ECLI:NL:RBNHO:2023:13857

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
C/15/346470 / KG ZA 23-640
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming zorgregeling en toestemming voor psychoseksuele screening van minderjarigen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader en een moeder over de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen. De vader vorderde nakoming van een zorgregeling die was vastgesteld in een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin was bepaald dat hij vanaf november 2023 recht zou hebben op onbegeleide omgang met de kinderen. De moeder weigerde echter uitvoering te geven aan deze regeling, onder verwijzing naar ernstige signalen van hulpverleners die betrokken zijn bij de kinderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vader een spoedeisend belang had bij zijn vordering, maar dat de zorgen van de hulpverleners over de kinderen zwaarder wogen. De vordering van de vader tot nakoming van de zorgregeling werd afgewezen, omdat het niet in het belang van de kinderen werd geacht om de omgang zonder begeleiding voort te zetten.

Daarnaast vorderde de moeder vervangende toestemming voor een psychoseksuele screening van de kinderen, omdat er zorgen waren over seksueel getinte uitspraken van de oudste minderjarige. De voorzieningenrechter oordeelde dat de moeder ook een spoedeisend belang had bij deze vordering en verleende toestemming voor het onderzoek, waarbij werd opgemerkt dat de Opvoedpoli in staat is om dit onderzoek op een niet belastende manier uit te voeren. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van het verkrijgen van duidelijkheid over het gedrag van de kinderen, zodat zij een passende behandeling kunnen krijgen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/346470 / KG ZA 23-640
Vonnis in kort geding van 22 december 2023
in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. W.J.J. Trooster te Vlaardingen,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H. Ruder te Alkmaar.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 november 2023, met bijlagen;
  • het bericht van de advocaat van de vader, met bijlage, ingekomen op 14 december 2023;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met bijlagen, ingekomen op 15 december 2023;
  • het bericht van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen op 15 december 2023;
  • het bericht van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen op 18 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 19 december 2023
.Aanwezig waren partijen en hun advocaten. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] gehuwd. Dit huwelijk is geëindigd op [datum]
door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 25 oktober 2022 van de rechtbank Rotterdam
.Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
2.2.
De moeder is op [datum] met de kinderen uit de echtelijke woning vertrokken naar een voor de vader onbekende bestemming.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 17 december 2021 zijn vooruitlopend op de echtscheiding de volgende voorlopige voorzieningen getroffen:
  • de kinderen zijn toevertrouwd aan de moeder;
  • bepaald is dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal plaatsvinden via het Jeugdbeschermingsplein waartoe partijen binnen een week na de beschikking worden aangemeld door Veilig Thuis of de Raad. Het eerste begeleide contact tussen de vader en de minderjarigen dient nog in 2021 plaats te vinden. De volgende contacten vinden plaats zo vaak als redelijk en mogelijk is volgens het Jeugdbeschermingsplein, waarbij tijdstippen, duur, aantal, frequentie en inhoud van de contacten worden bepaald door de medewerkers van het Jeugdbeschermingsplein, na overleg met partijen;
  • de Raad is verzocht om onderzoek of andere bemoeienis met betrekking tot de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en in de hoofdzaak (de echtscheidingsprocedure) aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 7 juni 2022 zijn de verzoeken van de vader om voorlopige voorzieningen die bij beschikking van 17 december 2021 zijn gegeven te wijzigen afgewezen.
( De vader had primair verzocht te bepalen dat de kinderen aan hem worden toevertrouwd en subsidiair om te bepalen dat de kinderen om de week van vrijdag 18.00 uur tot de vrijdag erop om 18.00 uur bij hem zullen verblijven, waarbij de moeder moet halen en brengen op straffe van een dwangsom van € 500,- per keer dat de moeder niet aan deze beschikking voldoet. Het verzoek van de moeder om de kinderen aan haar toe te vertrouwen is ook afgewezen, omdat de kinderen reeds aan de moeder waren toevertrouwd.)
2.5.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 25 oktober 2022 is:
  • (zoals eerder al genoemd) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • bepaald dat de vader met ingang van het tijdstip waarop de echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand huurder zal zijn van de echtelijke woning aan [adres] ;
  • de regeling die partijen ter zake van de verdeling hebben getroffen in overweging 3.5.4. opgenomen;
  • is de behandeling van de zaak ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken pro forma aangehouden tot 1 februari 2023.
2.6.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 12 juli 2023 is bepaald dat de zorgregeling
voorlopigals volgt zal zijn:
Tussen de vader en de kinderen is er wekelijks contact, te weten:
De ene week:
- Met ingang van 26 of 29 juli 2023 en voor een periode van vier maanden bij de vader thuis, onder begeleiding van eerst door Koel & Co en na een paar keer door Youthcare of eerst gezamenlijk, op een zaterdag of woensdagmiddag gedurende twee uur, waarbij tijdstippen van de contacten worden bepaald door de medewerkers de begeleide instantie, na overleg met partijen;
Na een periode van vier maanden onbegeleide omgang om de week bij de vader thuis op zaterdag;
De moeder brengt de kinderen naar de vader en haalt hen na afloop weer bij de vader op.
De andere week:
- Door middel van videobellen op woensdagmiddag.
De beslissing over de hoofdverblijfplaats en de definitieve zorgregeling is pro forma aangehouden tot 1 januari 2024.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vader vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder veroordeelt tot nakoming binnen twee weken na betekening van dit vonnis van de beschikking van 12 juli 2023 voor wat betreft de in deze beschikking bepaalde onbegeleide omgang om de week bij de vader thuis op zaterdag, waarbij de moeder de kinderen om 12.00 uur brengt en om 19.00 uur weer haalt, op straffe van een dwangsom van € 250,- per keer dat de moeder in gebreke zal blijven aan dit vonnis te voldoen, kosten rechtens.
3.2.
De vader legt - samengevat - het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. De moeder heeft geen uitvoering gegeven aan hetgeen is bepaald over het contact tussen de vader en de kinderen in de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 17 december 2021.
Naar aanleiding van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 25 oktober 2022 is op 14 december 2022 begeleide omgang bij Koel & Co gestart. Uit de verslagen van Koel & Co blijkt dat de kinderen hun vader hebben gemist en dat zij een goede band met hun vader hebben. De moeder heeft kenbaar gemaakt dat zij de onbegeleide omgang zoals bepaald in het dictum van de beschikking van 12 juli 2023 niet zal uitvoeren. De advocaat van de vader heeft haar verzocht om de beschikking na te komen. De moeder blijft echter een beroep op de hulpverlening doen en schuift de uitspraak van de rechtbank terzijde.
3.3.
Volgens de vader zijn de begeleide contacten bij Koel & Co zeer positief verlopen. Koel & Co kon de omgang echter niet bij de vader thuis faciliteren omdat de woning van de vader buiten hun werkgebied ligt en daarom is afgesproken dat Youthcare de begeleiding van de omgang zou overnemen. De inzet van Youthcare, een eenmanszaak met als eigenaar [eigenaar] , heeft de zaak echter niet goed gedaan. Vanaf het eerste moment is er tussen [eigenaar] en Koel & Co onenigheid ontstaan. Volgens de vader is [eigenaar] onprofessioneel. Omdat [eigenaar] geen aantekeningen van de begeleide bezoeken heeft gemaakt, heeft de vader dit zelf gedaan. De vader had de indruk dat [eigenaar] bevooroordeeld was ten opzichte van hem en dat hij niets goed kon doen. Hij heeft besloten om niets te ondernemen, omdat hij bang was dat dit tot vertraging zou leiden. Volgens de beschikking zou de onbegeleide omgang inmiddels moeten aanvangen. Youthcare heeft zich op het standpunt gesteld dat de omgang langer moet worden begeleid en heeft zelfs kenbaar gemaakt dat de omgang niet langer in de thuissituatie bij de vader zal plaatsvinden, maar bij Youthcare op kantoor. De vader heeft laten weten dat hij zich hiertegen verzet en dat de beschikking moet worden nageleefd.
3.4.
Nu de omgang tussen de vader en de kinderen onbegeleid zou moeten plaatsvinden, worden er plots allerlei bezwaren opgeworpen door de hulpverlening en de moeder en zouden de kinderen een psychoseksueel onderzoek moeten ondergaan. De vader geeft geen toestemming voor dit onderzoek en is van mening dat het in het belang van de kinderen is als de omgang gewoon op gang komt en zij niet weer worden blootgesteld aan een onderzoek. Als er iets met de kinderen is, dan kan dat geen verband houden met de vader. Hij heeft sinds het uit elkaar gaan van partijen immers alleen maar onder begeleiding contact met de kinderen gehad. De vader vermoedt dat de kinderen mogelijk nadelige gevolgen hebben ondervonden door hun plotselinge en onnodige vertrek uit hun vertrouwde omgeving en het daarbij optredende gemis van hun vader. De vader vermoedt dat de blik van de moeder op de werkelijkheid mogelijk wordt beïnvloed door haar belaste jeugd. Hij hoopt dat de moeder baat zal hebben bij de behandeling van haar trauma’s voor haarzelf, maar ook voor de kinderen die nu dupe zijn van de situatie. De vader verwijt dit niet zozeer de moeder, maar wel de hulpverleningsinstanties. Zij hebben op grond van een vaag verhaal van de moeder de kinderen en de moeder op een geheime locatie ondergebracht en het contact tussen de vader en de kinderen verhinderd. De ouders wonen nu op een afstand van 160 kilometer van elkaar. De vader wil tot een werkbare relatie komen met de moeder. Volgens de vader kunnen de ouders gewoon met elkaar praten en is het de hulpverlening die alles moeilijk heeft gemaakt en de zaak steeds bemoeilijkt.
3.5.
De moeder heeft – samengevat – het volgende verweer gevoerd. Ten tijde van de samenleving van de ouders had de moeder de volledige zorg voor de kinderen. De vader had een omgekeerd dag- en nachtritme en er was sprake van fysiek en seksueel geweld van de vader tegen de moeder. De vader begon zich vanaf de zomer 2021 agressiever te gedragen. De vader schreeuwde tegen de kinderen. [de minderjarige 1] heeft meermaals aan de moeder laten weten dat hij bang is voor zijn vader. Dit was voor de moeder de druppel en zij heeft contact gezocht met Veilig Thuis. Nadat de hulpverlening met de moeder een vluchtplan heeft gemaakt, is zij op 6 oktober 2021 met de kinderen in een vrouwenopvang geplaatst.
3.6.
Ondanks wat er is gebeurd, wil de moeder de kinderen niet bij de vader weghouden en heeft zij meegewerkt aan contactherstel en aan de begeleide omgangsmomenten. De moeder vindt het echter wel belangrijk dat de omgang op een voor de kinderen veilige en onbelaste manier plaatsvindt. Door verschillende onafhankelijke hulpverleners die bij de kinderen betrokken zijn (Youthcare, de Opvoedpoli en casushouder Filomena) is geconcludeerd dat de kinderen heftige kindsignalen vertonen. Beide kinderen vertonen rijgedrag, hebben driftbuien, zij slapen slecht, hebben angst- en paniekklachten en plassen in hun broek. [de minderjarige 1] doet daarnaast zorgelijke seksuele uitspraken. Volgens de hulpverlening zijn deze kindsignalen verergerd sinds de omgang met de vader is opgestart en zijn deze vanaf het moment dat de omgang in de thuissituatie bij de vader plaatsvindt fors toegenomen. De hulpverlening heeft geprobeerd om deze klachten met de vader te bespreken en heeft adviezen gegeven. De vader heeft deze adviezen niet opgevolgd. De hulpverlening ziet dat de thuissituatie van de vader iets bij de kinderen heeft getriggerd. De hulpverlening is van mening dat de omgang nu te belastend is voor de kinderen en dat deze moet worden teruggebracht in frequentie en naar omgang op een neutrale plek.
Het laatste omgangsmoment was op 17 november 2023. Nu er enige tijd geen omgang heeft plaatsgevonden, zijn de kinderen rustiger geworden en zijn de kindsignalen afgenomen.
3.7.
De moeder stelt zich primair op het standpunt dat de vader geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Er staat op 22 januari 2024 een zitting gepland bij de rechtbank Rotterdam in de bodemzaak. Deze zaak leent zich vanwege de complexiteit niet voor het treffen van een ordemaatregel. Bovendien werkt de moeder mee aan de door Youthcare geadviseerde omgang onder begeleiding op het kantoor van Youthcare, zodat het contact tussen de vader en de kinderen in de tussentijd gewoon doorgang kan vinden. Indien de voorzieningenrechter overgaat tot een inhoudelijke behandeling, dan verzoekt de moeder subsidiair om de vordering van de vader af te wijzen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.9.
De visie van de RaadDe Raad heeft ter zitting – samengevat – het volgende mondelinge advies gegeven. Gelet op de ernstige zorgen die door verschillende hulpverleners zijn waargenomen en in verband worden gebracht met de begeleide omgang bij de vader thuis, moet de vordering van de vader worden afgewezen. De Raad adviseert alle betrokkenen om mee te werken aan het contact tussen de vader en de kinderen bij Youthcare op kantoor. Dit contact is met waarborgen omkleed en het kan schadelijk zijn voor de kinderen als het contact met hun vader weer opnieuw wordt onderbroken, nadat dit zorgvuldig is opgebouwd. Het is duidelijk dat de vader geen vertrouwen heeft in de betrokken hulpverlening. Om deze reden volgt hij de adviezen die de hulpverlening geeft niet op. De Raad verwacht daarom niet dat het zal lukken om in het vrijwillig kader toe te werken naar onbegeleide omgang. De Raad zou ten behoeve van de aangehouden bodemprocedure (die aanhangig is bij de rechtbank Rotterdam) graag een aanvullend onderzoek verrichten, mede omdat de mogelijkheid bestaat om dit uit te breiden naar een beschermingsonderzoek.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De moeder vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ter vervanging van de verklaring van de vader toestemming verleent voor een psychoseksuele screening van de kinderen.
4.2.
De moeder legt - samengevat - het volgende aan haar vordering ten grondslag. De Opvoedpoli adviseert om een psychoseksuele screening van de kinderen te verrichten, omdat de hulpverlening zich zorgen maakt over seksueel getinte uitspraken van [de minderjarige 1] en het rijgedrag dat beide kinderen vertonen. Het doel van dit onderzoek is om de kennis die een kind over seksualiteit heeft in kaart te brengen en te onderzoeken of een kind mogelijk niet bij zijn leeftijd passende seksuele ervaringen heeft. De screening kan op korte termijn worden uitgevoerd door voor de kinderen al vertrouwde medewerkers van de Opvoedpoli. De moeder verzoekt om vervangende toestemming van de voorzieningenrechter, omdat de vader geen toestemming wil geven voor dit onderzoek.
4.3.
De vader heeft – samengevat – aangevoerd dat hij een psychoseksuele screening niet in het belang van de kinderen acht. Volgens de vader hebben de kinderen veel meegemaakt en hebben zij al te veel hulpverleners gezien. Bovendien maakt de vader zich zorgen dat een psychoseksuele screening belastend voor de kinderen is. Ook bestaan er volgens hem theorieën dat met dergelijke onderzoeken schade wordt toegebracht aan kinderen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.5.
De visie van de Raad
De kinderen vertonen sociaal onaanvaardbaar gedrag. Daar hebben zij zelf ook last van. Een gerichte behandeling kan alleen na een psychoseksuele screening worden gegeven. De Raad verwacht niet dat dit onderzoek te belastend zal zijn voor de kinderen. Zij kennen de medewerkers van De Opvoedpoli al en De Opvoedpoli is er in het belang van de kinderen en weet hoe zij ervoor kan zorgen dat het onderzoek niet belastend is voor de kinderen.

5.De beoordeling in conventie

spoedeisend belang

5.1.
Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen en de uitkomst van de beoordeling van de voorlopige merites van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van hem niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het vervolg van de bodemprocedure over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling staat op 22 januari 2024 op zitting bij de rechtbank Rotterdam. Toch is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vader een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering tot nakoming van de zorgregeling. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat al sinds de beschikking in voorlopige voorzieningen van 17 december 2021 is gewerkt aan contactherstel tussen de vader en de kinderen. Volgens de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 12 juli 2023 zou de vader vanaf begin november 2023 eindelijk aanspraak op onbegeleide omgang met de kinderen hebben, maar hieraan wordt geen uitvoering gegeven. De vader heeft er recht op dat wordt getoetst of dit een juiste gang van zaken is.
nakoming zorg-of omgangsregeling
5.3.
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering die betrekking heeft op de omgang, geldt als uitgangspunt dat de door de rechtbank Rotterdam bij beschikking van 12 juli 2023 vastgestelde zorgregeling in beginsel moet worden nagekomen zolang deze haar kracht niet heeft verloren, tenzij sprake is van dusdanige ernstige of bijzondere omstandigheden dat niet-nakoming gerechtvaardigd is.
5.4.
Uit de stukken en ter zitting is onomwonden gebleken dat de hulpverleners die betrokken zijn bij de kinderen zeer ernstige signalen hebben waargenomen, die volgens hen verband houden met de uitbreiding van het contact met hun vader. Om deze reden is door Youthcare en casushouder Filomena geconcludeerd dat het niet in het belang van de kinderen is om uitvoering te geven aan de beschikking en dat omgang zonder begeleiding onder deze omstandigheden niet kan plaatsvinden. De Raad heeft onder verwijzing naar deze adviezen geadviseerd om de vordering van de vader af te wijzen. De Raad heeft daarbij opgemerkt dat het mogelijk is dat de kinderen door de hele situatie rondom het uiteengaan van hun ouders stress ervaren, maar dat het ook mogelijk is dat zij worden herinnerd aan bepaalde dingen die vroeger zijn gebeurd en die verband houden met de vader en/of de thuissituatie bij de vader. Als kinderen zo heftig reageren als deze kinderen doen, dan moet eerst worden onderzocht wat er nodig is om hen weer een gevoel van veiligheid te geven. Gelet hierop is de voorzieningenrechter met de Raad van oordeel dat het duidelijk is dat de stap tot onbegeleide omgang nu nog niet kan worden gezet. De door de hulpverlening waargenomen kindsignalen zijn dermate ernstig dat niet-nakoming van de beschikking gerechtvaardigd is, zodat de vordering van de vader zal worden afgewezen.
5.5.
Aangezien de bodemprocedure in deze zaak bij de rechtbank Rotterdam loopt, kan de voorzieningenrechter van deze rechtbank niet gelasten dat er een aanvullend onderzoek door de Raad wordt verricht.
kosten van het geding
5.6.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel bij familiezaken om de proceskosten te compenseren.
De beoordeling in reconventie
5.7.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De Opvoedpoli heeft geadviseerd om een psychosociale screening te verrichten bij de kinderen, vanwege concreet waargenomen zorgelijk gedrag. De Raad heeft geadviseerd om dit onderzoek zo snel mogelijk te laten plaatsvinden, omdat de kinderen zelf ook last hebben van dit gedrag en zij pas een gerichte behandeling kunnen krijgen als duidelijk wordt waarom zij dit zorgelijke gedrag vertonen. De voorzieningenrechter is in navolging van het advies van de Raad van oordeel dat de moeder een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De voorzieningenrechter zal op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek vervangende toestemming verlenen om dit onderzoek te verrichten. Gebleken is dat De Opvoedpoli in staat en bereid is om het onderzoek te verrichten. Het onderzoek kan worden uitgevoerd door hulpverleners die de kinderen al kennen. Anders dan de vader verwacht de voorzieningenrechter niet dat het onderzoek te belastend zal zijn voor de kinderen. De Opvoedpoli is immers een professionele instantie die weet hoe zij een onderzoek moet uitvoeren zonder de kinderen daarmee te belasten of te beschadigen. De voorzieningenrechter acht het in het belang van de kinderen dat zo spoedig mogelijk meer duidelijkheid komt over (de oorzaak van) hun gedrag, zodat zij een passende behandeling kunnen krijgen.
kosten van het geding
5.8.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel bij familiezaken om de proceskosten te compenseren.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
6.3.
verleent aan de moeder, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vader, toestemming voor een psychoseksuele screening van de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
6.4.
verklaart onderdeel 6.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. van der Haak en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A. Lengyel op 22 december 2023.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.