ECLI:NL:RBNHO:2023:14059

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10531908 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens parkeren op laad- en losplaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zitting vond plaats op 1 september 2023, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig waren.

De kantonrechter heeft overwogen dat de overschrijding van de beroepstermijn bij de kantonrechter verschoonbaar is, omdat er een brief van betrokkene uit juli 2021 in het dossier aanwezig was, die als beroepschrift had moeten worden aangemerkt. De overschrijding van de beroepstermijn bij de officier van justitie werd ook als verschoonbaar beschouwd, gezien de onduidelijkheid over de verzending van de beslissing. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigde deze, terwijl het beroep tegen de opgelegde boete ongegrond werd verklaard.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was komen vast te staan. Betrokkene had aangevoerd dat de bebording niet goed zichtbaar was, maar de kantonrechter oordeelde dat van iedere weggebruiker verwacht mag worden dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. De uitspraak houdt in dat de opgelegde verhogingen niet verschuldigd zijn, maar de boete blijft in stand. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10531908 \ WM VERZ 23-390
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 12 september 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 september 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De boete
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen.
Overschrijding beroepstermijn kantonrechter
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat de vermeende termijnoverschrijding van het instellen van het beroep bij de kantonrechter verschoonbaar moet worden geacht, omdat zich bij de stukken van het dossier een brief bevindt van betrokkene van 5 juli 2021. Deze brief had de officier van justitie als beroepschrift moeten aanmerken, aldus de vertegenwoordiger van de officier van justitie.
Gelet op het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie acht de kantonrechter de overschrijding van de beroepstermijn bij de kantonrechter verschoonbaar.
Overschrijding van de beroepstermijn bij de officier van justitie
Betrokkene heeft het beroep bij de officier van justitie te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 16 oktober 2020, terwijl dat beroep uiterlijk op 2 maart 2020 ontvangen had moeten zijn. Betrokkene voert aan dat hij de beslissing van de officier van justitie nooit heeft ontvangen en dat hij er via een deurwaarder achter kwam dat er ook al verhogingen waren opgelegd. Betrokkene stelt dat hij een periode in Duitsland heeft gewoond en vervolgens in Nederland meerdere keren is verhuisd en dat hij in de veronderstelling was dat hij vrij snel na het ontvangen van de boete beroep heeft ingesteld.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelt op de zitting dat zij in het systeem kan zien dat de beslissing van de officier van justitie op 28 juli 2021 nogmaals aan betrokkene is verzonden. Tevens stelt zij dat zij niet kan zien waar de beslissing van de officier van justitie de eerste keer naar toe is verstuurd. Het CJIB heeft gemeld dat er in februari 2021 in onder andere onderhavige zaak een betalingsregeling is afgesproken met betrokkene.
De termijnoverschrijding bij de officier van justitie acht de kantonrechter, gelet op het verweer van betrokkene en feit dat de vertegenwoordiger van de officier van justitie geen duidelijkheid heeft kunnen verschaffen over de eerste verzending van de beslissing van de officier van justitie, verschoonbaar. In zoverre verklaart de kantonrechter het beroep gegrond en zal de beslissing van de officier van justitie vernietigen. De kantonrechter zal bepalen dat de opgelegde verhogingen niet verschuldigd zijn.
De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of de inleidende beschikking in stand kan blijven.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft aangevoerd dat het bord waarmee werd aangegeven dat het een laad- en losplaats was zeer sterk uit het zicht stond en daardoor dus niet goed waarneembaar was.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik heb gedurende een tijd van ongeveer 10 minuten geen activiteit rond het voertuig waargenomen in de vorm van het laden of lossen van goederen, dan wel het in of uit laten stappen van personen.“.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. De bebording is leidend voor de weggebruiker en er is geen verplichting om daarnaast nog andere uiterlijke kenmerken, zoals markeringen in het wegdek, aan te brengen. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene zich had moeten vergewissen of er een bord stond en dat de omstandigheid dat betrokkene dit heeft nagelaten, voor rekening en risico van betrokkene komt.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ bepaalt dat de opgelegde verhogingen niet verschuldigd zijn.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: