ECLI:NL:RBNHO:2023:13950

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
AWB-21_2760
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op het vertrouwensbeginsel in ambtenarenrechtelijke context met betrekking tot salarisbehoud na tijdelijke aanstelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 21 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de tijdelijke buitenformatieve plaatsing in de functie van Assistent Intake & Service B in salarisschaal 5 beoordeeld. Eiseres, die sinds 2016 werkzaam was in een vergelijkbare functie, betwistte de beëindiging van haar tijdelijke aanstelling als Generalist Intelligence en stelde dat zij recht had op het bij die functie behorende salaris in schaal 7. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op het behoud van dit salaris na de beëindiging van haar tijdelijke aanstelling. De rechtbank concludeert dat de bewoordingen in het aanstellingsbesluit niet de intentie hadden om een hogere salarisschaal te garanderen en dat er geen sprake was van gerechtvaardigd vertrouwen. Eiseres had geen recht op het salaris in schaal 7, aangezien zij op het moment van de beëindiging van haar aanstelling in salarisschaal 5 was ingeschaald. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toe, waarbij eiseres recht heeft op € 1.000,- en proceskosten van € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2760

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: K. Kromhout),
en

De korpschef van politie

(gemachtigde: mr. A.H.G.M. van den Boomen-Meeuwissen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de tijdelijke buitenformatieve plaatsing in de functie van Assistent Intake & Service B in salarisschaal 5.
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 mei 2021 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres was sinds 2016, na plaatsing in het kader van de reorganisatie van de Nationale Politie, werkzaam in de functie van Assistent intake & Service, gewaardeerd op salarisschaal 5.
3. Met het aanstellingsbesluit doorstroom ATH naar executief specifiek van 17 maart 2020 heeft verweerder eiseres met ingang van 4 november 2019 tot en met 4 februari 2020 (zijnde de periode overeenkomend met de duur van een krachtens artikel 2c, tweede lid, aangewezen politieopleiding) op grond van artikel 3a, eerste lid van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) tijdelijk aangesteld als ambtenaar in opleiding (in de functie van Generalist in het vakgebied Intelligence) en haar met ingang van 4 november 2019, op grond van artikel 87, eerste lid Barp eervol ontslag verleend. In dat besluit staat verder : “Je behoudt tijdens de opleiding volgens het gestelde in artikel 6, lid 5 Bbp de salarisschaal uit je vorige functie, te weten, salarisschaal 5 en salarisnummer 12”.
4. Met het besluit van 18 maart 2020 is eiseres, na het voltooien van de specifieke politieopleiding, met ingang van 5 februari 2020 tot en met 4 februari 2021 voor een proeftijd van één jaar als ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak (artikel 3a, tweede lid, van het Barp). Het salaris is vastgesteld op salarisschaal 7, salarisnummer 9.
5. Het aanstellingsbesluit van 17 maart 2020 is ingetrokken bij besluit van 14 april 2020. Daarin wordt eiseres eervol ontslag verleend met ingang van 14 november 2019 en het salaris vastgesteld op salarisschaal 7 en salarisnummer 0. Op 20 april 2020 volgt opnieuw een rectificatie. Onder intrekking van het besluit van 14 april 2020 wordt daarin aan eiseres eervol ontslag verleend met ingang van 4 november 2019.
6. Bij brief van 28 januari 2021 heeft verweerder eiseres van zijn voornemen in kennis gesteld om de tijdelijke aanstelling te beëindigen, omdat tijdens de tijdelijke aanstelling bleek van een onvoldoende match met de functie, en haar, toepassing gevend aan artikel 65 van het Barp, per 4 februari 2021 buitenformatief te plaatsen in de functie van Assistent Intake & Service B, in salarisschaal 5, trede 14. Daarbij stelt verweerder dat in het aanstellingsbesluit van 20 april 2020 wordt aangegeven dat eiseres wanneer zij niet voldoet aan de eisen weer word aangesteld in een passende ATH-functie, op het functieniveau van de functie die zij had voorafgaande aan de overstap naar de politieopleiding met het daarbij behorende salaris. Ook verwijst verweerder naar de beleidsregel ‘terugkeergarantie voor de ATH medewerker bij overstap naar een functie ter uitvoering van de politietaak’.
7. In haar zienswijze zegt eiseres dat door het aanstellingsbesluit bij haar het vertrouwen is gewekt dat zij aanspraak maakt op een passende functie in schaal 7, haar huidige inschaling, daarbij verwijzend naar de discrepantie tussen het standpunt van verweerder verwoord in de voornemenbrief:
‘een functie op het functieniveau van de functie die je had direct voorafgaande aan de overstap naar de politieopleiding met het daarbij behorende salaris’en de daadwerkelijke bewoordingen in het aanstellingsbesluit: ‘
een functie op je huidige schaalniveau’.
8. Bij primair besluit van 3 februari 2021 heeft verweerder overeenkomstig zijn voornemen beslist. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en zijn standpunt gehandhaafd.
Standpunt verweerder
9. Eiseres is na het tussentijds beëindigen van de tijdelijke aanstelling opnieuw aangesteld als ATH-medewerker, in haar geval tijdelijk buitenformatief, in een passende ATH functie op het functieniveau van haar oorspronkelijke functie van Assistent Intake & Service beloond in salarisschaal 5, overeenkomstig de toen nog bestendige gedragslijn. Die terugkeergarantie is vanaf oktober 2020 vastgelegd in het Besluit beleidsregel terugkeergarantie voor de ATH medewerker bij overstap naar een functie ter uitvoering van de politietaak. Verweerder stelt dat er geen sprake kan zijn van gerechtvaardigd vertrouwen. Eiseres vervulde de functie van assistent Intake & Service jarenlang en was bekend met de beloning ervan. Aan de aanstelling als ATH medewerker kan zij geen aanspraken ontlenen voor een hogere salarisschaal. Een hogere inschaling zou ook volledig indruisen tegen het beloningsbeleid. Haar zijn nooit uitlatingen gedaan waaruit zij anders kon afleiden. Ook aan de bewoordingen in het aanstellingsbesluit kan eiseres geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen omdat hierbij volgens verweerder duidelijk sprake was van een verschrijving. Met ‘huidige schaalniveau’ had het bevoegde gezag enkel de intentie te wijzen op het schaalniveau van haar oorspronkelijke functie.

Standpunt eiseres

10. Eiseres betoogt dat zij na het beëindigen van haar tijdelijke aanstelling in de functie van Generalist Intelligence het daarbij behorende salaris in schaal 7 dient te behouden. Zij claimt dat zij gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de inhoud van het aanstellingsbesluit en de daarin expliciet benoemde terugkeergarantie. Ten tijde van de besluitvorming op 20 april 2020 had zij aanspraak op een salaris in schaal 7. Zij is namelijk vanaf de start van de specifieke politieopleiding voor de functie Generalist in het vakgebied Intelligence per 4 november 2019 bezoldigd in de salarisschaal (schaal 7) behorende bij dat functieniveau en per 5 februari 2020 is zij vanwege het succesvol afronden van de opleiding ook aangesteld als Generalist Intelligence. In haar optiek is het dan een gegeven dat met “huidige schaalniveau” schaal 7 is bedoeld. Van een verschrijving zoals gesteld door verweerder is naar het oordeel van eiseres dan ook geen sprake.

Beoordeling door de rechtbank

11. De vraag die voorligt is of eiseres er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij na het beëindigen van haar tijdelijke aanstelling in de functie van Generalist Intelligence haar aanspraak op het bij de functie van Generalist Intelligence behorende salaris in schaal 7 zou behouden.
11. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Dit oordeel motiveert de rechtbank als volgt.
13. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat eiseres aannemelijk maakt dat er uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs een toezegging kon en mocht afleiden. In deze specifieke casus beroept eiseres zich op de bewoordingen in het aanstellingsbesluit doorstroom ATH naar executief specifiek van 20 april 2020: “Indien je de opleiding voortijdig beëindigt of je kan niet voldoen aan de eisen van geschiktheid en bekwaamheid, word je weer aangesteld in vaste dienst als ATH-medewerker, in een functie op je huidige schaalniveau binnen de formatieve ruimte van de eenheid/PDC”. Ten tijde van de besluitvorming op 20 april 2020 had zij aanspraak op salarisniveau schaal 7.
14. Verweerder stelt, kort gezegd, dat hier sprake is van een duidelijke kennelijke verschrijving waaraan geen gerechtvaardigde verwachtingen zijn te ontlenen, onder verwijzing naar de afgesproken terugkeergarantie en het beloningsbeleid. De rechtbank kan verweerder daarin op zich volgen. Het besluit van 20 april 2020 waarop eiseres zich beroept is immers, net als het besluit van 14 april 2020, een rectificatie van het oorspronkelijke aanstellingsbesluit van 17 maart 2020. Wat verweerder daarin gerectificeerd heeft is de hoogte van de toepasselijke salarisschaal tijdens de opleiding en de ingangsdatum. In het oorspronkelijke besluit van 17 maart 2020 is opgenomen: “Indien je de opleiding voortijdig beëindigt of je kan niet voldoen aan de eisen van geschiktheid en bekwaamheid, word je weer aangesteld in vaste dienst als ATH-medewerker, in een functie op je huidige schaalniveau binnen de formatieve ruimte van de eenheid/PDC”. Op het moment van dat oorspronkelijke besluit van 17 maart 2020 was eiseres ingeschaald in salarisschaal 5. Met ‘huidige salarisniveau’ kan dan ook niet anders zijn bedoeld dan salarisschaal 5. Gelet hierop is daarom geenszins aannemelijk dat met de zinssnede “op je huidige schaalniveau” in het besluit van 20 april 2020 een verwijzing is beoogd naar de salarisschaal van eiseres op die datum. Dat ligt op geen enkel wijze in de rede. Dat de bewoordingen van het besluit van 20 april 2020 in dat opzicht onbedoeld een onduidelijkheid hebben gecreëerd – en daarom ook bij eiseres wellicht tot verwarring hebben geleid – moet dan ook als een kennelijke omissie worden beschouwd en daaraan kan eiseres – anders dan zij kennelijk meent - niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat zij aanspraak op salarisschaal 7 zou blijven houden.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel kan gelet op het vorenstaande niet slagen.
16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.

Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

17. Eiseres maakt voorts aanspraak op schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Op grond van vaste rechtspraak wordt een immateriële schadevergoeding van € 500,00 toegekend voor ieder half jaar of gedeelte daarvan dat de redelijke termijn is overschreden.
17. Tussen de ontvangst van het bezwaarschrift op 5 maart 2021 en het doen van deze uitspraak is meer dan 2 jaar verstreken (afgerond 34 maanden). De bezwaarfase heeft van 5 maart 2021 tot de datum van het bestreden besluit (14 mei 2021) afgerond 3 maanden geduurd. De beroepsfase heeft van de datum van het bestreden besluit tot de uitspraak van de rechtbank op 21 december 2023 afgerond 31 maanden geduurd. De redelijke termijn voor geschilbeslechting is daarmee met, afgerond naar boven, (34 – 24=) 10 maanden overschreden. De overschrijding dient in beginsel geheel voor rekening van de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie en Veiligheid) te komen.
17. Dit maakt dat eiseres recht heeft op een schadevergoeding van in totaal € 1.000,- (2 maal een halfjaar à € 500,-), te voldoen door de Staat.

Proceskosten en griffierecht

20. Aanleiding bestaat de proceskosten van eiseres die zijn gerelateerd aan het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn te laten vergoeden tot een bedrag van € 418,50 (1 punt voor het opstellen van het verzoek, met een waarde per punt van € 837,-, wegingsfactor 0,5).
20. De rechtbank is uitgegaan van een wegingsfactor 0,5 omdat de kostenvergoeding alleen wordt toegekend vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Omdat de overschrijding aan de rechtbank is toe te rekenen, zal de vergoeding moeten plaatsvinden door de Staat.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie en Veiligheid) tot een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.000,- en de proceskosten € 418,50 .
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.