ECLI:NL:RBNHO:2023:13888

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
15/281892-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van drugs

Op 30 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. Dit ongeval vond plaats op 4 september 2021 te Heemskerk, waarbij de verdachte als bestuurder van een motorfiets, onder invloed van amfetamine en GHB, een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid en onoplettendheid heeft vertoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en zijn voertuig niet voldoende onder controle had, wat leidde tot een ongeval waarbij de passagier van de motorfiets, zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder gebroken nekwervels en een onderbeenamputatie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte voor twee jaar ontzegd de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn hersteltraject na een verslavingskliniek, en de impact van het ongeval op het leven van het slachtoffer en diens familie. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats is, gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte en het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/281892-22 (P)
Uitspraakdatum: 30 november 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.A. Hobbelink en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 4 september 2021 te Heemskerk, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een motorfiets, merk Yamaha, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de A9, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- zijn, verdachtes, voertuig niet voldoende onder controle te hebben gehad en/of gehouden en/of
- niet zoveel mogelijk rechts heeft gereden, waardoor hij met zijn motorrijtuig op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer en/of in de berm van de middengeleider aan de linkerzijde van het wegdek terecht is gekomen en/of
- niet in staat is geweest die middengeleider te ontwijken, waardoor de motorfiets ten val is gekomen,
waardoor aan een ander (genaamd [slachtoffer]), te weten de passagier van de motorfiets waarvan verdachte de bestuurder was, zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) gebroken nekwervel(s) en/of (een) hersenbloeding(en) en/of een gebroken sleutelbeen en/of een onderbeenamputatie, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede of vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
Subsidiair
hij op of omstreeks 4 september 2021 te Heemskerk als bestuurder van een voertuig (een motorfiets, merk Yamaha, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, de A9,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- zijn, verdachtes, voertuig niet voldoende onder controle te hebben gehad en/of gehouden en/of
- niet zoveel mogelijk rechts heeft gereden, waardoor hij met zijn motorrijtuig op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer en/of in de berm van de middengeleider aan de linkerzijde van het wegdek terecht is gekomen en/of
- niet in staat is geweest die middengeleider te ontwijken, waardoor de motorfiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Feit 2
hij op of omstreeks 4 september 2021 te Heemskerk een voertuig, te weten een motorfiets (merk Yamaha, kenteken [kenteken]), heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 731 microgram per liter amfetamine en/of 77 milligram per liter GHB bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot feit 1 primair acht zij bewezen dat sprake was van aanmerkelijke schuld. Het letsel van het slachtoffer kan als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van het bewijs en de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
  • de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2023;
  • het proces-verbaal onderzoek plaats verkeersongeval van 26 september 2022, p. 10-35;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [naam] van 18 juli 2022, p. 50-51;
  • het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 1 oktober 2021, p. 52-53;
  • een schriftelijk bescheid (p. 73-118), inhoudende een ander geschrift (een afdruk van het patiëntendossier van [slachtoffer] van het UMC Utrecht over de periode van 4 september 2021 tot en met 16 februari 2022) als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, Sv;
  • het proces-verbaal rijden onder invloed van 5 januari 2022, p. 37-40;
  • een schriftelijk bescheid (p. 125-128), inhoudende een deskundigenverslag (een rapport alcohol en drugs in het verkeer van Labor Mönchengladbach van 30 september 2021), als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, Sv.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
Primair
hij op 4 september 2021 te Heemskerk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een motorfiets, merk Yamaha, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de A9 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend als volgt te handelen:
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse en
- zijn, verdachtes, voertuig niet voldoende onder controle heeft gehad en gehouden en
- niet zoveel mogelijk rechts heeft gereden, waardoor hij met zijn motorrijtuig in de berm van de middengeleider aan de linkerzijde van het wegdek terecht is gekomen en
- niet in staat is geweest die middengeleider te ontwijken, waardoor de motorfiets ten val is gekomen,
waardoor aan een ander genaamd [slachtoffer], te weten de passagier van de motorfiets waarvan verdachte de bestuurder was, zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken nekwervels en hersenbloedingen en een gebroken sleutelbeen en een onderbeenamputatie is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 2
hij op 4 september 2021 te Heemskerk een voertuig, te weten een motorfiets (merk Yamaha, kenteken [kenteken]), heeft bestuurd, na gebruik van in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed 731 microgram per liter amfetamine en 77 milligram per liter GHB bedroeg.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid van deze wet
en
feit 2:overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf ter hoogte van 240 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij heeft hiertoe naar voren gebracht dat de verdachte hard heeft gewerkt om zijn leven geheel te veranderen, onder meer door een klinische opname en een daarop volgende behandeling. Dit is geen eenvoudig traject voor de verdachte geweest. Wanneer de verdachte veroordeeld wordt tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit voor hem negatieve consequenties hebben: de verdachte zou zijn huidige baan verliezen en het werken aan zijn herstel wordt in de gevangenis belemmerd. De raadsvrouw verzoekt om dit allemaal mee te wegen en een taakstraf op te leggen ter hoogte van 240 uren, waarvan een deel voorwaardelijk.
Ten aanzien van de gevorderde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen merkt de raadsvrouw op dat het CBR als de daarvoor geëigende instantie heeft geoordeeld dat de verdachte opnieuw rijgeschikt is. Hierdoor heeft de verdachte weer de beschikking gekregen over een rijbewijs. De verdachte is voor het behoud van zijn werk afhankelijk van zijn rijbewijs. Er zijn geen nieuwe feiten voorgevallen. De raadsvrouw heeft daarom verzocht te volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 4 september 2021 schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval door zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te gedragen. De verdachte is, met het slachtoffer achterop, op de motorfiets gaan rijden terwijl hij onder invloed was van een enorme hoeveelheid verdovende middelen, namelijk amfetamine (bijna 30 keer meer dan toegestaan) en GHB (circa 15 keer meer dan toegestaan). Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet in staat was om te rijden en zich daarvan ook bewust was op dat moment. Daarbij komt dat het rijbewijs van de verdachte ten tijde van het verkeersongeval al ongeldig was verklaard in verband met zijn drugsgebruik. Ter terechtzitting heeft de verdachte bevestigd dat hij dit destijds ook wist.
Op enig moment heeft de verdachte de controle over de motorfiets verloren waardoor hij met het voorwiel in de berm bij de middengeleider terechtkwam. De motorfiets is vervolgens naar rechts geslingerd en bij de rechtervangrail terecht gekomen, waarbij de verdachte en het slachtoffer van de motorfiets zijn geworpen. Het slachtoffer heeft als gevolg van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen bestaande uit gebroken nekwervels, een gebroken sleutelbeen, hersenbloedingen en een onderbeenamputatie. De moeder van het slachtoffer heeft ter terechtzitting verwoord hoeveel impact het verkeersongeval op het leven van het slachtoffer en haar gezin heeft gehad en nog altijd heeft. Het leven van het slachtoffer is voorgoed veranderd en zij zal voor de rest van haar leven worden geconfronteerd met de gevolgen van het verkeersongeval.
De verdachte heeft met zijn verkeersgedrag zichzelf, zijn passagier en zijn medeweggebruikers in een zeer gevaarlijke situatie gebracht. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij zich willens en wetens een volstrekt onverantwoordelijk verkeersdeelnemer heeft getoond.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan de onderhavige feiten niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 13 oktober 2023, van GGZ Reclassering Inforsa. In het rapport staat beschreven dat het gebruik van verdovende middelen jarenlang bepalend is geweest in het leven van de verdachte. Na een opname in een verslavingskliniek heeft de verdachte sinds maart 2022 geen verdovende middelen meer gebruikt. De reclassering schat het risico op recidive in als laag bij voortzetting van abstinentie. Daarnaast vindt de reclassering interventies en toezicht niet noodzakelijk omdat de verdachte voldoende zorg en begeleiding heeft vanuit zijn huidige woonvoorziening en de nazorg vanuit de verslavingskliniek.
Op te leggen straf
Gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren in beginsel passend. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij is vooral van belang, ook gelet op het reclasseringsrapport, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een ontregelende en stagnerende uitwerking zou kunnen hebben op het hersteltraject van de verdachte. Juist dit hersteltraject is van belang om terugval en recidive te voorkomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen maximaal mogelijke aantal uren moet worden opgelegd.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur. Hiermee wordt niet alleen beoogd de verdachte te doordringen van het feit dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor de andere verkeersdeelnemers, maar ook om die verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen nu het hersteltraject van de verdachte nog gaande is en het recidiverisico van het beklijven van abstinentie afhankelijk is.
Redelijke termijn
Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim twee maanden. Gelet op de geringe overschrijding volstaat de rechtbank met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op
2 (twee) jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderdveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagenhechtenis.
Veroordeelt de verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
2 (twee) jaren.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Lintjer, voorzitter,
mr. P.E. van der Veen en mr. J.J. Roos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. T.A.F. Pomper en mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2023.