ECLI:NL:RBNHO:2023:13838

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
C/15/338052 HA RK 23/48
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in een bewindzaak

In deze zaak heeft verzoeker op 28 maart 2023 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. A.E. Merkus, de rechter in een aanhangige bewindzaak. Verzoeker, die in 2013 onder bewind is gesteld, heeft een klacht ingediend over het gevoerde bewind door de bewindvoerder. De mondelinge behandeling van deze klacht vond plaats op 22 maart 2023, waarbij verzoeker niet aanwezig was. Tijdens de behandeling heeft de rechter opmerkingen gemaakt die verzoeker als onterecht en vernederend heeft ervaren, wat leidde tot zijn verzoek tot wraking. De wrakingskamer heeft op 17 april 2023 het verzoek behandeld en geconcludeerd dat er geen grond is voor wraking. De wrakingskamer oordeelde dat er geen sprake was van vooringenomenheid of de schijn van partijdigheid. De rechter heeft haar standpunt toegelicht en aangegeven dat haar opmerkingen bedoeld waren om verzoeker te betrekken bij het gesprek. De wrakingskamer heeft de afwijzing van het verzoek tot wraking bevestigd en de procedure in de hoofdzaak voortgezet.

Uitspraak

Beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/338052 HA RK 23/48
proces-verbaal van de mondelinge behandeling en beslissing van 17 april 2023
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
hierna: verzoeker,
Het verzoek is gericht tegen:
mr. A.E. Merkus,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 28 maart 2023 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling Kanton & Bewind aanhangige zaak met als zaaknummer 10257645 BM VERZ 22-10233, hierna te noemen: de hoofdzaak.
Verzoeker is in 2013 onder bewind gesteld en dat bewind is beëindigd bij beschikking van deze rechtbank van 31 augustus 2022. In de hoofdzaak is de klacht aanhangig van verzoeker over het gevoerde bewind door de bewindvoerder. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 22 maart 2023. Daarbij waren behalve de rechter en verzoeker ook zijn vader en de bewindvoerder ([naam 1]) aanwezig.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 17 april 2023. Verzoeker is niet verschenen, hij meldde op de ochtend van de zitting dat hij vanwege familieomstandigheden niet aanwezig kon zijn. De bewindvoerder is ook niet verschenen. Wel is de rechter verschenen. Zij heeft haar standpunt kort toegelicht.
1.4.
De wrakingskamer heeft na een korte schorsing direct na afloop van de mondelinge behandeling uitspraak gedaan.

2.De standpunten van verzoeker en van de rechter

2.1.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – onder meer – het volgende aangevoerd.
“Op de zitting begon de rechter te laat met de mededeling dat zij nog twintig minuten
had voor deze zaak want anders zou ze nog meer gaan uitlopen. Mr Merkus deelde mee, vluchtig de stukken doorgelezen te hebben, dus vroeg ze aan mij, waar gaat het over?
De zitting was zowel voor mij als voor de heer [naam 2] een deceptie.
Uit het niets kwam de opmerking van mr. Merkus: “Als u niet met geld kunt omgaan…moet u maar weer onder bewind”. Ik was en ben nog steeds verbijsterd over deze opmerking en voel mij vernederd.
Het volgende punt, wat ik naar voren bracht, was de valsheid in geschriften van de
eindafrekening en verantwoording van mij in voorgaande periodes. Dit werd door mr. Merkus afgedaan met de mededeling, nadat mevrouw [naam 1] eigenlijk niets antwoordde, ze heeft toch sorry gezegd, dus klaar.
Onbegrijpelijk omdat Bewindvoering [naam 1], De Rechtbank en mij heeft misleid, en dan druk ik het zwak uit.
Gedurende de zitting hadden mr. Merkus en mevrouw [naam 1], constant oogcontact en door de lichaamstaal en lachjes onderling en het niet ingaan op de klachten uit mijn stukken, jegens Bewindvoering [naam 1], heb ik alsmede de heer [naam 2] het gevoel en doen ons twijfelen aan de onpartijdigheid van mr. A.E Merkus.
De brede glimlach die mevrouw [naam 1] en mr. Merkus elkaar gaven, bij het verlaten, van de zittingszaal versterkte bovenstaand gevoel.
Aangezien ik twijfel aan de onpartijdigheid van mr. A.E Merkus wraak ik deze rechter, als rechter in mijn zaak.”
2.2.
De rechter heeft zich in haar schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat er geen grond is die meebrengt dat zij zou moeten worden gewraakt. Ter onderbouwing heeft zij een beschrijving gegeven van het verloop van de op 22 maart 2023 gehouden zitting:
“Een aantal van de stellingen in de brief van de heer [verzoeker] zijn feitelijk onjuist.
Ik heb niet gezegd dat ik de stukken vluchtig heb doorgenomen. Ik heb excuses aangeboden voor het feit dat de mondelinge behandeling te laat begon. Daarbij heb ik aangegeven dat ik, ondanks het feit dat de zittingen vóór deze mondelinge behandeling waren uitgelopen, ook voor deze zaak de tijd zou nemen die daarvoor gepland en nodig was. En dat heb ik ook gedaan.
De vader van [verzoeker] voerde het woord op de mondelinge behandeling. Hij heeft de stukken in de betreffende zaak opgesteld voor zijn zoon. (…) Vader was degene die antwoord gaf op mijn vragen.
In de loop van de zitting bleek dat informatie nodig was over het convenant dat [verzoeker] heeft gesloten met zijn ex-partner. Omdat de heer [verzoeker] naar het plafond zat te kijken en geen betrokkenheid toonde, heb ik hem daarop aangesproken. Ik heb gezegd dat wanneer hij geen verantwoordelijkheid nam voor zijn financiën, wellicht weer bewind nodig was. Ik heb dit gedaan om hem zover te krijgen actief mee te doen aan het gesprek, zodat er meer duidelijkheid kwam over zijn klacht en zijn schade. Daar ben ik overigens samen met zijn vader de hele zitting mee bezig geweest.
Ik heb nauwelijks aandacht besteed aan de bewindvoerder, mevrouw [naam 1]. Het is niet juist dat ik met haar constant oogcontact had of dat er sprake was van ‘lachjes’ onderling of een brede glimlach aan het einde van de zitting.
Wat betreft de door de heer [verzoeker] benoemde valsheid in geschrifte heb ik niet aangegeven ‘dus klaar’. Over dit onderdeel van de klacht moet ik immers in mijn beschikking in deze zaak een beslissing nemen.”

