In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen. Betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 1 september 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, terwijl betrokkene zelf niet verscheen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de feiten vastgesteld. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, was het vasthouden van een telefoon tijdens het fietsen. Betrokkene voerde aan dat hij de telefoon uit zijn broekzak pakte omdat deze eruit gleed, maar de kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood dat betrokkene de telefoon daadwerkelijk vasthield tijdens het fietsen.
De kantonrechter concludeerde dat het verboden is om als bestuurder van een voertuig een mobiele telefoon vast te houden, ongeacht of er gebeld wordt. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen die aanleiding gaven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Daarom werd de boete als terecht opgelegd beschouwd. De kantonrechter zag ook geen reden om de boete te matigen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. D.D.M. Hazeu, bijgestaan door de griffier.