ECLI:NL:RBNHO:2023:1510

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
C/15/332087 / JU RK 22-1438
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in een onrustige opvoedsituatie

Op 30 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De kinderrechter had eerder het verzoek tot ondertoezichtstelling aangehouden omdat hij zich onvoldoende voorgelicht achtte. Uit aanvullende stukken bleek dat de minderjarige al langere tijd opgroeit in een onrustige en onstabiele situatie, waarbij de ouders niet goed samenwerken in het belang van het kind. Vrijwillige hulpverlening is niet van de grond gekomen, waardoor de kinderrechter besloot de minderjarige voor de duur van twaalf maanden onder toezicht te stellen.

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige, die bij haar moeder woont. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2023 zijn zowel de vader als de moeder gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, waarbij zorgen zijn geuit over de ontwikkeling van de minderjarige, die een taalontwikkelingsstoornis heeft en op school opstandig gedrag vertoont. De ouders hebben een conflictueuze relatie en zijn niet in staat om samen te werken in het belang van hun kind.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de minderjarige ernstig bedreigd wordt door de instabiliteit in haar opvoedsituatie en de onenigheid tussen de ouders. Ondanks eerdere pogingen tot vrijwillige hulpverlening, is er geen vooruitgang geboekt. De kinderrechter heeft daarom besloten het verzoek tot ondertoezichtstelling toe te wijzen, met als doel rust, duidelijkheid en regelmaat voor de minderjarige te creëren en de ouders te begeleiden in hun samenwerking met de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/332087 / JU RK 22-1438
Datum uitspraak: 30 januari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de Raad,
locatie Alkmaar.
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J. Brouwer, te Heerhugowaard,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. E. van Meeteren, te Schagen.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 20 september 2022, ingekomen bij de griffie op 20 september 2022;
- het proces-verbaal van de zitting van 10 oktober 2022;
- de aanvullende rapportage met bijlagen van de Raad van 2 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 3 januari 2023;
- de brief van de grootouders (moederszijde, hierna: mz) aan de kinderrechter, ingekomen bij de griffie op 30 januari 2023.
1.2.
Op 20 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Brouwer, kantoorhoudende te Heerhugowaard;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. E. van Meeteren, kantoorhoudende te Schagen;
  • namens de Raad, mevrouw [A] ;
  • namens de GI, mevrouw [B] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij haar moeder.

3.Het verzoek

3.1.
Bij verzoek van 20 september 2022 heeft de Raad verzocht [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling van 10 oktober 2022 is de beslissing op dit verzoek aangehouden voor de duur van drie maanden. Bij aanvullend rapport van 2 januari 2023 handhaaft de Raad het verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar. Ter onderbouwing van het verzochte heeft de Raad het volgende naar voren gebracht.
3.2.
De situatie waarin [de minderjarige] zich bevindt is nog altijd onrustig en instabiel, zowel bij haar moeder als bij haar vader. Er is een patroon zichtbaar waarin relatief rustige periodes zich afwisselen met veel verwarring en onduidelijkheid. Het is zorgelijk dat [de minderjarige] gewend lijkt te zijn aan schreeuwen, ruzie en spanning, want ondanks alle veranderingen en spanningen laat [de minderjarige] weinig gedragsverandering zien. De Raad maakt zich zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] op lange termijn. Op school wordt gezien dat [de minderjarige] een korte spanningsboog heeft en daarnaast heeft [de minderjarige] een taalontwikkelingsachterstand. [de minderjarige] woont momenteel samen met de moeder bij de grootouders (mz) en heeft geen duidelijke omgangsregeling met de vader. Dit kan verwarrend zijn voor [de minderjarige] . Er is sprake van een conflictueuze relatie tussen de ouders, waarin een patroon te zien is van aan- en afstoting. De Raad heeft zorgen over de moeizame en spanningsvolle communicatie van de ouders en er wordt gezien dat de ouders onvoldoende samenwerken in het belang van [de minderjarige] . Uit het onderzoek is gebleken dat de vader wil dat [de minderjarige] bij hem komt wonen omdat hij vindt dat hij de stabiele ouder is op dit moment. De moeder is het hier niet mee eens, maar staat wel open voor co-ouderschap. Deze wens van de vader kan voor spanning zorgen in de verstandhouding tussen de ouders.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het, anders dan op de vorige zitting, eens met het verzochte. Ter zitting is door of namens de moeder naar voren gebracht dat de ouders de afgelopen periode hebben geprobeerd om samen te werken maar dat dit niet lukt. De ouders hebben veel ruzie en diskwalificeren elkaar dan. De afgelopen drie jaar is vrijwillige hulpverlening niet van de grond gekomen, dus hulpverlening in een verplicht kader is nodig om te problemen op te lossen.
4.2.
De vader is het niet eens met het verzochte. Ter zitting is door of namens de vader naar voren gebracht dat de problematiek vooral ziet op ex-partnerproblematiek. De hulpverlening met betrekking tot deze problematiek kan in het vrijwillig kader worden opgezet. Een ondertoezichtstelling is niet noodzakelijk, omdat er geen zorgen bestaan over [de minderjarige] .
4.3.
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat een ondertoezichtstelling in onderhavige situatie helpend kan zijn. De ouders hebben hetzelfde doel, maar hebben niet altijd inzicht in de hulpvraag die zij hebben. Als er geen hulpvraag is dan kan vanuit het vrijwillig kader geen hulpverlening worden geboden. Een ondertoezichtstelling kan dan een uitkomst zijn om de hulp te continueren.

5.De verdere beoordeling

5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek van de Raad op 10 oktober 2022 heeft de kinderrechter het verzoek van de Raad aangehouden voor de duur van drie maanden. De kinderrechter overwoog dat hij zich onvoldoende geïnformeerd achtte om een beslissing te nemen. Het rapport van de Raad van 20 september 2022 maakt melding van serieuze zorgen vanuit de hulpverlening over de (opvoed)situatie van [de minderjarige] , de verstandhouding tussen de ouders en de medewerking van de ouders aan de hulpverlening. De ouders hebben ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd. Het was onvoldoende duidelijk of de zorgen van de hulpverleningsinstanties achterhaald waren.
5.2.
De kinderrechter overweegt dat uit de (aanvullende)stukken en de hierop ter zitting gegeven toelichting naar voren is gekomen dat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Hoewel [de minderjarige] op dit moment geen duidelijke kindsignalen laat zien, groeit zij op in een turbulente opvoedsituatie. Het lijkt alsof het hevig stormt rondom haar, waarbij [de minderjarige] zich in het oog van deze orkaan bevindt. [de minderjarige] is al meerdere keren van woonplek gewisseld en heeft in haar korte leven te maken gehad met verschillende opvoedfiguren. De afgelopen drie maanden was het opnieuw zeer onrustig in haar leven. Zo zijn de moeder en haar partner uit elkaar gegaan, is [de minderjarige] opnieuw verhuisd, is er een Veilig Thuis melding gemaakt voor de thuissituatie bij de vader en is [de minderjarige] van school gewisseld. Het zegt veel over de veerkracht van [de minderjarige] dat zij hier ogenschijnlijk weinig last van heeft, maar deze instabiliteit en onrust is onmiskenbaar niet goed voor haar. Duidelijk is wel dat [de minderjarige] een taalontwikkelingsstoornis heeft en dat zij op school opstandig gedrag heeft laten zien rondom de laatste verhuizing. Ook loopt de schoolgang van [de minderjarige] niet soepel, omdat zij regelmatig te laat wordt gebracht en soms helemaal niet komt. [de minderjarige] heeft rust en regelmaat nodig en het lukt de ouders op dit moment niet om dat zonder hulpverlening aan [de minderjarige] te bieden.
5.3.
Daarnaast is uit de stukken en ter zitting gebleken dat de ouders niet goed kunnen samenwerken in het belang van [de minderjarige] . De ouders hebben veel ruzie en – zoals de betrokken instanties en de ouders zelf zeggen – is het wachten op de volgende escalatie. Ter zitting bleek dat de ouders ook voorafgaand aan de zitting ruzie hadden op de gang. De ouders diskwalificeren elkaar en betrekken [de minderjarige] in deze ruzies. Het gebrek aan communicatie tussen de ouders maakt dat zij belangrijke gesprekken en onderwerpen met betrekking tot [de minderjarige] , zoals haar hoofdverblijfplaats, uit de weg gaan om escalaties te voorkomen. Het niet bespreken van lastige zaken of problemen is echter geen oplossing en laat de emoties alleen maar verder oplopen, tot de bom barst. Ook hier hebben de ouders hulp bij nodig
5.4.
De afgelopen jaren is gepoogd hulpverlening in te zetten binnen het vrijwillige kader, maar dit is niet van de grond gekomen. De ouders ontkennen of bagatelliseren de zorgen of zijn het niet eens met de zorgen die door de hulpverlening worden gezien. De ouders wantrouwen elkaar en de hulpverlening, maar houden op andere momenten elkaar de hand boven het hoofd. In de omgang met elkaar gaan ze moeilijke gesprekken uit de weg en richting de hulpverlening spelen ze mooi weer, waardoor er geen hulpvraag tot stand komt. Hulpverlening in het vrijwillig kader behoort daarom niet langer tot de mogelijkheden.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlenen voor de duur van twaalf maanden. Deze termijn is nodig omdat de problematiek weerbarstig lijkt en het niet eenvoudig is grip op de ouders te krijgen.
5.6.
De bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden:
  • het ontbreken van rust en regelmaat in de opvoedsituatie;
  • de ingewikkelde verstandhouding tussen de ouders;
  • de taalontwikkelingsstoornis van [de minderjarige] ;
  • de schoolgang van [de minderjarige] ;
  • de ambivalente houding van de ouders richting elkaar en de hulpverlening;
  • de onenigheid over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] .
5.7.
De doelen waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling in ieder geval gewerkt dient te worden zijn:
  • het creëren van rust, duidelijkheid en regelmaat voor [de minderjarige] ;
  • het formuleren van een hulpvraag samen met de hulpverlening;
  • het monitoren van de ingezette hulpverlening voor de ouders.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] , onder toezicht van de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 30 januari 2023, tot 30 januari 2024.
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023 door mr. G. Drenth, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Bos, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.