In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie betrof een boete voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder het daarvoor bestemde voertuig. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 1 september 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, terwijl betrokkene zelf niet verscheen.
Betrokkene betwist de opgelegde boete en voert aan dat de parkeerplaats op het moment van parkeren, op 20 februari 2022, niet als gehandicaptenparkeerplaats gold. Hij verwijst naar een kenteken met tijdsaanduiding en stelt dat binnen de aangegeven uren ook anderen op deze plaats mogen parkeren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de uitleg van het gebruik van de parkeerplaats onduidelijk is, wat leidt tot verschillende interpretaties van het woord "anderen". Hierdoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat betrokkene het voordeel van de twijfel moet krijgen.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gedraging niet vaststaat en dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is gegrond verklaard, en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, evenals de beslissing van de officier van justitie, zijn vernietigd. De kantonrechter heeft bepaald dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan hem terugbetaalt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.