ECLI:NL:RBNHO:2023:14170

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
10755111 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde verkeersboete wegens onvoldoende bewijs van bebording

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een opgelegde verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, aangeduid met bord E1 (parkeerverbod). De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 1 december 2023 is de gemachtigde van de betrokkene, mr. J. Houweling, verschenen, evenals de vertegenwoordiger van de officier van justitie.

De kantonrechter heeft overwogen dat de aanwezigheid van de bebording niet voldoende is komen vast te staan. De gemachtigde betwistte dat de betrokkene een bord met zonale werking had gepasseerd en voerde aan dat er geen bewijs was dat de bebording kort voor de controle was gecontroleerd door de verbalisant. De kantonrechter volgde het standpunt van de gemachtigde en oordeelde dat de enkele verklaring van de verbalisant niet voldoende was om de boete te rechtvaardigen. De kantonrechter concludeerde dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat niet was komen vast te staan dat de gedraging was verricht.

De uitspraak resulteerde in de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.284,75. De kantonrechter heeft bepaald dat dit bedrag aan de gemachtigde van de betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter, mr. D.D.M. Hazeu, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10755111 \ WM VERZ 23-682
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 15 december 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. J. Houweling, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 december 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)).
Gemachtigde bestrijdt dat betrokkene een bord met zonale werking is gepasseerd. Uit de stukken in het dossier niet is gebleken dat kort voor de controle de bebording is gecontroleerd door de verbalisant. De gemachtigde heeft de door betrokkene gereden route geduid. Op de zitting voert de gemachtigde aan dat uit de verklaring van de verbalisant niet blijkt dat de verbalisant de bebording heeft gecontroleerd voorafgaand aan de controle. De verbalisant verklaart enkel dat hij ambtshalve op de hoogte is dat de straat valt onder een parkeerverbod. Dat is niet voldoende, aldus de gemachtigde.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“…Ik zag dat er een voertuig, zijnde taxi (…) geparkeerd stond buiten de aangewezen parkeervakken (…) Ambtshalve wist ik dat deze viel straat binnen de parkeerverbod zone, aangeduid met bord E01 (…)
Deze borden staan o.a. op:
- beginbord: Steigerdijk hoek Oostangent;
- Herhalingsbord bij de inrit van het Cato van der pijlland.

Ik zag dat er in het voertuig op het dashboard, voorstoelen of elders in het voertuig geen ontheffing duidelijk zichtbaar lag. Tevens zag ik geen ander geldig parkeerrecht in het voertuig om het parkeren hier te legaliseren. Ik had hier opvolgend 10 minuten bij het voertuig waargenomen echter geen laad of los activiteiten geconstateerd. Hieruit bleek mij dat het voertuig aan het parkeren was….”.

De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelt dat uit het raadplegen van Google Street view voldoende blijkt dat het E1-herhalingsbord vlak naast de plaats staat waar betrokkene zijn auto had geparkeerd en het mede, gelet op de verklaring van de verbalisant, aannemelijk is dat dat bord er ook stond toen betrokkene er parkeerde.
De kantonrechter overweegt dat uit rechtspraak volgt dat in geval van een mobiele controle, zoals hier aan de orde, het uitgangspunt is dat de verbalisant die ter plaatste aanwezig is, voorafgaand aan de controle de bebording heeft gecontroleerd [1] . De kantonrechter volgt echter het standpunt van de gemachtigde van betrokkene dat de aanvullende verklaring van de verbalisant juist doet vermoeden dat de verbalisant de aanwezigheid van de bebording voorafgaan aan de controle niet heeft gecontroleerd. Uit de op de zitting geraadpleegde informatie op Google Street View is niet gebleken dat de bebording ter plaatse een half jaar voor en na de controle aanwezig was. De enkele stelling van de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat de taxi naast het bord zou hebben geparkeerd is onvoldoende onderbouwd.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht omdat de aanwezigheid van de bebording niet voldoende is komen vast te staan. De boete is ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.284,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL: GHARL:2020:1803.