In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek van 2 februari 2022 om op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) persoonsgegevens te wissen. Verweerder heeft het verzoek met het besluit van 18 augustus 2022 afgewezen en is bij het bestreden besluit van 9 november 2022 bij die afwijzing gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen ingebrekestelling heeft verstuurd. Daarnaast wordt het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat de ondertekenaar van het bestreden besluit bevoegd was om dit besluit te nemen en dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden. Eiser heeft niet onderbouwd dat een advies van de functionaris gegevensbescherming verplicht is, waardoor deze beroepsgrond ook niet slaagt.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,- voor rechtsbijstand en € 6,86 voor reiskosten. De uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk en is openbaar uitgesproken op 10 november 2023. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.