ECLI:NL:RBNHO:2023:1480

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
10238837 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake dwangsom verkeersboete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 7 februari 2023 in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had hiertegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 1 februari 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de gemachtigde van betrokkene was niet verschenen.

De gemachtigde van betrokkene stelde dat de officier van justitie niet tijdig had beslist, waardoor er een dwangsom van € 992,00 was verbeurd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie erkende dat er een dwangsom verschuldigd was, maar stelde dat dit bedrag € 138,00 bedroeg, gebaseerd op een beslissing die op 2 juni 2022 was genomen. De kantonrechter ging ervan uit dat de beslissing door de gemachtigde was ontvangen en volgde het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie.

De kantonrechter stelde de dwangsom vast op € 138,00 en wees het verzoek om wettelijke rente en proceskostenvergoeding af. De wettelijke rente was niet verschuldigd omdat het bedrag onder de drempel van € 10,00 lag. De kantonrechter oordeelde dat de verzoeken om vergoeding van proceskosten niet toewijsbaar waren, aangezien betrokkene niet in het gelijk was gesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10238837 \ WM VERZ 22-1000
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 7 februari 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Bezwaartegenverkeersboetes.nl

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gemachtigde van betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft beslist op het beroep van de betrokkene, zodat volgens de gemachtigde gedurende 32 dagen een dwangsom is verbeurd met een totaal bedrag van € 992,00 plus wettelijke rente.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de gemachtigde gelijk heeft en er een dwangdom verschuldigd is. Echter, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de beslissing op 2 juni 2022 is genomen en dat er een dwangsom is verschuldigd van € 138,00. Nu door gemachtigde van betrokkene niet expliciet wordt ontkend dat de beslissing van 2 juni 2022 is ontvangen, gaat de kantonrechter ervan uit dat gemachtigde van betrokkene deze beslissing wel heeft ontvangen. De kantonrechter volgt dan ook de vertegenwoordiger van de officier van justitie en bepaalt daarom dat op grond van artikel 4:17 Awb een dwangsom verschuldigd is. De kantonrechter wijst een dwangsom toe van € 138,00.
Ten aanzien van de wettelijke rente over de dwangsom overweegt de kantonrechter dat de artikelen 4:97 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn. Ingevolge artikel 4:98, tweede lid, van deze wet is de wettelijke rente niet verschuldigd als het bedrag ervan bij enige of laatste betaling minder bedraagt dan € 20,00 of als het bestuursorgaan de schuldenaar is € 10,00. De wettelijke rente over de dwangsom bedraagt minder dan € 10,00. De kantonrechter neemt daarom aan dat de wettelijke rente niet verschuldigd is. Deze zal dus niet worden toegewezen.
Met betrekking tot het verzoek om proceskosten toe te kennen overweegt de kantonrechter als volgt. De betrokkene is niet in het gelijk gesteld als bedoeld in het arrest van het hof van 28 april 2020, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336. Anders dan waar het gaat om de vaststelling van de juiste proceskostenvergoeding indien een betrokkene in het gelijk is gesteld (vergelijk het arrest van het hof van 1 april 2021, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2021:1786) staat de juiste vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom naar het oordeel van de kantonrechter niet in zodanig verband tot het in het gelijk stellen van de betrokkene dat toekenning van een vergoeding daarvoor redelijk is. Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt afgewezen.

De uitspraak

‒ stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 138,00 en bepaalt dat de officier van justitie dit bedrag aan de gemachtigde van betrokkene dient te voldoen;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de wettelijke rente over de dwangsom af;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: