ECLI:NL:RBNHO:2023:14153

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
10692820 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve boete wegens onnodig geluid met motorvoertuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve boete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de betrokkene en zijn gemachtigde niet. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

De boete was opgelegd voor het veroorzaken van onnodig geluid als bestuurder van een motorvoertuig. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er ten onrechte geen staandehouding was verricht en dat de hoorplicht was geschonden. De vertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht de kantonrechter om het beroep gegrond te verklaren en de beslissing niet te handhaven.

De kantonrechter oordeelde dat de verbalisant niet voldoende had onderbouwd waarom hij geen staandehouding had kunnen verrichten, ondanks een melding met hogere prioriteit. De kantonrechter concludeerde dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was uitgesloten en dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de boete werden vernietigd. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 866,25. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10692820 \ WM VERZ 23-596
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 27 oktober 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
Gemachtigde : Boete.nu (M.J.M. Bergers)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve boete (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 oktober 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken.
Betrokkene is het niet eens met de opgelegde boete. De gemachtigde van betrokkene voert namens betrokkene aan dat er ten onrechte niet is staande gehouden. Tevens is de hoorplicht geschonden.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt niet te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep gegrond te verklaren.
De omstandigheid dat de verbalisant verder moest in verband met een melding met hogere prioriteit houdt naar het oordeel van de kantonrechter niet noodzakelijkerwijs in dat er geen staandehouding kon worden verricht. Er kunnen meldingen zijn die zo spoedeisend zijn dat van een verbalisant niet kan worden gevergd dat hij onderweg naar die melding stopt om een staandehouding te verrichten voor een gedraging als de onderhavige. Er kunnen echter ook meldingen zijn waarvoor dat niet geldt. Van de verbalisant mag daarom worden verwacht dat hij de aard van de melding in zijn toelichting noemt. Dat heeft de verbalisant in dit geval niet gedaan. Uit diens verklaring blijkt niet waarom die andere melding zo dringend was dat hij niet kon stoppen om een staandehouding te verrichten. Nu op grond van de stukken niet blijkt dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan, moet het ervoor worden gehouden dat de verbalisant ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van de Wahv door de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder op te leggen. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd. De overige beroepsgronden hoeven om deze reden geen bespreking meer.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 866,25. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 418,50 (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 866,25 en wijst de Staat aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het voornoemd bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: