ECLI:NL:RBNHO:2023:14018

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
10420829 \ WM VERZ 23-575
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor parkeren op laad- en losplaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren van een voertuig op een plaats voor onmiddellijk laden en lossen van goederen. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf of zijn gemachtigde was niet verschenen. De vertegenwoordiger handhaafde de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was komen vast te staan. De betrokkene had aangevoerd dat er sprake was van bord E1 en dat de feitcode niet juist was, omdat het voertuig buiten de parkeervakken stond. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat het voertuig geparkeerd stond bij bord E7 en dat de juiste feitcode was gebruikt. De betrokkene had onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10420829 \ WM VERZ 23-575
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 25 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [Betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [Woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : R. de Nekker, Zaakrecht

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens betrokkene is niemand verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren op een plaats voor onmiddellijk laden en lossen van goederen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde heeft in het beroepschrift namens betrokkene kort samengevat aangevoerd dat uit het proces-verbaal volgt dat sprake was van bord E1. De feitcode is dan ook niet juist. Dit geldt ook omdat de ambtenaar heeft verklaard dat het voertuig buiten de parkeervakken stond. Aangezien geen sprake was van een parkeervak of plaats kan het voertuig ook niet op een laden/lossen plaats hebben gestaan.
In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal onder meer in:

Aldaar zag ik het voertuig met [kenteken voertuig] geparkeerd buiten de parkeervakken waar tevens ook een parkeerverbod geldt. Ik, verbalisant zag dat bord E1 is geplaatst en van kracht op de locatie waar het voertuig geparkeerd stond Bij het constateren van het feit werd vastgesteld dat er geen activiteit met het voertuig plaatsvond. Er was geen sprake van onmiddellijk laden of lossen van goederen, danwel het in of laten uitstappen van personen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is
opgelegd, is verricht. Op basis van verschillende foto’s in het dossier stelt de kantonrechter vast dat het voertuig van de betrokkene geparkeerd stond bij bord E7. De gedraging waarvoor een sanctie is opgelegd, betreft het parkeren op een plaats voor onmiddellijk laden en lossen van goederen. Gelet hierop is de juiste feitcode gebruikt.
Betrokkene heeft verder onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: