ECLI:NL:RBNHO:2023:1385

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
10099029 CV EXPL 22-4376
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van de identiteit bij online bestellingen en de gevolgen voor de overeenkomst

In deze zaak vordert het Kadaster betaling van een factuur voor een verleende dienst, namelijk een erfdienstbaarheidsonderzoek. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen omdat niet kan worden vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen het Kadaster en de gedaagde. De gedaagde betwist dat hij de bestelling heeft geplaatst en stelt dat de e-mail waarmee de bestelling zou zijn gedaan, niet van hem afkomstig is. Hij wijst erop dat iedereen op zijn naam en met zijn e-mailadres een bestelling kan plaatsen, en dat het Kadaster zijn identiteit niet heeft vastgesteld.

Het Kadaster heeft bij dagvaarding van 8 september 2022 de vordering ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de enkele vermelding van het e-mailadres van de gedaagde op het bestelformulier onvoldoende is om aan te nemen dat hij de bestelling heeft geplaatst. De kantonrechter oordeelt dat het Kadaster, als professioneel dienstverlener, zorg moet dragen voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de klant, vooral bij consumenten. Het Kadaster heeft nagelaten om adequate verificatiemethoden te gebruiken, zoals DigiD of een digitale handtekening.

De kantonrechter concludeert dat er geen bewijs is dat de gedaagde de overeenkomst is aangegaan en dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen kan zijn bij het Kadaster. De vordering wordt afgewezen en het Kadaster wordt veroordeeld in de proceskosten, die op nihil worden vastgesteld omdat de gedaagde niet werd bijgestaan door een professioneel gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10099029 \ CV EXPL 22-4376
Uitspraakdatum: 22 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Dienst voor het kadaster en de openbare registers
gevestigd te Apeldoorn
eiseres
verder te noemen: het Kadaster
gemachtigde: ACCS Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
In deze zaak vordert het Kadaster betaling van een factuur voor een verleende dienst. De kantonrechter wijst de vordering af, omdat niet kan worden vastgesteld dat een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het Kadaster heeft bij dagvaarding van 8 september 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Het Kadaster heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.Het geschil

2.1.
Het Kadaster vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 321,47, te vermeerderen met rente en kosten. Het Kadaster legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] als consument diensten van Kadaster heeft besteld en afgenomen, te weten een erfdienstbaarheidsonderzoek, en dat [gedaagde] de factuur daarvoor moet betalen.
2.2.
[gedaagde] betwist dat hij de bestelling heeft geplaatst. [gedaagde] stelt dat de e-mail waarmee volgens het Kadaster de bestelling is gedaan, niet van hem afkomstig is en niet door hem is verstuurd. [gedaagde] wijst erop dat iedereen op zijn naam en met zijn e-mailadres een bestelling kan plaatsen en dat het Kadaster zijn identiteit niet heeft vastgesteld.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 321,47.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van het Kadaster moet worden afgewezen, omdat niet kan worden vastgesteld dat een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Daarbij is het volgende van belang.
3.3.
Volgens het Kadaster heeft [gedaagde] via de website van het Kadaster een bestelling gedaan. Het Kadaster gaat daarvan uit, omdat bij de gegevens die op het elektronische bestelformulier zijn ingevuld het e-mailadres van [gedaagde] is vermeld.
3.4.
Echter, [gedaagde] heeft terecht gesteld dat de enkele vermelding van zijn e-mailadres op een website of elektronisch bestelformulier onvoldoende is om als vaststaand aan te nemen dat hij degene is geweest die de bestelling heeft geplaatst en de overeenkomst is aangegaan. Iedere willekeurige derde kan immers het e-mailadres van [gedaagde] (of welk ander e-mailadres dan ook) vermelden of opgeven.
3.5.
Van het Kadaster mag als professioneel en bedrijfsmatig handelend dienstverlener ook worden verwacht dat zij zorgdraagt voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van degene die een bestelling plaats via haar website, zeker waar het gaat om consumenten zoals [gedaagde] . Het Kadaster kan dat ook op eenvoudige wijze bewerkstelligen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van verificatie met DigiD, een digitale handtekening, of een (voorafgaande) betaling via Ideal. Dat het Kadaster dat heeft nagelaten, komt voor haar rekening en risico.
3.6.
Er zijn, anders dan het bestelformulier, geen stukken of gegevens waaruit kan volgen dat [gedaagde] is aan te merken als contractspartij van Kadaster. De omstandigheid dat [gedaagde] niet (direct) heeft gereageerd op de e-mail waarin de bestelling wordt bevestigd en op de toezending van de gegevens van een erfdienstbaarheidsonderzoek op 10 december 2021, levert onvoldoende aanwijzing op dat [gedaagde] de overeenkomst is aangegaan. Bovendien heeft [gedaagde] wel gereageerd met een e-mail van 27 december 2021 en 24 januari 2022, waarbij hij vraagt om nadere gegevens, met de mededeling dat hij niet wist
“waarvoor het is”.Gelet daarop heeft [gedaagde] de bestelling ook niet (stilzwijgend) aanvaard of erkend, en kan er geen sprake zijn van een gerechtvaardigd vertrouwen bij het Kadaster dat [gedaagde] de overeenkomst is aangegaan.
3.7.
Gezien het voorgaande is er geen grond om het Kadaster toe te laten tot het leveren van bewijs.
3.8.
De vordering wordt dus afgewezen.
3.9.
Het Kadaster krijgt ongelijk en wordt daarom veroordeeld in de kosten van deze procedure. Aangezien [gedaagde] niet werd bijgestaan door een professioneel gemachtigde en geen kosten heeft gesteld, worden die kosten begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt Kadaster tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
4.3.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter