ECLI:NL:RBNHO:2023:14044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10594695 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens parkeren binnen een erf

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens het parkeren binnen een erf op een niet-aangegeven parkeerplaats. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen.

De gedraging die aan de betrokkene was verweten, betrof het parkeren van een voertuig buiten een parkeervak binnen een woonerf, wat in strijd is met artikel 46 van het RVV 1990. De kantonrechter overwoog dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging, en dat de betrokkene geen specifieke feiten of omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven tot twijfel aan de verklaring van de verbalisant.

De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, en dat er geen reden was om de boete te matigen, ook niet op basis van de bewering van de betrokkene dat de eigenaar van de woning toestemming had gegeven om te parkeren. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat klachten over de handelwijze van de verbalisant via een aparte klachtenprocedure bij de politie moesten worden ingediend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10594695 \ WM VERZ 23-481
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 25 augustus 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 augustus 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: binnen een erf parkeren anders dan op een daarvoor bestemde parkeerplaats.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft aangevoerd dat de verbalisant betrokkene aan het treiteren was en op zoek ging naar een reden om een boete te geven. De eigenaar van de betreffende woning heeft contact opgenomen met de politie en zij gaven aan dat zij het bijna niet konden geloven dat een verbalisant een boete op deze manier zou uitdelen. Tevens is er voor de garage een parkeervak, aldus betrokkene.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Wij, verbalisanten zagen dat het voertuig buiten een parkeervak stond binnen een woonerf. Tevens zagen wij dat het voertuig een uitrit blokkeerde doordat hij buiten een parkeervak stond geparkeerd. (…)”
Uit de stukken blijkt dat er ter plaatse sprake is van een woonerf. Op grond van artikel 46 van het RVV 1990 mag binnen een erf slechts worden geparkeerd op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven. Niet in geding is dat het voertuig van de betrokkene buiten een als zodanig aangeduide of aangegeven parkeerplaats stond. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Dat de bewoner van de betreffende woning aan betrokkene toestemming zou hebben gegeven ter plaatse te parkeren, doet niet af aan het verboden karakter van de gedraging. Het is ook de bewoner zelf niet toegestaan ter plaatse te parkeren. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Met betrekking tot de handelwijze van de verbalisant overweegt de kantonrechter dat onderhavige procedure hiervoor niet bestemd is. Daarvoor is een aparte klachtenprocedure bij de politie.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: