ECLI:NL:RBNHO:2023:13854

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
C/15/347248 / JU RK 23-1977
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen wegens ernstige ontwikkelingsbedreiging en onduidelijkheid over toedracht letsel

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 december 2023 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over de veiligheid en verzorging van de kinderen. De ouders, die gezamenlijk gezag hebben, zijn in een problematische situatie beland, waarbij de vader in een psychose verkeert en de moeder met een licht verstandelijke beperking en slechthorend is. De kinderen zijn tijdelijk ondergebracht in een crisispleeggezin na het constateren van ernstig letsel, waarvan de toedracht onduidelijk is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn geweest om de kinderen te beschermen tegen dit letsel, wat leidt tot een onveilige thuissituatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 december 2023 zijn de moeder en de Raad gehoord, terwijl de vader niet aanwezig was. De kinderrechter heeft de eerdere beschikking van 18 december 2023, waarin voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn verleend, gehandhaafd. De kinderrechter oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en dat er veiligheidsafspraken moeten worden gemaakt om hun welzijn te waarborgen. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 15 maart 2024, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/347248 / JU RK 23-1977
Datum uitspraak: 27 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Haarlem,
over de minderjarigen
[de minderjarigen]:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige 1] ;
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. E. Jense, kantoorhoudende te Zaandam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van 18 oktober 2023;
  • het aanvullend rapport van de Raad van 22 december 2023.
1.2.
Op 15 december 2023 heeft de kinderrechter [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden. Tevens heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uit huis te plaatsen in een crisispleeggezin voor de periode van 15 december 2023 tot 29 december 2023. Deze beslissingen zijn vastgelegd bij voornoemde beschikking van 18 december 2023, waarin de behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden en de voortzetting daarvan bepaald op de zitting van 27 december 2023, teneinde de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord door de kinderrechter.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 december 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Jense;
  • de Raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn gedurende het geregisterd partnerschap van de ouders geboren. De ouders hebben gezamenlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft bij rapport van 22 december 2023 en ter zitting van 27 december 2023 zijn verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een crisispleeggezin voor de duur van drie maanden gehandhaafd.
3.2.
De Raad is van mening dat de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn omdat er sprake is van een (ernstig vermoeden van een) ernstige ontwikkelingsbedreiging van beide kinderen die direct handelen en ingrijpen in de opvoedsituatie noodzakelijk maakt om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarigen weg te nemen.
3.3.
Moeder, die een licht verstandelijke beperking heeft en slechthorend is, verbleef met de kinderen sinds 14 december 2023 in een hotel omdat de vader in een psychose is geraakt waarna de situatie thuis niet meer veilig was. Op 15 december 2023 is het Jeugdteam met de moeder het AMC ziekenhuis geweest voor een top teen onderzoek van beide kinderen, omdat er door de politie bij [de minderjarige 1] een blauwe plek bij zijn oor is geconstateerd. Het AMC heeft bij beide kinderen letsel geconstateerd. Bij (het oor van) [de minderjarige 1] is een hematoom, zijnde toegebracht letsel, geconstateerd. Bij [de minderjarige 2] zijn vier botbreuken geconstateerd, te weten een breuk in de schedel, een breuk van het sleutelbeen en een breuk in beide bovenbenen. Het AMC heeft aangegeven dat dit toegebracht letsel betreft waar kracht voor nodig was.
3.4.
Er is dus sprake van ernstig fysiek letsel, waarbij er een ernstig vermoeden is van kindermishandeling. Het is niet duidelijk wie dit letsel toegebracht heeft, maar het is een feit dat de ouders het (toebrengen van het) letsel niet hebben kunnen voorkomen. Dit maakt, dat er zorgen zijn over de ouders en in welke mate zij de veiligheid van de beide kinderen kunnen waarborgen.
3.5.
Daarnaast zijn er zorgen over de verzorging en opvoeding van de kinderen door de moeder. Het is niet duidelijk of de moeder in staat is om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op adequate wijze de nodige basale en emotionele verzorging te bieden, op een wijze die past bij de leeftijd van haar nog (heel) jonge kinderen.
3.6.
De Raad heeft in het aanvullende rapport de laatste stand van zaken toegelicht
,namelijk dat [de minderjarige 2] op 18 december 2023 uit het ziekenhuis is ontslagen en sindsdien samen met [de minderjarige 1] in een pleeggezin verblijft en dat de vader op 19 december 203 vrijwillig opgenomen is bij de GGZ voor een kortdurende opname.

4.De standpunten van belanghebbenden

Namens de ouders is ter zitting verweer gevoerd tegen de verzochte (verlenging van de) uithuisplaatsing. De ouders betwisten de zorgen van de Raad over de psychische gesteldheid van de vader en over de verzorging en opvoeding door de moeder. Zij willen dat de kinderen naar de moeder terugkeren en zijn daar druk mee bezig. De vader wil na zijn opname op 4 januari 2024 naar een opvangplek van het Leger des Heils in [plaats] gaan om daarvanuit een plek voor begeleid wonen te regelen. De moeder is met het Jeugdteam bezig met gestructureerde plannen voor de thuisplaatsing en voor een uitbreiding en versteviging van haar netwerk.

5.De beoordeling

5.1.
Door de omstandigheid dat de vader, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] de Nederlandse nationaliteit hebben en de moeder de Franse nationaliteit, moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek van de Raad. Aangezien de gewone verblijfplaats van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zich in Nederland bevindt, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek jo. artikel 7 Brussel II ter rechtsmacht toe ter zake van het verzoek. Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht op het verzoek van toepassing is. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
5.2.
In wat ter zitting naar voren is gekomen heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het in voormelde beschikking van 18 december 2023 geformuleerde oordeel over de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te wijzigen. Die beschikking zal dus worden gehandhaafd.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat zowel bij [de minderjarige 1] als bij [de minderjarige 2] ernstig toegebracht letsel is geconstateerd. De toedracht daarvan is nog onduidelijk, maar omdat de ouders deze zeer jonge kinderen daartegen niet hebben kunnen beschermen, is de veiligheid van beide kinderen in de thuissituatie niet gewaarborgd en is er hulp en toezicht vanuit het gedwongen hulpverleningskader nodig. Om de veiligheid van de kinderen te kunnen garanderen, moeten er veiligheidsafspraken worden gemaakt, moet de rol van de vader duidelijk worden en moeten de mogelijkheden van de ouders worden bezien. Daarom is de thuisplaatsing op dit moment en bij deze stand van zaken niet in het belang van de kinderen. Het is wel in hun belang dat er snel afspraken worden gemaakt over hun contact met de moeder.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding en/of tot onderzoek van hun geestelijke en/of lichamelijke gesteldheid en dat voldaan is aan de wettelijke criteria daarvan. Het resterende verzoek van de Raad zal daarom worden toegewezen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 15 maart 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarigen] :
  • [de minderjarige 1] ;
  • [de minderjarige 2] ,
in een crisispleeggezin, met ingang van 29 december 2023 tot 15 maart 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023 door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Hausenblasová als griffier, en op schrift gesteld op16 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.