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen, omdat daar geen grond voor is. Hierbij neemt de wrakingskamer tot uitgangspunt dat wraking van een rechter slechts aan de orde is indien, kort samengevat, de rechter (i) jegens een partij een vooringenomenheid koestert of (ii) wanneer de schijn van partijdigheid gewekt is.
In deze zaak is van beide gevallen geen sprake.
3.2.
Het onderwerp van de mondelinge behandeling van 22 maart 2023 was de klacht van verzoeker over het beheer door de bewindvoerder.
Uit de beschrijving van de zitting door verzoeker en door de rechter leidt de wrakingskamer af dat alle betrokkenen (verzoeker, zijn gemachtigde en de bewindvoerder) zich hebben uitgelaten over de ingediende klacht. De rechter heeft daarbij kritische vragen gesteld en dat is ook de taak van de rechter.
3.3.
Tijdens de zitting in de hoofdzaak heeft de rechter tegen verzoeker gezegd dat als hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn financiën, wellicht bewind weer nodig was. De rechter heeft toegelicht dat zij deze opmerking maakte in een poging om verzoeker in het gesprek te betrekken. Hoewel de wrakingskamer zich kan voorstellen dat verzoeker deze opmerking mogelijk als onprettig heeft ervaren, kan hieruit niet worden afgeleid dat de rechter vooringenomen is jegens verzoeker of de schijn van partijdigheid heeft gewekt.
3.4.
Het is aan het beleid van de rechter overgelaten, wanneer die voldoende gegevens heeft om een beslissing te kunnen nemen. Die beslissing kan ook zijn dat er nog nadere gegevens moeten worden verstrekt. De wrakingskamer is het met de rechter eens dat daaruit niet kan worden afgeleid dat zij vooringenomen is, maar juist kan worden afgeleid dat zij de klacht serieus heeft genomen.
3.5.
De wrakingskamer heeft geen aanleiding te twijfelen aan de reactie van de rechter dat zij niet constant oogcontact met de bewindvoerder had en dat er geen sprake was van ‘lachjes’ onderling of een brede glimlach aan het einde van de zitting. Overigens kan uit het feit dat een rechter mogelijk uit beleefdheid glimlachend naar een van partijen heeft gekeken ook geen vooringenomenheid worden afgeleid.
3.6.
Uit de hiervoor beschreven gang van zaken volgt niet dat de rechter vooringenomen is of de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
4.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de bewindvoerder een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3.
beveelt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. P.J. Jansen en
mr. N. Boots, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier,
mr. C.J. Hankel-Luder, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2023. [1]
griffier voorzitter

Voetnoten

1.Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open