ECLI:NL:RBNHO:2023:1371

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
15/268369-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verleiding van een minderjarige door een gymdocent met seksueel getinte communicatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een gymdocent die zich schuldig heeft gemaakt aan de verleiding van een minderjarige. De verdachte, die tien jaar ouder was dan het slachtoffer, heeft seksueel getinte berichten, foto's en video's naar het slachtoffer gestuurd en haar bewogen om soortgelijke beelden naar hem te sturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als docent en oud-mentor van het slachtoffer, die op het moment van de feiten 16 jaar oud was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 160 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding van € 1.000,- toegewezen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk bewegen van een minderjarige tot ontuchtige handelingen, waarbij het aanzienlijke leeftijdsverschil en de afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gevolgen voor het slachtoffer en de noodzaak van hulpverlening voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/268369-22 (P)
Uitspraakdatum: 21 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.E. Leenhouwers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 23 april 2022 tot en met 24 juni 2022 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, bestaande uit
  • het aanzienlijke leeftijdsverschil van 10 jaar en/of
  • de afhankelijkheidsrelatie tussen hem, verdachte, in de hoedanigheid van (gym)docent en (voormalig) mentor, van het [de school] in Alkmaar
een persoon, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, door seksueel getinte foto’s van zichzelf in beha en/of ondergoed te maken en/of voornoemde foto’s via Snapchat en/of Instagram te versturen aan verdachte en/of
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van hem, verdachte, te dulden, door seksueel getinte berichten/foto’s (van zijn geslachtsdeel) via Snapchat en/of Instagram en/of video’s (waarop verdachte zichzelf masturbeert en/of klaarkomt) via Snapchat en/of Instagram naar die [slachtoffer] te sturen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – kort samengevat – bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van ontuchtige handelingen, omdat niet is voldaan aan het ‘interactie-criterium’, dat niet kan worden bewezen dat de aangeefster is bewogen door het leeftijdsverschil en het feit dat de verdachte docent en (voormalig) mentor was en dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het bewegen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt op basis van het verhandelde ter zitting en de bewijsmiddelen vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode de gymleraar was van [slachtoffer] , dat [slachtoffer] toen 16 jaar was, en dat de verdachte en [slachtoffer] elkaar in die periode berichten hebben verstuurd via Instagram en Snapchat. [slachtoffer] heeft een verklaring afgelegd over de inhoud van de over en weer verstuurde berichten. Haar verklaringen zijn gedetailleerd en consistent en vinden op essentiële onderdelen steun in andere bewijsmiddelen. Er zijn screenshots bewaard van enkele berichten. Getuige [getuige] , een vriend van [slachtoffer] , heeft een aantal berichten gezien, en [slachtoffer] gedetailleerd horen vertellen over andere berichten. Tot slot biedt ook de verklaring van de verdachte over het sturen van berichten steun aan de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaring en gaat uit van de juistheid daarvan.
Uit de bewijsmiddelen blijkt ten aanzien van het berichten verkeer het volgende. [slachtoffer] heeft onder andere seksueel getinte foto’s van zichzelf in BH en ondergoed aan de verdachte gestuurd. De verdachte heeft op zijn beurt aan [slachtoffer] seksueel getinte berichten en foto’s, waaronder een foto van zijn stijve geslachtsdeel in een onderbroek, gestuurd, en van een video waarop de verdachte masturbeert en klaarkomt.
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of bovengenoemde handelingen ontuchtige handelingen zijn, en of de verdachte, door misbruik te maken van overwicht, [slachtoffer] opzettelijk heeft bewogen die handelingen te plegen en/of te dulden.
Bij de beoordeling van het verwijt aan de verdachte is van belang dat het bij de strafbaarstelling van verleiding als bedoeld in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) blijkens de wetsgeschiedenis gaat om een ruimere strafbaarstelling dan bij het plegen van ontucht als bedoeld in artikel 247 Sr. Voor bewezenverklaring van verleiding is niet dezelfde interactie tussen dader en slachtoffer vereist zoals bij het plegen van ontucht als bedoeld in artikel 247 Sr. In het geval van verleiding hoeft ‘slechts’ sprake te zijn van een causaal verband tussen de ontuchtige handelingen enerzijds en de middelen die de dader daartoe ter verleiding heeft ingezet anderzijds.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde handelingen op zichzelf, maar zeker ook in het licht van de overige verstuurde berichten, kwalificeren als ontuchtige handelingen. Het gaat onmiskenbaar om handelingen die seksueel van aard zijn en die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Ook volgt uit de context dat de verdachte concrete bemoeienis had met de wijze waarop [slachtoffer] zich moest fotograferen, bijvoorbeeld door te vragen om een “geile foto” en door te vragen “haar broek wat lager te doen”.
Naar het oordeel van de rechtbank was verder sprake van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van de verdachte op [slachtoffer] . Er was sprake van een leeftijdsverschil tussen [slachtoffer] en de verdachte van 10 jaar. Daarnaast was de verdachte de gymleraar en oud-mentor van [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte vanuit dit overwicht [slachtoffer] bewogen om de genoemde ontuchtige handelingen te plegen en te dulden. Dat de verdachte door misbruik van overwicht heeft gehandeld, blijkt ook uit het feit dat de verdachte, kort voor zij een gesprek zouden hebben bij de zorgcoördinator van de school, geëist heeft van [slachtoffer] om alle berichten te verwijderen, en dat ze dit moest doen waar hij bij was.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verdachte de verleiding opzettelijk heeft gepleegd. De verdachte heeft op ondubbelzinnige wijze [slachtoffer] verzocht om seksuele afbeeldingen, en heeft even ondubbelzinnig seksuele berichten, afbeeldingen en een aftrekvideo aan [slachtoffer] verstuurd. Alle communicatie gebeurde via Direct Messaging op Instagram en Snap Chat. Het kan niet anders zijn dat de wil van de verdachte er op gericht was [slachtoffer] te bewegen die handelingen te plegen dan wel te dulden.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 23 april 2022 tot en met 24 juni 2022 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, bestaande uit
  • het aanzienlijke leeftijdsverschil van 10 jaar en
  • de afhankelijkheidsrelatie tussen hem, verdachte, in de hoedanigheid van gymdocent en voormalig mentor, van het [de school] in Alkmaar
een persoon, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , van wie verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
telkens opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, door seksueel getinte foto’s van zichzelf in beha en/of ondergoed te maken en voornoemde foto’s via Snapchat en/of Instagram te versturen aan verdachte en
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van hem, verdachte, te dulden, door seksueel getinte berichten/foto’s van zijn geslachtsdeel via Snapchat en/of Instagram en een video waarop verdachte zichzelf masturbeert en klaarkomt via Snapchat en/of Instagram naar die [slachtoffer] te sturen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem te dulden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan verbonden algemene en bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd, te weten een meldplicht en ambulante behandeling, maar met uitzondering van het geadviseerde contactverbod. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat dit geen enkel doel dient.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verleiding van een minderjarige. Hij heeft misbruik gemaakt van het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem en het slachtoffer en van het dat feit hij gymdocent en oud-mentor van het slachtoffer was. De verdachte stuurde seksueel getinte berichten, foto’s en video’s naar het slachtoffer en heeft haar bewogen hetzelfde aan hem te sturen.
Dit zijn ernstige feiten, waaraan slechts een einde is gekomen doordat een vriend van het slachtoffer naar buiten is getreden en melding heeft gedaan bij de zorgcoördinator.
Minderjarigen bevinden zich in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven. Zij moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of in onvoldoende mate in staat te zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Zij genieten daarom op seksueel gebied bescherming tegen oudere, verder ontwikkelde volwassenen, zoals de verdachte. Dit geldt te meer gezien verdachtes hoedanigheid van docent en mentor, zijnde een persoon die naar het oordeel van de rechtbank minderjarigen zou moeten bijstaan en ondersteunen in hun ontwikkeling
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich had moeten realiseren dat sprake was van een ongelijkwaardige en voor het slachtoffer (psychisch) schadelijke situatie. De verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer hem als eerste een bericht heeft gestuurd en dat hij hierin mee is meegegaan en het initiatief dus bij haar heeft gelegen. Zelfs als dit zo is geweest, dan neemt dit het strafwaardige van de bewezen verklaarde feiten niet weg. Er was sprake van een leeftijdsverschil van 10 jaar en van een afhankelijkheidsrelatie. Wat er ook zij van het aandeel van het slachtoffer, de verdachte had als volwassene – en al helemaal als docent en oud-mentor – verstandiger moeten zijn en zodra de gesprekken een seksuele lading kregen, dit onmiddellijk een halt toe moeten roepen . Dat het slachtoffer ook psychische schade heeft opgelopen is duidelijk geworden uit de slachtofferverklaring zoals die tijdens de zitting door de advocaat van het slachtoffer is voorgedragen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 2 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De verdachte heeft ter zitting wat betreft de rechtbank een berekenende verklaring afgelegd door enerzijds aan te geven dat hij inziet dat hij fout is geweest maar anderzijds op essentiële punten anders dan het slachtoffer en in zijn voordeel te verklaren, dan wel op prangende vragen geen antwoord te geven omdat zijn geheugen hem in de steek zou laten. De rechtbank is dan ook niet geheel overtuigd dat de verdachte het schadelijke van zijn handelen volledig inziet.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 26 januari 2023 van G. Porte als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
“Problemen in het psychosociaal functioneren liggen ten grondslag aan onderhavig feit. De heer [verdachte] zou ten tijde van de tenlastelegging in psychisch opzicht instabiel zijn geweest. Zijn lichamelijke klachten (colitis ulcerosa) versterkten zijn depressieve gedachten en zijn negatief zelfbeeld. Door middel van het uitwisselen van de foto's zou hij zich even uit deze negatieve roes hebben kunnen onttrekken. Het is ons niet duidelijk geworden waarom dit met seksueel getinte foto’s moest gebeuren. Uit ons onderzoek komen geen specifieke problemen naar voren ten aanzien van seksualiteit en de beleving ervan. Seksueel deviante gedachten en gedragingen zijn afwezig. Seks als coping wordt niet ingezet en van hyperseksualiteit is geen sprake. De heer [verdachte] voelt zich seksueel aangetrokken tot vrouwen van zijn leeftijd. Er zijn geen aanwijzingen voor parafilie. Na de aangifte is het psychisch welzijn verslechterd. Betrokkene uitte zich onder meer suïcidaal. Na een interventie vanuit de ggz heeft betrokkene op vrijwillige basis hulp gezocht bij een vrij gevestigde psycholoog. Dit contact kan als steunend en beschermend worden beschouwd, vooral omdat er aandacht is voor preventieve inzet op het stabiliseren van zijn psychisch welzijn. Betrokkene stelt zich in de behandeling tevens de vraag waarom hij ontvankelijk is geweest voor het contact met het slachtoffer. De huidige behandelaar/psycholoog wil geen informatie delen met de reclassering over het huidige behandelcontact. Hierdoor is voor ons onduidelijk gebleven in hoeverre seksualiteit onderdeel uit maakt van het behandelcontact.
Hoewel er een goed lopen hulpverleningstraject is, weten wij niet of er voldoende aandacht is voor seksualiteit en de beleving ervan. Een inzicht gevend traject bij een instelling voor forensische psychiatrie ten aanzien van omgaan met seksualiteit en grenzen van de ander, is geïndiceerd. Vanuit een toezicht kunnen we ontwikkelingen in dat inzicht gevend traject monitoren.
Het recidiverisico ten aanzien van seksuele delicten wordt ingeschat als laag. In de normgroep van plegers waartoe de heer [verdachte] behoort, pleegt 1,6.% een seksueel delict binnen een periode van één jaar. Voor de periode van drie jaar is dit 3,2% en voor de periode van vijf jaar is dit 5,1%. De uitkomsten hangen samen met de leeftijd van betrokkene, het feit dat hij niet samenwonend is, een score op extra familiair slachtoffer en ontoereikende probleemoplossingsvaardigheden.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering
  • Ambulante behandeling
  • Contactverbod”
De op te leggen straf
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Het is de rechtbank zowel op grond van het reclasseringsrapport als naar aanleiding van het onderzoek op de zitting duidelijk geworden dat de verdachte is gebaat bij (psychische) hulpverlening. Ook heeft de rechtbank begrepen dat de verdachte zich reeds zelfstandig heeft gewend tot een behandelaar/psycholoog en daar onder behandeling is. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het hulpverleningstraject doorkruisen en daardoor afbreuk doen aan de stappen die nu worden gezet om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst soortgelijk gedrag zal vertonen. De rechtbank acht een dergelijke doorkruising niet in het belang van de verdachte, noch in het belang van de maatschappij.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, met aan het voorwaardelijke deel gekoppeld bijzondere voorwaarden inhoudende een meldplicht en ambulante behandeling zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Ter zitting heeft zij nog nader toegelicht dat sprake is van psychische klachten, angstklachten en paniekaanvallen. Zij is door de huisarts doorverwezen naar een kinderarts. De kinderarts heeft geconstateerd dat sprake is van een trauma en heeft haar voor verdere behandeling doorverwezen naar een kinderpsychiater, verbonden aan het ziekenhuis. De benadeelde staat nu op een wachtlijst.
Gezien de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit – verleiding van een minderjarige tot ontuchtige handelingen - en gezien de toelichting van de benadeelde partij over de gevolgen die zij daarvan heeft ondervonden, staat vast dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden die rechtstreeks verband houdt met het strafbare handelen van de verdachte. De benadeelde partij heeft recht op vergoeding van die schade. Het gevorderde bedrag van € 1.000,00 komt de rechtbank billijk voor, en zij zal die toewijzen, inclusief de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 juni 2022.
De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 248a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) weken, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • de veroordeelde zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
160 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 80 dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,-, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Allegro, voorzitter,
mrs. A. Buiskool en D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2023.