8.1.[nabestaande 5]
De benadeelde partij [nabestaande 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal
€ 103.554,48 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
a. a) begrafeniskosten € 5.000,00
b) niet vergoede kosten zorgverzekering € 229,00
c) niet vergoede medicijnkosten € 39,60
d) niet vergoede deel bril € 70,00
e) kosten-IND, vervanging ID € 334,00
f) kosten griffierechten akte nalatenschap € 132,00
g) kosten bezoek zus, vliegtuig, bus, voeding € 1.749,88
h) pensioenschade, fictief bedrag € 15.000,00
i. i) indien hoger beroep, toekomstige schade € 2.000,00
totaal aan materiële schade € 23.554,48
a. a) affectieschade € 60.000,00
b) shockschade € 20.000,00
standpunt van de verdediging
De verdediging heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu deze omvangrijke vordering één werkdag vóór de inhoudelijke zitting bij de rechtbank is ingediend. Dit levert naar de mening van de verdediging een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu niet gebleken is dat de benadeelde partij de kosten voor de begrafenis heeft gemaakt, maar de [naam 7] .
Ten aanzien van de post medicijnkosten, kosten bril, kosten IND heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard nu deze posten geen rechtstreeks verband houden met het tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van de post kosten zorgverzekering en kosten griffierecht heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de post verplaatste schade is de verdediging van de mening dat deze moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard. Een vergoeding voor mantelzorgers kan alleen worden toegekend als bewezen kan worden dat er anders professionele hulp zou worden ingezet en daar is geen sprake van.
Ten aanzien van de posten pensioenschade en toekomstige materiële schade is de verdediging van mening dat deze posten moeten worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu deze posten niet zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de affectieschade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze schade moet worden beperkt tot maximaal € 20.000,00 conform het Besluit affectieschade.
Ten aanzien van de shockschade heeft de verdediging primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren. Er is geen sprake geweest van een directe confrontatie. Het zien van het lichaam enige tijd na het overlijden kan niet worden aangemerkt als een zodanige directe waarneming of confrontatie. Voorts kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld dat rechtstreeks het gevolg is van de directe confrontatie met de gevolgen van de gebeurtenis.
Subsidiair is de verdediging van mening dat deze post gematigd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank:
Hoewel de omvangrijke vordering door de gemachtigde laat is ingediend, levert dit naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Het staat een benadeelde partij vrij tot het requisitoir van de officier van justitie een vordering tot schadevergoeding in te dienen, hoewel een eerdere indiening voor de behandeling van de vordering wenselijk kan zijn. De verdediging heeft niet aangegeven dat zij door de late indiening van de vordering is belemmerd in het geven van een reactie op de vordering. De rechtbank is daarom van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering kan worden ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 5.734,60 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Dit bedrag wordt als volgt berekend:
a. a) begrafeniskosten € 5.000,00
b) niet vergoede kosten zorgverzekering € 229,00
c) niet vergoede medicijnkosten € 39,60
e) kosten-IND, vervanging ID € 334,00
f) kosten griffierechten akte nalatenschap € 132,00
totaal aan materiële schade € 5.734,60
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 30.000,00 wegens affectie- en shockschade billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 35.734,60, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De begrafeniskosten komen voor vergoeding in aanmerking, nu deze kosten vooruit zijn betaald door [naam 7] . Niet weersproken is dat de benadeelde partij deze kosten moet vergoeden aan de [naam 7] .
De kosten voor posten niet vergoede deel bril en bezoek zus, vliegtuig, bus en voeding komen naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking. Deze posten houden geen rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit. Deze onderdelen van de vordering zal de rechtbank daarom afwijzen.
Zoals reeds overwogen komt de toekomstige schade (de hiervoor genoemde posten h. en i.) niet voor vergoeding in aanmerking.
De gevorderde affectieschade matigt de rechtbank tot € 20.000,00 conform het besluit affectieschade tabel. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken.
