In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zitting vond plaats op 1 september 2023, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig waren.
De kantonrechter heeft overwogen dat de overschrijding van de beroepstermijn bij de kantonrechter verschoonbaar is, omdat er een brief van betrokkene uit juli 2021 in het dossier aanwezig was, die als beroepschrift had moeten worden aangemerkt. De overschrijding van de beroepstermijn bij de officier van justitie werd ook als verschoonbaar beschouwd, gezien de onduidelijkheid over de verzending van de beslissing. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigde deze, terwijl het beroep tegen de opgelegde boete ongegrond werd verklaard.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was komen vast te staan. Betrokkene had aangevoerd dat de bebording niet goed zichtbaar was, maar de kantonrechter oordeelde dat van iedere weggebruiker verwacht mag worden dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. De uitspraak houdt in dat de opgelegde verhogingen niet verschuldigd zijn, maar de boete blijft in stand. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.