In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie op 19 oktober 2023. De vordering betreft een bedrag van € 52.764,49, dat de veroordeelde zou hebben verkregen door middel van strafbare feiten, waaronder diefstal met een valse sleutel. De veroordeelde, geboren in 2000 en thans gedetineerd, heeft op 14 november 2023 de zitting bijgewoond, waar zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, verweer heeft gevoerd tegen de vordering. De officier van justitie heeft de vordering tijdens de zitting verlaagd naar € 39.264,19.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld, maar heeft ook geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor andere strafbare feiten die aan de vordering ten grondslag liggen. De rechtbank heeft de ontnemingsrapportage van 6 april 2023 in overweging genomen, waarin de opbrengsten van de strafbare feiten zijn gespecificeerd. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 3.200,00, na correcties op basis van de bewijsvoering.
De rechtbank heeft de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag en heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op 64 dagen, afhankelijk van de betalingscapaciteit van de veroordeelde. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.