Met de betrekking tot de shockschade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij met het stoffelijk overschot van haar man is geconfronteerd. Dit heeft haar hevig geschokt. Uit het schrijven van de GGZ aan huisarts [naam 6] d.d. 22 juli 2022 blijkt de benadeelde partij gediagnostiseerd is met een ernstige depressie. Gelet hierop komt de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank in aanmerking voor vergoeding van shockschade. Nu door de rechtbank reeds een bedrag aan affectieschade aan de benadeelde partij wordt toegekend, zal de rechtbank daarmee bij de vaststelling van de shockschade rekening houden en de shockschade gelet op de omstandigheden van dit geval naar billijkheid schatten op
€ 10.000,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De benadeelde partij heeft een uitkering ad € 5.000,00 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven ontvangen. Dit bedrag moet door de benadeelde partij worden terugbetaald, zodra door de verdachte dan wel de Staat de schade wordt vergoed.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
8.2
[nabestaande 1]
De benadeelde partij [nabestaande 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 43.314,15 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit
a. a) zorgkosten € 685,00
b) medicijnkosten € 129,15
affectieschade € 17.500,00
shockschade (aanvullend) € 25.000,00.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
Ten aanzien van de gevorderde zorgkosten en medicijnkosten heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze schade moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu deze posten niet zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de affectieschade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de shockschade heeft de verdediging primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren. Er is geen sprake van een directe confrontatie. Het zien van het lichaam en een bewassing daarvan enige tijd na het overlijden kan niet worden aangemerkt als een zodanige directe waarneming of confrontatie. Voorts kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een psychiatrie erkend ziektebeeld dat rechtstreeks het gevolg is van de directe confrontatie met de gevolgen van de gebeurtenis. Subsidiair is de verdediging van mening dat deze post gematigd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 814,15 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Dit bedrag wordt als volgt berekend:
a. a) zorgkosten € 685,00
b) medicijnkosten € 129,15
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 27.500,00 wegens affectie- en shockschade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 28.314,15, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De kosten voor studievertraging komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze post onvoldoende met bescheiden is onderbouwd.
Met de betrekking tot de shockschade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij na de gruwelijke daad geconfronteerd is met het stoffelijk overschot van zijn vader en de latere bewassing daarvan voor de begrafenis. Bovendien is de benadeelde partij op de plaats delict geweest, waarbij de rechtbank zich kan voorstellen dat dit een shock teweeg heeft gebracht. Uit het schrijven van 26 augustus 2022 van de heer [naam 5] GZ-psycholoog, gericht aan de huisarts [naam 6] met betrekking tot [nabestaande 1] , blijkt dat de benadeelde partij in behandeling is geweest bij Sie Psychologen. Vanwege pijn, stress en traumaklachten na een auto-ongeluk heeft de benadeelde partij zich aangemeld voor behandeling. Drie weken voor de start van de behandeling is de vader van de benadeelde partij vermoord, waardoor de benadeelde partij posttraumatische stressklachten heeft ontwikkeld. De posttraumatische stressstoornis is inmiddels in remissie. In totaal hebben 19 gesprekken plaatsgevonden.
Op grond van het vorenstaande komt de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank in aanmerking voor shockschade. Nu door de rechtbank reeds een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade aan de benadeelde partij wordt toegekend, zal de rechtbank daarmee bij de vaststelling van de shockschade rekening houden en de shockschade gelet op de omstandigheden van dit geval naar billijkheid schatten op € 10.000,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
8.3
[nabestaande 2]
De benadeelde partij [nabestaande 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 32.885,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit
zorgkosten € 385,00
shockschade € 15.000,00
affectieschade € 17.500,00
totaal € 32.885,00
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
Ten aanzien van de gevorderde zorgkosten heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu niet vaststaat dat deze schade daadwerkelijk wordt geleden.
Ten aanzien van de affectieschade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de shockschade heeft de verdediging primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren. Er is geen sprake van een directe confrontatie. Het zien van het lichaam en een bewassing daarvan enige tijd na het overlijden kan niet worden aangemerkt als een zodanige directe waarneming of confrontatie. Voorts kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een psychiatrie erkend ziektebeeld dat rechtstreeks het gevolg is van de directe confrontatie met de gevolgen van de gebeurtenis. Subsidiair is de verdediging van mening dat deze post gematigd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële- en immateriële schade tot een bedrag van
€ 17.885,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Dit bedrag wordt als volgt berekend:
zorgkosten € 385,00
affectieschade € 17.500,00
Vergoeding van de gestelde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 17.885,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. Nu in deze een diagnose van het bestaan van geestelijk letsel ontbreekt, kan de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet in zijn vordering worden ontvangen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
8.4
[nabestaande 3]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 31.143,60 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit
gederfd levensonderhoud € 11.143,60
affectieschade € 20.000,00
totaal € 31.143,60
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de post gederfd levensonderhoud moet worden afgewezen, subsidiair dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard. Het is niet correct dat het LBIO de betalingsverplichting heeft overgenomen. Niet gebleken is dat er na juli 2020 nog enige bijdrage aan het levensonderhoud door [nabestaande 3] is gedaan.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht het bedrag te matigen naar de minimale bijdrage voor kinderalimentatie, te weten € 25,00 per maand (104 x € 25,00= € 2.600,00).
Ten aanzien van de affectieschade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 20.000,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de gestelde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Ten aanzien van de vordering met betrekking tot het gederfde levensonderhoud is de rechtbank van oordeel dat de beoordeling van deze post een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel van zijn vordering niet ontvankelijk verklaren.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
8.5
[nabestaande 4]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 77.225,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit
a. a) zorgkosten € 225,00
b) kosten ivm studievertraging € 44.500,00
affectieschade € 17.500,00
shockschade € 15.000,00
Totaal € 77.225,00
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
Ten aanzien van de gevorderde zorgkosten en de kosten voor studievertraging heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard. Uit de overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld dat de zorgkosten rechtstreeks verband houden met het tenlastegelegde feit. De kosten voor studievertraging worden op geen enkele wijze nader onderbouwd. Niet vastgesteld kan worden dat de benadeelde partij studievertraging heeft opgelopen, noch dat dit het gevolg is van het tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van de affectieschade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de shockschade heeft de verdediging primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren. Er is geen sprake van een directe confrontatie. Het zien van het lichaam enige tijd na het overlijden kan niet worden aangemerkt als een zodanige directe waarneming of confrontatie. Voorts kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld dat rechtstreeks het gevolg is van de directe confrontatie met de gevolgen van de gebeurtenis. Subsidiair is de verdediging van mening dat deze post gematigd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële- en immateriële schade tot een bedrag van
€ 17.725,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Dit bedrag wordt als volgt berekend:
a. a) zorgkosten € 225,00
affectieschade € 17.500,00
Vergoeding van de gestelde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 17.725,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De kosten voor studievertraging komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze post onvoldoende met bescheiden is onderbouwd.
Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. Nu in deze een diagnose van het bestaan van geestelijk letsel ontbreekt, kan de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet in haar vordering worden ontvangen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
8.6
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 303.040,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit
a. a) ziekenhuis- en revalidatiegeldvergoeding € 6.140,00
b) kosten eigen risico zorgverzekering € 4.620,00
c) eigen bijdrage CAK € 2.280,00
d) gederfde inkomsten € 40.000,00
immateriële schade € 250.000,00
Totaal € 303.040,00
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
De ziekenhuis- en revalidatiegeldvergoeding moet worden gematigd tot een bedrag van
€ 5.932,00, nu in de berekening van een verkeerd aantal dagen is uitgegaan.
De benadeelde partij dient ten aanzien van de kosten eigen risico zorgverzekering en gederfde inkomsten niet ontvankelijk te worden verklaard, nu deze posten niet zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de eigen bijdrage CAK heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu de beoordeling van deze post een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft de verdediging verzocht deze schade ernstig te matigen tot maximaal € 75.000,00.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële – en immateriële schade tot een bedrag van
€ 258.982,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 primair bewezen verklaarde feit. Dit bedrag wordt als volgt berekend:
a. a) ziekenhuis- en revalidatiegeldvergoeding € 5.932,00
(20 dagen x € 31,00 + 332 dagen x € 16,00)
b) kosten eigen risico zorgverzekering € 770,00
c) eigen bijdrage CAK € 2.280,00
immateriële schade € 250.000,00
Vergoeding van de gestelde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Gelet op de aard van het letsel en de zeer ernstige gevolgen daarvan voor het slachtoffer, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in dergelijke gevallen zijn toegekend, ziet de rechtbank geen aanleiding om het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 258.982,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij met betrekking tot de ziekenhuis- en revalidatievergoeding uitgegaan is van een verkeerd aantal dagen. In de berekening van de schade is de correctie opgenomen.
De vergoeding voor de gederfde inkomsten komt naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze post niet met bescheiden is onderbouwd.
Zoals reeds overwogen komt de toekomstige schade niet voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in zijn vordering.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
8.7
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij heeft na aanvulling een vordering tot schadevergoeding van (€ 255.256,91 -/- uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven van € 35.000,- =) € 220.256,91 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 3 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit
a. a) eigen risico zorgverzekering 2021 € 380,62
b) eigen risico zorgverzekering 2022/2023 € 770,00
c) CAK-WMO € 304,00
d) fysiotherapie € 699,38
e) kosten vervoer naar therapie € 688,93
e) stoel € 2.000,00
f) tablet € 413,98
immateriële schade € 250.000,00
Totaal € 255.256,91
De benadeelde partij heeft reeds een uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven ontvangen van € 35.000,00.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de posten fysiotherapie, stoel en tablet niet ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de post fysiotherapie is de verdediging van mening dat, gelet op de schadebeperkingsplicht, de benadeelde partij zich vanaf 2022 had kunnen verzekeren voor fysiotherapie. Ten aanzien van de eigen bijdrage CAK/WMO heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze post kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de post stoel is de verdediging van mening dat de post een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert. Het is mogelijk om een dergelijke stoel op basis van de WMO vergoed te krijgen.
Ten aanzien van de post tablet heeft de verdediging aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden of het noodzakelijk was een tablet aan te schaffen. Uit de bon blijkt niet wanneer deze is aangeschaft en in hoeverre een rechtstreeks verband kan worden aangenomen met het tenlastegelegde feit.
De kosten voor vervoer naar fysiotherapie komt voor vergoeding in aanmerking, met uitzondering van het bedrag ad € 111,78.
De kosten eigen risico zorgverzekering en CAK/WMO kunnen worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu de beoordeling van deze post een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft de verdediging verzocht deze schade ernstig te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële en immateriële schade tot een bedrag van € 255.081,90 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 primair bewezen verklaarde feit. Dit bedrag wordt als volgt berekend:
a. a) eigen risico zorgverzekering 2021 € 380,62
b) eigen risico zorgverzekering 2022/2023 € 706,77 ( € 385,00 + € 321,77)
c) CAK-WMO € 304,00
d) fysiotherapie € 699,38
e) kosten vervoer naar therapie € 577,15
(€ 111,78 is niet onderbouwd met bescheiden)
e) stoel € 2.000,00
f) tablet € 413,98
immateriële schade € 250.000,00
Vergoeding van de gestelde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Gelet op de aard van het letsel en de zeer ernstige gevolgen daarvan voor het slachtoffer, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in dergelijke gevallen zijn toegekend, ziet de rechtbank geen aanleiding om het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 255.081,90, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in zijn vordering.
De benadeelde partij heeft een uitkering ad € 35.000,00 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven ontvangen. Dit bedrag moet worden terugbetaald, zodra de schade wordt vergoed door de verdachte dan wel de Staat.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
8.8
[benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 2 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit verplaatste schade artikel 6: 107 van het Burgerlijk Wetboek.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding moet worden afgewezen en subsidiair dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard. De benadeelde partij krijgt thuiszorg en de handelingen van de benadeelde partij zien niet op de vervanging van professionele hulp voor de verzorging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade tot een bedrag van
€ 2.960,00 (37 weken x 4 uur x € 20,00) rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 primair bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de benadeelde partij in de periode vanaf 15 mei 2022 tot en met 31 januari 2023 een groot deel van de zorg van [slachtoffer 2] op zich heeft genomen. Anders dan raadsvrouw heeft betoogd is voor vergoeding van persoonlijke verzorging niet noodzakelijk dat professionals worden ingehuurd en komen die kosten gemaakt door vrienden ook voor vergoeding in aanmerking.
Voor de rechtbank is voldoende aannemelijk, dat, ook al zou het slachtoffer thuishulp hebben ontvangen, het slachtoffer gelet op het zware letsel ook de hulp van deze goede vriend behoeft. Vanwege afasie is het voor het slachtoffer heel moeilijk communiceren en is de hulp van een vriend voor het slachtoffer van groot belang. Het is redelijk om daarvoor kosten te vergoeden. De aansluiting bij de PGB normering van € 20,00 per uur acht de rechtbank redelijk en billijk.
Zoals reeds overwogen komt de toekomstige schade niet voor vergoeding in aanmerking.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: doodslag en poging doodslag, meermalen gepleegd] aanleiding ter zake van alle vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
artikel 60a Sr aan de orde
Bij samenloop op de wijze in de artikelen 57 en 58 bedoeld, geldt voor de maatregel genoemd in artikel 36f dat de in totaal toe te passen duur van de gijzeling het maximum, bepaald in artikel 24c, derde lid Sr, niet mag overschrijden.