ECLI:NL:RBNHO:2023:14181

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
15/037813-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal door zich voor te doen als pakketbezorger

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal. De verdachte heeft zich voorgedaan als pakketbezorger en is de woning van een oudere vrouw binnengedrongen. Hij heeft haar met een groot mes en tie-wraps bedreigd en haar gedwongen om met hem mee te lopen naar zijn auto, met de bedoeling om naar de zoon van het slachtoffer te gaan. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer hardhandig vastgepakt en haar gedwongen om te doen wat hij wilde. Daarnaast heeft hij een telefoon van het slachtoffer gestolen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten, met uitzondering van het geweldsaspect bij de diefstal, waarvoor hij is vrijgesproken. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 176 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor een strafbaar feit was veroordeeld. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 16 november 2023, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/037813-22 (P)
Uitspraakdatum: 30 november 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.G.H. Langeweg, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 13 februari 2022 te Purmerend opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, nadat hij wederrechtelijk de woning was binnengedrongen en daarbij een mes en/of tie-wraps had getoond, door die [slachtoffer], tegen haar wil, aan haar pols en/of arm de galerij op te trekken en/of de lift in te trekken en/of daarbij de woorden toe te voegen: “Als we buren tegenkomen en je zegt wat dan ga je eraan”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Feit 2
hij op of omstreeks 13 februari 2022 te Purmerend een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door opzettelijk dreigend en/of gewelddadig die [slachtoffer] bij de pols en/of arm vast te pakken en/of houden en/of die [slachtoffer] door de woning te trekken, terwijl hij een mes en/of tie-wraps vasthad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het ten laste gelegde onder 1. De raadsvrouw heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van hetgeen onder 2 ten laste is gelegd op het standpunt gesteld de diefstal van de telefoon kan worden bewezenverklaard. Er is volgens de raadsvrouw echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat deze diefstal gepaard is gegaan met geweld, zodat de verdachte partieel van het plegen en/of dreigen met geweld dient te worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Partiële vrijspraak feit 2
Aan de verdachte is – kort samengevat – diefstal met geweld ten laste gelegd. Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Dit geldt echter niet voor het ten laste gelegde geweldsaspect. De verdachte heeft de telefoon van aangeefster meegenomen op het moment dat hij de woning van aangeefster verliet. Dit wegnemen is niet gepaard gegaan met de geweldshandelingen zoals deze zijn ten laste gelegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit en hetgeen onder 2 ten laste is gelegd, met uitzondering van het geweldsaspect, op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 13 februari 2022 te Purmerend opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, nadat hij wederrechtelijk de woning was binnengedrongen en daarbij een mes en tie-wraps had getoond, door die [slachtoffer], tegen haar wil, aan haar pols en/of arm de galerij op te trekken en de lift in te trekken en daarbij de woorden toe te voegen: “Als we buren tegenkomen en je zegt wat dan ga je eraan”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Feit 2:
hij op 13 februari 2022 te Purmerend een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
Feit 2:
Diefstal
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de omstandigheden die tot het plegen van dit feit hebben geleid en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zo is de verdachte opgelicht, is zijn bedrijf failliet gegaan, is hij in een depressie geraakt en is zijn huwelijk gestrand. Hij erkent dat hij dit nooit had moeten doen en toont berouw. Verzocht wordt om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstaf op te leggen dan de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft verzocht om een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte heeft zich voorgedaan als pakketbezorger en is zo de woning van het slachtoffer - een oudere vrouw - binnengedrongen. Hier heeft hij het slachtoffer een groot mes en tie-wraps getoond en haar een aantal keren hardhandig bij haar armen vastgepakt. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer gedwongen om met hem mee te lopen naar zijn auto met de bedoeling om samen naar de zoon van het slachtoffer te gaan. De verdachte heeft het slachtoffer daarbij bedreigd door te zeggen dat zij er aan zou gaan wanneer zij onderweg naar de auto iets tegen de buren zou zeggen. Het slachtoffer is gedurende een aantal minuten van haar vrijheid beroofd. Door dit handelen heeft de verdachte het slachtoffer belemmerd in haar persoonlijke bewegingsvrijheid en daardoor heeft hij een grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Het slachtoffer is – zo blijkt uit haar verklaring bij de politie – zeer angstig geweest en dacht dat de verdachte haar van het leven zou beroven. Daarbij komt dat dit alles zich heeft afgespeeld in en om de woning van het slachtoffer. De plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Ook zorgt een feit als wederrechtelijke vrijheidsberoving in de samenleving voor hevige gevoelens van onrust en onveiligheid. De verdachte heeft bij het plegen van het feit puur gehandeld uit eigen belang en heeft zich niets aangetrokken van de gevoelens en belangen van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een telefoon. Hij heeft daarmee er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendom van een ander. Diefstal is een misdrijf dat in het algemeen naast financiële schade ook hinder, overlast en ongemak voor de gedupeerde veroorzaakt.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals door de verdachte en zijn raadsvrouw tijdens de zitting naar voren is gebracht en de omstandigheden dat de verdachte spijt heeft betuigd voor zijn handelen, verantwoording heeft afgelegd voor hetgeen hij heeft gedaan en daar het kwalijke van lijkt in te zien.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het op naam van de verdachte staand strafblad van 9 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een enig strafbaar feit veroordeeld is.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten, geen andere straf gepast is dan een gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 180 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat 176 dagen daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zullen worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 150 uren moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 282 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
180 (honderd tachtig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
176 (honderd zesenzeventig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
150 (honderd vijftig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 75 dagen hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Straathof, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen, mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier M.N. de Bruijn,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2023.