In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, staat de benoeming van een deskundige centraal in een geschil tussen de naamloze vennootschap Goudse Schadeverzekeringen N.V. en een gedaagde, die een arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft afgesloten. Goudse stelt dat zij de verzekering niet zou hebben afgesloten als zij op de hoogte was geweest van de ware medische stand van zaken van de gedaagde. De rechtbank heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat Goudse voorshands is geslaagd in het leveren van bewijs voor deze stelling, maar dat de gedaagde tegenbewijs kan leveren. De rechtbank heeft partijen de opdracht gegeven om een deskundige te benoemen die kan adviseren over de vraag of een redelijk handelend verzekeraar de verzekering zou hebben afgesloten als de ware stand van zaken bekend was geweest.
De procedure heeft een aantal stappen doorlopen, waaronder tussenvonnissen en akten van beide partijen. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 26 april 2023 overwogen dat het aan Goudse is om te bewijzen dat een redelijk handelend verzekeraar de verzekering niet zou hebben afgesloten. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de gedaagde tegenbewijs kan leveren en dat een onafhankelijke deskundige moet worden benoemd om hierover te rapporteren.
De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht en het specialisme van de te benoemen deskundige. Beide partijen hebben hun voorstellen gedaan, maar de rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat een deskundige op het gebied van medische advisering over acceptatie van verzekerden tegen arbeidsongeschiktheid moet worden benoemd. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling en heeft alle beslissingen voor het overige aangehouden.