte en daarnaast ook in de resultaten van de opsporing ten aanzien van de explosie in Aalsmeer op 8 december 2020. In deze vaststellingen vindt de rechtbank grond om de verklaringen van [medeverdachte A.] bruikbaar te achten voor het bewijs en de verklaringen van de verdachte op deze punten terzijde te schuiven.
Van belang voor de bewijslevering is verder dat [medeverdachte A.] heeft verklaard dat hij voor geen van de ritten naar de drie locaties waar hij explosies heeft veroorzaakt, heeft hoeven betalen en dat het vervoer vooraf was geregeld.
De verdachte heeft op 17 mei 2022 een uitgebreide verklaring afgelegd. Over de ritten naar Beverwijk heeft hij toen onder meer gezegd dat de jongen die hij vervoerde ( [medeverdachte A.] ) beide keren wist waar de taxi moest stoppen. De verdachte heeft wel iets gehoord op het moment dat de explosie plaatsvond maar hij dacht dat het ook vuurwerk kon zijn geweest. Over het tussentijdse bezoek aan de [straatnaam C] die nacht van 12 december 2020 heeft de verdachte op 7 maart 2022 verklaard dat hij zich kan herinneren dat de jongen die hij mee had in de taxi daar toen een tas heeft opgehaald en ook dat hij, verdachte, de tas heeft teruggebracht naar de [straatnaam C] waar iemand de tas uit de kofferbak heeft gehaald. Volgens [medeverdachte A.] is dat anders gegaan. Hij heeft verklaard dat de persoon die hem naar Beverwijk bracht (de verdachte) iets moest halen in Amsterdam. Op de gronden zoals hiervoor weergegeven gaat de rechtbank er ook op deze punten van uit dat [medeverdachte A.] ’s weergave van deze gebeurtenissen de juiste is.
De rechtbank overweegt dat de feiten en omstandigheden, zoals blijkend uit de inhoud van de bewijsmiddelen, onvoldoende zijn om bewezen te achten dat de verdachte op 12 december 2020 wist dat hij een persoon vervoerde die een explosief tot ontploffing zou gaan brengen. In het bijzonder acht de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om te komen tot de vaststelling dat de verdachte vooraf wetenschap had van de intenties van de persoon die hij vervoerde. Daarom zal hij van feit 1 geheel worden vrijgesproken.
Wat betreft de aanslag van 4 januari 2021 in Tilburg is dat naar het oordeel van de rechtbank anders. Zoals hierboven aangegeven betrekt de rechtbank bij de bewijslevering voor dit feit de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op feit 1. Deze zijn belastend en de inhoud ervan draagt bij aan de waardering van de bewijswaarde en bewijskracht van de bewijsmiddelen die blijkens hun inhoud rechtstreeks betrekking hebben op het feit gepleegd in Tilburg. De rechtbank doelt in dat verband in het bijzonder op het gegeven dat de verdachte, bezien tegen de achtergrond van de verklaring van [medeverdachte A.] over de tussenstop op de [straatnaam C] , geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de notitie van dat adres in zijn telefoon. Voorts is het opmerkelijk dat in de rittenadministratie de stops in de [straatnaam C] en in Beverwijk (de tweede keer) niet zijn verantwoord.
Daar komt bij dat de verklaring van de verdachte dat hij de eerdere explosie in Beverwijk nauwelijks heeft gehoord of opgemerkt ongeloofwaardig is in het licht van de verklaring van de getuige [naam] , die melding maakt van een heel harde explosie, waarna hij een persoon zag komen aanrennen die een tas in een achterbak van een auto gooide die daarna wegreed. De getuigen [naam] en [naam] die ieder in hun woning, gelegen aan het plein waar de taxi van de verdachte stond geparkeerd, lagen te slapen werden wakker van de knal. Het moet op grond hiervan uitgesloten worden geacht dat de verdachte deze explosie niet heeft gehoord en na deze ontploffing, ook achteraf, de medeverdachte [medeverdachte A.] niet in verband bracht met het veroorzaken hiervan.
Bij de rit naar Tilburg is, net als bij de ritten van en naar Beverwijk in het eerste feit, sprake van een rittenadministratie die vragen oproept. De verdachte zou [medeverdachte A.] thuis hebben gebracht maar hij heeft de [straatnaam] vastgelegd als het adres waar de rit is geëindigd en in deze straat en de directe omgeving daarvan heeft de verdachte met zijn taxi enkele minuten rondgereden. Hij heeft daarvoor geen verklaring kunnen geven. De verdachte heeft verklaard dat hij in Tilburg “wel wat” heeft gehoord. De rechtbank overweegt dat de getuige [naam] , woonachtig aan de [straatnaam] 47 een “enorme klap” heeft gehoord en dat de taxi van de verdachte vlak daarbij, ter hoogte van husnummer 55 heeft staan wachten. Daarnaast is op beelden van diverse camera’s, die geplaatst zijn op woningen en gebouwen op grotere afstand van de plaats delict, steeds een lichtflits is te zien, in enkele gevallen vergezeld van een hoorbare knal. De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar de logaritmische schaal waarmee geluid wordt gemeten erop gewezen dat het tot de mogelijkheden hoort dat de verdachte weinig heeft gehoord. Wat daarvan zij, tegen de achtergrond van al deze resultaten van opsporing, is de verklaring van de verdachte ook ten aanzien van deze ontploffing ongeloofwaardig. Ook dit draagt bij aan bewijswaarde en bewijskracht van de gebruikte bewijsmiddelen.
Samengevat heeft de verdachte de medeverdachte [medeverdachte A.] vervoerd naar de locatie in Tilburg waar deze een explosief heeft laten afgaan. Minder dan een maand daarvoor had hij ondersteunende activiteiten verricht voor diezelfde [medeverdachte A.] (overbrengen van [medeverdachte A.] en ophalen van het materiaal op een vooraf aan de verdachte opgegeven adres) toen deze een ontploffing veroorzaakte in Beverwijk die, zoals hiervoor door de rechtbank is uiteengezet, ook door de verdachte moet zijn waargenomen. Zowel bij de taxirit naar Beverwijk als naar Tilburg is een rittenadministratie aangemaakt die, in het licht van de verdenking, kan worden uitgelegd als een wijze van registreren waarbij enkele voor die verdenking relevante locaties niet zijn vermeld. Bovendien heeft de verdachte de site van Opsporing Verzocht bekeken toen daarop op 15 december 2020 een item over de explosies bij Poolse supermarkten verscheen en heeft hij op 4 januari 2021 betrekkelijk kort na thuiskomst uit Tilburg naar nieuws over de aanslag gezocht op het internet.
In onderling verband en samenhang beschouwd leiden deze feiten en omstandigheden tot de conclusie dat buiten redelijke twijfel staat dat de verdachte wetenschap had van het doel van de rit naar Tilburg. Daarmee had hij opzet op het gronddelict dat is gepleegd door [medeverdachte A.] alsmede op zijn ondersteunende rol die kan worden aangemerkt als een vorm van medeplichtigheid. Daarom acht de rechtbank het onder 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen. Van feit 2 primair zal de verdachte worden vrijgesproken omdat niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen.