ECLI:NL:RBNHO:2023:13880

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
10747976 \ CV EXPL 23-4483
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van precontractuele informatieplichten en algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 november 2023 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen DF Alkmaar B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door IP Nederland incasso en juristen, vorderde betaling van € 875,97, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument, waarbij de kantonrechter ambtshalve diende te toetsen of de eisende partij voldeed aan de wettelijke precontractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter constateerde dat de eisende partij niet voldoende had aangetoond dat zij aan de informatieplicht had voldaan, met name met betrekking tot het herroepingsrecht. Ook de contractuele informatieplicht werd niet nageleefd, aangezien de overgelegde e-mailbevestiging niet alle vereiste informatie bevatte. De kantonrechter benadrukte dat hij ambtshalve moest toetsen of de algemene voorwaarden van de eisende partij oneerlijke bedingen bevatten, in overeenstemming met de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

Daarnaast werd er aandacht besteed aan de incassokosten en prijswijzigingsbedingen in de algemene voorwaarden. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij in de gelegenheid moest worden gesteld om toe te lichten waarom bepaalde bedingen niet onredelijk bezwarend zouden zijn. De beslissing werd aangehouden, waarbij de eisende partij werd opgedragen om nadere toelichting te geven op de stellingen in de dagvaarding. De zaak illustreert de zorgvuldigheid die vereist is bij het sluiten van overeenkomsten met consumenten en de rol van de rechter in het waarborgen van consumentenbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10747976 \ CV EXPL 23-4483
Uitspraakdatum: 29 november 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
DF Alkmaar B.V.handelend onder de naam
Dynamic Fit Wellness Centre
gevestigd te Alkmaar
de eisende partij
gemachtigde: IP Nederland incasso en juristen
tegen
[gedaagde]
[woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 875,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 765,00 vanaf 21 september 2023. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij heeft in de dagvaarding gesteld dat zij heeft voldaan aan de hiervoor genoemde precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Zij heeft ter onderbouwing een voorbeeld van het online aanmeldproces overgelegd.
2.4.
Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht(en) als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW heeft voldaan. Immers, uit het overgelegde voorbeeld van het aanmeldproces volgt niet dat de eisende partij de gedaagde partij heeft geïnformeerd over het herroepingsrecht.
2.5.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zich aanmeldt te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan. Hetzelfde geldt voor de verplichting die uit artikel 6:230v lid 3 BW voortvloeit.
De contractuele informatieplicht
2.6.
Ook voor wat betreft de contractuele informatieplicht (artikel 6:230v lid 7 BW) heeft de eisende partij nagelaten (voldoende) te stellen en onderbouwen dat deze is nagekomen. Zij heeft enkel verwezen naar e-mailbevestiging, maar dit stuk bevat niet alle in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie. Immers, informatie omtrent het herroepingsrecht ontbreekt in de door de eisende partij overgelegde e-mailbevestiging.
2.7.
De kantonrechter zal voor deze twee schendingen een sanctie toepassen.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.8.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard. De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
2.9.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen of de eisende partij zichzelf contractueel de mogelijkheid heeft voorbehouden om desgewenst, in of buiten rechte, aanspraak te maken op een contractueel bedongen vergoeding – en vervolgens ambtshalve te toetsen of het betreffende contractuele beding oneerlijk is en vernietigd moet worden. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding [2] .
2.10.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen, ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak.
Incassokosten
2.11.
In artikel 5.7 van de toepasselijke algemene voorwaarden staat opgenomen:

Indien wij genoodzaakt zijn om de vordering ter incasso uit handen te geven, bent u aansprakelijk voor alle door DF Alkmaar BV daadwerkelijke gemaakte gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten
2.12.
Op grond van de wet is een consument pas een incassokostenvergoeding verschuldigd als hij een veertiendagenbrief heeft ontvangen die aan alle in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde eisen voldoet. De verschuldigde vergoeding is bovendien beperkt tot de tarieven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Uit artikel 5.6 van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden blijkt niet dat de consument eerst nog kosteloos wordt aangemaand en ook is de omvang van de incassokosten onduidelijk. De kantonrechter heeft dan ook het vermoeden dat het beding onredelijk bezwarend is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG. De eisende partij zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om toe te lichten waarom zij van mening is dat het beding in de gegeven omstandigheden niet onredelijk bezwarend is.
2.13.
Daarbij merkt de kantonrechter nog het volgende op. Uit artikel 5.2. van de overgelegde algemene voorwaarden volgt dat een minimumbedrag van € 5,00 aan storno-, rente- en administratiekosten in rekening kunnen worden gebracht indien het verschuldigde bedrag niet kan worden geïncasseerd. In deze procedure vordert de eisende partij het tarief overeenkomstig het Besluit. Als zij daarnaast een bedrag van minimaal € 5,00 in rekening brengt leidt dit tot een hogere vergoeding dan de vergoeding conform het Besluit. Ook daarover mag de eisende partij zich uitlaten.
Prijswijzigingsbeding
2.14.
In het tweede deel van artikel 6.3 van de algemene voorwaarden staat: “
DF Alkmaar BV is te allen tijden gerechtigd de gebruikstijden, indeling, lesroosters, lessen en tarieven te wijzigen. Indien DF Alkmaar BV het overeengekomen tarief binnen 3 maanden na ingang van het abonnement wenst te verhogen, zult u hierover tijdig over de op de hoogte worden gesteld. U heeft dan het recht de overeenkomst binnen 4 weken na deze kennisgeving door middel van een aangetekende brief te ontbinden per de datum van de verhoging.
2.15.
De kantonrechter stelt vast dat dit beding valt onder artikel 3 lid 3 sub 1 onder ‘l’ van de blauwe lijst behorende bij Richtlijn 93/13/EEG. Op grond van dat artikel in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie [3] is een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar wanneer de gronden voor de prijswijziging in de overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging.
2.16.
In artikel 6.3 van de algemene voorwaarden is geen reden voor de daarin prijswijzigingsmogelijkheid opgenomen. Gelet hierop worden deze bedingen vermoed oneerlijk te zijn. Op basis van de dagvaarding en de overgelegde stukken is het de kantonrechter eveneens niet bekend op welke wijze de overeenkomst is geëindigd en of de eisende partij de overeenkomst heeft beëindigd met gebruikmaking van dit beding. De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld om zich daar over uit te laten. Ook kan de eisende partij dan toelichten waarom zij meent dat dit beding in de gegeven omstandigheden niet onredelijk bezwarend is.
2.17.
Op dit moment is niet bekend of de eisende partij gebruik heeft gemaakt van deze prijswijzigingsbedingen gedurende de looptijd van de overeenkomst met de gedaagde partij. Daarover dient de eisende partij de kantonrechter te informeren en dat inzichtelijk te maken onder overlegging van de door haar gehanteerde prijzen. Als de eisende partij de prijzen gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft gewijzigd, dient de eisende partij zich uit te laten over het vermoeden van de kantonrechter dat deze bedingen oneerlijk zijn en de gevolgen daarvan voor (de hoogte van) de vordering. In geval van vernietiging van deze bedingen is immers alleen de oorspronkelijk overeengekomen prijs verschuldigd.
Gevolgen niet voldoen aan het bevel
2.18.
Indien aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
2.19.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt de eisende partij om bij akte op de rol van
27 december 2023de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals in punt 2.12., 2.13., 2.16. en 2.17. overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia)
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, ECLI:EU:C:2022:971 (Vb)
3.HvJ EU 26 april 2012, C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 en HvJ EU 21 maart 2013 (RWE Vertrieb), C-92/11, ECLI:C:EU:2013:180; zie ook het Rapport Ambtshalve Toetsing III pag. 35 en 36.