Beoordeling door de rechtbank
11. In artikel 76, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) is bepaald dat de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair kan worden gestraft. Ingevolge het tweede lid van dat artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder i, van het Barp kan als disciplinaire straf plaatsing in een salarisschaal, waarvoor een lager maximumsalaris geldt, worden opgelegd.
12. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven, is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Op deze feitenvaststelling zijn niet de zeer strikte bewijsregels van toepassing die in het strafrecht gelden. Verder moet het plichtsverzuim de ambtenaar zijn toe te rekenen en mag de opgelegde straf niet onevenredig zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
Verweten gedragingen begaan? Zo ja, is sprake van plichtsverzuim?
Het op 3 oktober 2020 verzaken van zijn verantwoordelijkheden als OPCO door vroegtijdig de dienst te verlaten zonder – in strijd met de afspraken – gelijkwaardige vervanging te regelen.
13. Eiser voert hierover aan dat hij de daadwerkelijke verantwoordelijkheid niet is ontlopen. Hoewel hij het opnemen van de telefoon en de kentekenbevragingen van collega’s aan een collega heeft overgedragen, is hij altijd bereikbaar geweest voor het geval zich zaken zouden voordoen. Verder stelt eiser dat hij overleg heeft gehad met [naam 5] , die had aangegeven de OPCO-taken over te nemen, maar dat hij nog even bezig was met een ander incident. Zolang [naam 5] niet fysiek aanwezig was op het bureau, was eiser wel bereikbaar.
14. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt hoe de rol van OPCO wordt ingevuld. Van een OPCO wordt fysieke aanwezigheid verwacht, geen sturing op afstand. Het is geen piketdienst. Eiser is ’s avonds eerder naar huis gegaan terwijl hij wist dat [naam 5] niet beschikbaar was om zijn OPCO-dienst over te nemen. Verweerder stelt dat eiser daadwerkelijk aanwezig had moeten zijn om zijn collega’s te ondersteunen, sturing te geven en nazorg te verlenen bij het heftige ongeval.
15. De rechtbank stelt vast dat gelet op de verklaringen van eiser, [naam 5] en [naam 6] vaststaat dat eiser vroeger naar huis is gegaan, zonder dat hij gelijkwaardige vervanging had geregeld. Dat hij telefonisch bereikbaar was, is niet voldoende. Verweerder heeft dat standpunt inzichtelijk toegelicht, met verwijzing naar de afspraken die daarover zijn gemaakt. De handelwijze van eiser is in strijd met de afspraken die zijn gemaakt en waarover hem in juni 2020 nog duidelijk is gemaakt dat er geen uitzonderingen worden gemaakt voor de weekenden. Verweerder heeft deze gedraging terecht als plichtsverzuim aangemerkt.
Het – in ieder geval – tweemaal (naast de keer op 3 oktober 2020) vroegtijdig de dienst verlaten en het overdragen van taken aan een ongekwalificeerde collega.
16. Eiser bestrijdt dat hij in ieder geval tweemaal eerder naar huis is gegaan en dat hij toen de OPCO-diensten aan [naam 6] zou hebben overgedragen. Verweerder heeft dat volgens eiser onvoldoende deugdelijk vastgesteld. Buiten de verklaring van [naam 6] is geen informatie beschikbaar gekomen.
17. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat [naam 6] verklaard heeft dat het regelmatig voorkomt dat eiser de OPCO-telefoon aan hem overdraagt en hem achter de verbindingen zet waarbij eiser (die dan buiten het bureau is) bereikbaar is. Ook verklaart hij dat het twee keer is gebeurd in het afgelopen jaar dat eiser eerder naar huis is gegaan en de dienst aan hem heeft overgedragen. Gezien de beperkte interpretatie die eiser lijkt te geven aan de verantwoordelijkheid die met de OPCO-diensten samenhangt, namelijk telefonisch bereikbaar zijn, terwijl een niet-gekwalificeerde collega de OPCO-telefoon beantwoordt, hecht verweerder niet veel waarde aan de ontkenning van eiser. Verweerder hecht meer waarde aan de verklaring van [naam 6] , omdat die geen belang had bij zijn afgelegde verklaring omdat er voor hem niets op het spel stond en hij authentiek, open, consistent en concreet verklaart.
18. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens voldoende aannemelijk is geworden dat eiser deze gedraging heeft begaan. Op de vraag of het voorkomt dat eiser eerder naar huis gaat en zijn dienst aan hem overdraagt, antwoordt [naam 6] : “Ja, maar dat komt sporadisch voor. Ik denk dat dit twee keer is gebeurd in het afgelopen jaar.” Weliswaar heeft eiser betwist dat hij vaker eerder naar huis is gegaan en zijn dienst aan [naam 6] heeft overgedragen, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaring van [naam 6] te twijfelen, temeer nu de verklaring van [naam 6] op alle aspecten zeer concreet is. Daarbij komt, zoals ook door verweerder is opgemerkt, dat de invulling die eiser aan zijn verantwoordelijkheid geeft, afwijkt van wat door verweerder – zoals hiervoor onder r.o. 14 uiteen is gezet – van eiser wordt verwacht. Het op afstand bereikbaar zijn is onvoldoende om als OPCO te functioneren. Ook deze gedraging is door verweerder terecht als plichtsverzuim aangemerkt.
Het onjuist registreren van de gewerkte uren in BVCM.
19. Eiser heeft aangevoerd dat de leidinggevende het niet toestond dat hij op zijn vrije RPU-dagen extra werkzaamheden zou verrichten waarvoor geen operationele noodzaak bestond. Planmatig was het gezien de arbeidsomvang van eiser niet altijd mogelijk om zijn werkzaamheden binnen de geplande uren te verrichten. Hierdoor heeft hij gesprekken die hij als operationeel leidinggevende diende te voeren ingepland op vrije dagen (aantal uur). Deze gewerkte uren verantwoordde hij wel als meeruren in BVCM. De leidinggevende heeft echter alle meeruren afgekeurd waardoor deze niet in het systeem staan geregistreerd. Op 3 oktober 2020 heeft eiser de opgebouwde meeruren gecompenseerd en om die reden niet als verlof geregistreerd.
20. Verweerder heeft toegelicht dat als gebruik wordt gemaakt van de RPU (waarbij verweerder 50% betaalt over de uren waarmee de formele aanstelling is verminderd) het niet mogelijk is meeruren aan te vragen. RPU is immers bedoeld om minder uren te werken zodat de medewerker langer inzetbaar blijft. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser uit eigen beweging en tegen de afspraken in extra uren is gaan werken en hierover niet met zijn leidinggevende in gesprek is gegaan. Ook niet over het daarna buiten het urenverantwoordingssysteem wegstrepen van meeruren tegen minderuren.
21. De rechtbank stelt vast dat eiser niet betwist dat hij de urenregistratie niet juist heeft gedaan. Verweerder heeft dit terecht als plichtsverzuim aangemerkt.
Het misbruik maken van zijn positie als leidinggevende door zijn collega, die veel lager in rang staat een aantal maal zijn privéauto te laten wassen en sigaren te laten halen in diensttijd.
22. Eiser heeft deze gedraging niet betwist. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het slechts om een grap ging. Dan zou het immers niet meer dan één keer zijn voorgekomen. Bovendien en veel belangrijker is het gegeven dat [naam 6] het niet als een grap heeft opgevat, getuige zijn verklaring dat hij vond dat het eigenlijk niet kon, maar “het blijft mijn leidinggevende”. Verweerder heeft deze gedraging terecht als plichtsverzuim aangemerkt.
23. Er zijn geen aanwijzingen dat de gedragingen eiser niet toegerekend kunnen worden. Eiser kende de regels en was in staat daarnaar te handelen.
24. Verweerder was gelet op het voorgaande bevoegd een straf op te leggen.
25. Eiser voert aan dat zijn teamchefs hem hebben gezegd dat hij snel weer aan de slag zou kunnen in zijn functie en dat hij daarop heeft vertrouwd. Eiser stelt dat sprake is van een toezegging die gestand zou moeten worden gedaan.
26. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat hij geen toezeggingen heeft gedaan. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat er een verschil in taken en bevoegdheden is tussen teamchefs en sectorleiding en dat eiser daarvan ook op de hoogte was. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er wel gesprekken zijn gevoerd over terugkeer van eiser op het werk, maar dat daarbij duidelijk gemaakt is dat eiser niet terug kon naar zijn eigen plek.
27. Eiser heeft zijn stelling dat hem de toezegging is gedaan dat hij weer in zijn eigen functie terug zou kunnen keren niet onderbouwd en wat verweerder ter zitting heeft aangevoerd ook niet betwist. Van strijd met het vertrouwensbeginsel is de rechtbank dan ook niet gebleken. Aan de toezeggingen van zijn teamchefs dat hij snel weer aan de slag zou kunnen, heeft eiser in ieder geval niet de verwachting kunnen ontlenen dat hij geen sanctie zou krijgen , zoals thans in geding. Bovendien kon eiser wel weer snel aan de slag, zij het niet in zijn oude functie. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Straf in verhouding tot het plichtsverzuim
28. Eiser voert verder aan dat de opgelegde straf van plaatsing in een lagere salarisschaal niet in verhouding staat tot het vastgestelde plichtsverzuim. Er kan hem wel een verwijt van worden gemaakt, maar niet in de omvang zoals verweerder dat doet. Dat ziet dan op het regelen van adequate vervanging en de wijze waarop de verantwoordelijkheid is overgedragen.
29. Eiser voert tot slot nog aan dat, indien de opgelegde straf al passend is, de straf niet proportioneel is, omdat er geen duur van de plaatsing in een lagere salarisschaal is opgenomen. Eiser maakt hieruit op dat deze straf tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd zijn uitwerking heeft. De financiële gevolgen van deze straf zijn dan ook nog 8 jaar voelbaar en dit is gelet op de omstandigheden disproportioneel.
30. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit het gedrag van eiser en zijn houding blijkt dat hij niet geschikt is om als OE in de rol van OPCO te functioneren. Eiser kan de verantwoordelijkheden niet aan die op het niveau van de functie van een OE horen. Hij heeft misdragingen vertoond die met name liggen in het niet correct uitvoeren van taken die hij als OPCO heeft. Daar was in 2011/2012 ook al sprake van. Toen heeft verweerder eiser bij besluit van 3 december 2012 de straf van voorwaardelijk strafontslag opgelegd, onder meer vanwege het als wachtcommandant de dienst vroegtijdig verlaten, zonder vervanging te regelen, en het niet juist registreren van zijn uren in BVCM.
31. Verweerder stelt dat de als zwaar aan te merken straf op zijn plaats is. Zijn gedrag past niet bij een OE met de bijbehorende rang van inspecteur. Ook bij de eerste ernstige aanrijding die op 3 oktober 2020 plaatsvond had eiser bij zichzelf te rade moeten gaan en zijn plan moeten bijstellen en aanwezig moeten blijven. Dat wordt ook verwacht van een leidinggevende en OPCO. Door zijn gedrag en het miskennen van zijn verantwoordelijkheden heeft eiser het vertrouwen dat in politieambtenaren gesteld moet kunnen worden in ernstige mate – nogmaals – geschonden. Eiser is voor de tweede maal onbetrouwbaar gebleken en heeft niet voldaan aan de hoge integriteitseisen die gelet op de specifieke taakstelling van de politie aan alle bij de politie werkzame personen moeten worden gesteld, en zeker een medewerker die een voorbeeldfunctie vervult.
Het gebrek aan vertrouwen maakt dat de straf voor onbepaalde tijd is opgelegd. Het is niet bekend of eiser na enige jaren wel in staat is om op het niveau van schaal 9 te functioneren. Eiser is de enige die daar iets aan kan veranderen. Dat begint met het inzien van zijn eigen aandeel in de misdragingen en het daarmee aan de slag gaan, al dan niet met behulp van een door de werkgever aan te stellen coach.
32. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de oplegging van de straf het verleden heeft kunnen betrekken. Dat betreft dezelfde gedragingen, die ook nu aan de orde zijn. Eiser was dus een uitdrukkelijk gewaarschuwd mens. Ook nu bagatelliseert eiser zijn gedrag, legt de schuld bij anderen en legt weinig zelfreflectie aan de dag. Dat verweerder door het gedrag van eiser het vertrouwen in eisers functioneren als leidinggevende / OPCO kwijt is geraakt en om die reden de straf voor onbepaalde tijd heeft opgelegd, kan de rechtbank dan ook goed volgen. De straf is dan ook niet onevenredig aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder eiser daarbij niet de mogelijkheid heeft ontzegd om in de toekomst weer naar een functie op het niveau van schaal 9 te solliciteren.
33. Het voorgaande leidt ertoe dat het bestreden besluit in stand blijft en het beroep ongegrond is.