ECLI:NL:RBNHO:2023:14127

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 4276
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting bedrijfspand door burgemeester wegens vrees voor openbare orde en witwasactiviteiten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een garagehouder uit Zaandam, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn bedrijfspand door de burgemeester van Zaanstad. De sluiting vond plaats op 27 juni 2023, naar aanleiding van een integrale controle waarbij aanzienlijke contante bedragen werden aangetroffen, wat leidde tot verdenkingen van witwassen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor het voortbestaan van zijn onderneming.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende spoedeisend belang was aangetoond door verzoeker. Hij had niet kunnen onderbouwen dat hij in acute financiële nood verkeerde of dat er een onomkeerbare situatie dreigde. De voorzieningenrechter benadrukte dat bij een louter financieel geschil, zoals in deze zaak, niet snel sprake is van spoedeisendheid. Bovendien was er geen evident onrechtmatig besluit van de burgemeester, aangezien deze zijn besluit had gemotiveerd op basis van de aangetroffen contante bedragen en de context van criminele activiteiten in de omgeving.

De burgemeester had zijn bevoegdheid om het pand te sluiten gebaseerd op de Algemene plaatselijke verordening Zaanstad, die hem toestaat om in te grijpen bij ernstige vrees voor de openbare orde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting had kunnen besluiten en dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. Dit betekent dat de sluiting van het pand in stand blijft, zonder dat er aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/4276

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam] h.o.d.n. [bedrijf] , uit Zaandam, verzoeker

(gemachtigde: mr. S.D. Polat),
en

de burgemeester van Zaanstad

(gemachtigde: mr. F.P. Brouwer en S.H.J. Kuijper).

Inleiding

De burgemeester heeft op 27 juni 2023 het bedrijfspand aan de [adres] te Zaandam per direct en zonder voorafgaand schriftelijk besluit gesloten.
Verzoeker heeft daartegen op 3 juli 2023 bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoeker op 13 juli 2023 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft het besluit op 21 juli 2023 op schrift gesteld. Daarin is de duur van de sluiting bepaald op zes maanden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

1. Op 27 juni 2023 heeft een integrale controle plaatsgevonden in het pand aan de [adres] te Zaandam. Hierin is (onder meer) de onderneming van verzoeker (een garage) gevestigd. Tijdens deze controle is een bedrag van bijna € 40.000,- aan contanten aangetroffen in een tas in een archiefkast. Vrijwel gelijktijdig is een derde (naar later bleek de vader van verzoeker), komend uit de woning van verzoeker, aangetroffen met een bedrag aan contanten van ongeveer € 80.000,-.
2. In het op schrift gestelde besluit heeft de burgemeester - kort samengevat - gemotiveerd waarom gekozen is voor directe sluiting van het pand. De burgemeester heeft daarbij onder meer betrokken de in beslag genomen contanten en dat zich in en rond het pand van het bedrijf voertuigen bevonden, waarvan de tenaamgestelden in verband konden worden gebracht met strafbare feiten. Hierdoor was en is niet ondenkbaar dat in het criminele circuit bekend zou worden dat het in het bedrijfspand en bij de woning geldbedragen in beslag zijn genomen en, dat bij het geopend blijven van het bedrijfspand, personen uit het criminele circuit ’verhaal’ zouden komen halen, met alle bijkomende veiligheidsrisico’s van dien.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisendheid
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een louter financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, kan worden aangenomen dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat de voorzieningenrechter alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
4. Dat een faillissement dreigt of dat verzoeker in acute financiële nood zal komen te verkeren, is niet gebleken. Verzoeker heeft uitsluitend gesteld dat hij vreest voor het voortbestaan van zijn onderneming en dat hij afhankelijk is van de met de onderneming te behalen inkomsten voor zijn levensonderhoud, maar enige onderbouwing van zijn stellingen ontbreekt.
5. Verzoeker heeft het spoedeisend belang bij de door hem verzochte voorlopige voorziening daarom niet aangetoond. Ingevolge vaste jurisprudentie kan in dat geval alleen nog een voorziening worden getroffen als sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven. In dat kader overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Evident onrechtmatig?
6. Verzoeker voert aan dat het besluit tot stand is gekomen in strijd met het bepaalde in artikel 5:31 van de Awb (zeer spoedeisende bestuursdwang), doordat onvoldoende spoedig is overgegaan tot bekendmaking van het besluit. Verzoeker acht het verder opmerkelijk dat is overgegaan tot het toepassen van zeer spoedeisende bestuursdwang zonder dat de burgemeester beschikt over de bestuurlijke rapportage van de politie. Verzoeker is op 27 juni 2023 aangehouden naar aanleiding van een doorzoeking van het bedrijfspand waarbij een contant geldbedrag van bijna € 40.000,- is aangetroffen waarna een verdenking van witwassen is ontstaan. Verzoeker meent dat het aanhouden van een contant geldbedrag van dergelijke omvang niet ongebruikelijk is in de branche waarin hij opereert. De noodzaak tot sluiting ontbreekt, omdat er geen sprake is van een verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daartoe.
Daags voorafgaand aan de zitting bij de voorzieningenrechter heeft verzoeker nog een tweetal emails gedateerd 19 juli 2023 overgelegd van een medewerker van de gemachtigde van eiser. Daarin verwoordt deze medewerker hetgeen hij van eiser en zijn vader heeft vernomen over de herkomst (o.a. een lening) en eigendom van de geldbedragen.
7. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat hij tot sluiting bevoegd was. De activiteiten wijzen op een ernstig gevaar voor de openbare orde en sluiting was noodzakelijk om verder gevaar te voorkomen. Daarnaast is er, vanwege de bekendheid van dat pand als geschikte locatie voor criminele activiteiten, aanleiding dit te beëindigen. Hij wijst daarbij op de grote hoeveelheid contant geld die is aangetroffen, waaronder biljetten van € 500 en € 200, en het ontbreken van een administratie daarvoor, in combinatie met de informatie over de tenaamgestelden van verschillende voertuigen die bij het bedrijf stonden en die bekend waren met criminele antecedenten (drugsgerelateerd), waaronder ook een auto met Bulgaars kenteken, waarvan de tenaamgestelde in Bulgarije gezocht wordt wegens moord. Onder verwijzing naar (straf)rechtspraak stelt de burgemeester dat de hoeveelheid geld en de coupures een indicator is voor (het faciliteren van) ‘witwassen’ van criminele gelden. Daarnaast heeft het er volgens de burgemeester alle schijn van dat het bedrijf bekend was bij derden met criminele antecedenten. Ook heeft de burgemeester gewezen op het feit dat de garage van verzoeker is gelegen in een kwetsbare wijk en dat de sluiting voldoet aan de doelstellingen van PACT Poelenburg-Peldersveld en het Uitvoeringsplan Veilig wonen, werken en verblijven.
8. In artikel 174, derde lid, van de Gemeentewet staat dat de burgemeester belast is met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op de uitoefening van het toezicht op onder andere voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. In de gemeente Zaanstad geldt de Algemene plaatselijke verordening Zaanstad (hierna: de Apv). In artikel 2:30b, eerste lid, aanhef en onder e, van deze Apv staat dat de burgemeester de sluiting kan bevelen van een voor het publiek toegankelijk gebouw als daar zich feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde. In de Toelichting is verwoord dat van ernstig gevaar voor de openbare orde sprake is bij (…) witwassen.
In deze zaak heeft de burgemeester van zijn in artikel 2:30b van de Apv neergelegde bevoegdheid gebruik gemaakt.
9. Vaststaat dat in het bedrijfspand van verzoeker een aanzienlijke hoeveelheid contant geld is aangetroffen in een tas in een archiefkast. Ook staat vast dat de vader uit de woning van verzoeker vrijwel gelijktijdig een bedrag van ca € 80.000,- in contanten heeft weggehaald. Enige administratie daarvoor werd niet aangetroffen. Daarbij komt de omstandigheid dat in het normale betalingsverkeer ongebruikelijke coupures van € 500 en € 200 zijn aangetroffen. Verzoeker is aangehouden op verdenking van (het faciliteren van) witwassen van criminele gelden. Uit de Bestuurlijke rapportage volgt verder dat regelmatig mutaties worden opgemaakt van bij de politie bekende personen en voertuigen gezien in en bij het bedrijfspand.
De burgemeester heeft zijn besluit gebaseerd op de Bestuurlijke rapportage en de Aanvullende rapportage en in het op schrift gestelde besluit uitgebreid gemotiveerd dat alleen al het voorhanden hebben van zulke grote contante bedragen gevaar oplevert voor de openbare orde, en dat de witwasindicaties en daarbij de mutaties betreffende klanten met criminele antecedenten reden zijn om tot (directe) sluiting van het bedrijfspand over te gaan. Daarbij is in het besluit toegelicht dat het beleid is dat extra alert wordt opgetreden in een zeer kwetsbare wijk als Zaandam-Oost, waarin het bedrijfspand is gelegen (zie o.m. ECLI:NL:RVS: 2018:3439). De burgemeester heeft gewezen op de aanzienlijke kans dat criminele activiteiten worden voortgezet. Daarbij heeft de burgemeester een belangenafweging gemaakt en toegelicht waarom een waarschuwing of dwangsom weinig effectief is. De burgemeester heeft voorts overwogen dat niet gebleken is van een bijzondere binding van de bedrijfsvoering met de locatie en dat de bedrijfsactiviteiten verplaatsbaar zijn. Dit laatste is niet onderbouwd weerlegd door verzoeker.
10. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester, gelet alle in het besluit genoemde omstandigheden, in redelijkheid tot sluiting over kunnen gaan in het belang van de openbare orde en was hij daartoe ook bevoegd. Van een evident onrechtmatig besluit geen sprake.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het pand gesloten blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Gemeentewet

Artikel 174
1. De burgemeester is belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.
2. De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.
3. De burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.

APV Zaanstad

Artikel 2:30b Sluiting gebouw of ruimte (z)
1. De burgemeester kan ter bescherming van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat, de sluiting bevelen van een voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte als daar:
a. zich binnen de inrichting gedragingen hebben voorgedaan zoals omschreven in artikel 36 van de Wet op de kansspelen;
b. door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen;
c. discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;
d. wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend; of
e. zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw, de inrichting of de ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.

Toelichting:

Gebleken is dat sprake kan zijn van openbaar toegankelijke gebouwen, inrichtingen of ruimtes van waaruit of rondom activiteiten worden gepleegd die een ernstig gevaar voor de openbare orde vormen. Het voorgaande artikel voorziet in het sluiten van horecabedrijven. Op grond van artikel 174 Gemeentewet heeft de burgemeester de bevoegdheid toezicht te houden op publiek toegankelijke gebouwen en bijbehorende erven en uitvoering te geven aan verordeningen voor zover deze daar betrekking op hebben. Dit artikel bepaalt dat een inrichting, publiek toegankelijk gebouw of ruimte kan worden gesloten als sprake is van ernstig gevaar voor de openbare orde. Dit kan aan de orde zijn bij bijvoorbeeld heling, illegaal gokken, aanwezigheid van wapens, discriminatie, witwassen, mensenhandel, arbeidsuitbuiting, georganiseerde criminaliteit of andere feiten die de openbare orde ernstig verstoren of dreigen te verstoren.

Horeca sanctiestrategie en sluitingenbeleid Zaanstad

4.2
Criminaliteit die de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat aantast
Naast de in de lid a tot en met d van artikel 2:30b APV genoemde feiten zullen de volgende (criminele) activiteiten in ieder geval worden aangemerkt als een ernstig gevaar voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of het woon- en leefklimaat, wanneer zij in of vanuit een voor publiek toegankelijk gebouw plaatsvinden (lid e):
(…)
• witwassen;
(…)
De opsomming van de hiervoor genoemde (criminele) activiteiten is niet limitatief. Andere (criminele) activiteiten die tot een vergelijkbaar ernstig gevaar voor de openbare orde kunnen leiden zullen ook tot sluiting leiden om verder gevaar voor de openbare orde of het woon- en leefklimaat te voorkomen. Onder in en vanuit het publiek toegankelijke gebouw wordt ook begrepen in de hele directe omgeving van het publiek toegankelijke gebouw.
Met de sluiting wordt het gevaar voor de openbare orde weggenomen en voorkomen en wordt de bekendheid van dat pand als geschikte locatie voor criminele activiteiten (en het faciliteren daarvan) beëindigd. De (naams)bekendheid dat een pand zich voor dergelijke activiteiten leent moet worden doorbroken. De activiteiten kunnen dan ook niet door een rechtsopvolger worden voortgezet. Door middel van een sluiting kan dit worden bereikt. In bijzondere gevallen kunnen ook andere criminele activiteiten onder dit beleid vallen.
Bovengenoemde activiteiten betreffen meestal strafbare feiten waarbij de rechter in een strafrechtelijke procedure maatregelen kan opleggen. Het belang voor de burgemeester om in deze gevallen separaat of gelijktijdig ook een (bestuursrechtelijke) maatregel te nemen is gelegen in de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Het doel is nadrukkelijk niet om (dubbel) te straffen. Voor de bevoegdheid om tot sluiting over te gaan is het niet noodzakelijk dat er een strafrechtelijke sanctie is opgelegd of dat het strafrechtelijk onderzoek is afgerond.
Gelet op de ernst en aard van de (criminele) activiteiten en daarmee samenhangende (dreigende) verstoring van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat kan niet met een lichter middel dan het instrument sluiting (last onder bestuursdwang) worden volstaan. Hierom wordt in de dit beleid genoemde situaties geen waarschuwing gegeven of een last onder dwangsom opgelegd.
4.4.1
Sluiting als gevolg van criminele activiteiten
De burgemeester kan een publiek toegankelijk gebouw voor een bepaalde duur en/of gedeeltelijk sluiten. Hierbij acht de burgemeester een termijn van zes maanden in beginsel noodzakelijk.
Bij de duur van de sluiting wordt wel onderscheid gemaakt tussen de eigenaar/huurder/gebruiker die adequaat optreedt en degenen die dit niet doen. Dit betekent dat als de eigenaar/huurder geen verwijt treft in principe een sluiting van zes maanden zal worden opgelegd. Indien er wel sprake is van een verwijt (de activiteiten zijn bewust getolereerd, gefaciliteerd, aan deelgenomen etc.) dan is er sprake van verzwarende omstandigheden. In die gevallen volgt een sluiting voor de duur van (maximaal) één jaar. Ook in het geval van excessen (cumulatie van criminele activiteiten, zeer ernstige verstoring, schietpartijen, slachtoffers etc.) kan ook een langere termijn van een jaar opgelegd worden. Dit zal altijd gemotiveerd moeten worden.