ECLI:NL:RBNHO:2023:14063

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10631844 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens parkeren op verboden plek

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig. Betrokkene voerde aan dat er ten tijde van de constatering van de overtreding wegwerkzaamheden waren, waardoor er geen trottoir en parkeerplaatsen beschikbaar waren. Hij stelde dat hij geen vermoeden had dat hij daar niet mocht parkeren, vooral omdat hij kort daarvoor meerdere boetes had ontvangen die hij niet kon corrigeren.

De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelde dat de eerste boete in stand moest blijven, maar dat de tweede en derde boete gematigd moesten worden tot nihil, gezien de omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging wel vaststond, maar dat het niet billijk was om drie boetes op te leggen voor dezelfde situatie. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond, wat betekent dat de opgelegde boete gehandhaafd blijft. De uitspraak werd gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10631844 \ WM VERZ 23-541
CJIB-nummer : 246678077
Uitspraakdatum : 1 september 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 september 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod (szone)).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft aangevoerd dat er ten tijde van de constatering wegwerkzaamheden waren waardoor er in de straat een trottoir en parkeerplaatsen ontbraken. Het was één grote zandvlakte voor de woning van betrokkene. Op de zitting voert betrokkene aan dat in december 2021 de hekken waren verplaatst en er allemaal rijplaten lagen. Betrokkene stelt dat hij op dat moment geen vermoeden had dat hij daar niet mocht parkeren. Tevens stelt betrokkene dat hij in één klap drie boetes heeft binnengekregen, maar niets heeft kunnen corrigeren omdat de boetes vlak na elkaar binnen kwamen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft zich op de zitting – naar aanleiding van het mondelinge verweer van betrokkene – op het standpunt gesteld dat de eerste opgelegde boete in stand dient te blijven, maar de tweede en derde boete gematigd dienen te worden tot nihil. De gedraging staat wel vast, maar het is niet billijk om met betrekking tot de aangevoerde omstandigheden drie boetes op te leggen, aldus de vertegenwoordiger van de officier van justitie.
De kantonrechter volgt de vertegenwoordiger van de officier van justitie en bepaalt dat het beroep in onderhavige zaak ongegrond zal worden verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: