ECLI:NL:RBNHO:2023:13684

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
21_6323
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering. Eiseres, die als productiemedewerker werkte, had zich ziek gemeld na een val en ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Ziektewet. Het Uwv had haar WIA-aanvraag in eerste instantie goedgekeurd, maar na bezwaar van de (ex-)werkgever werd deze afgewezen op basis van een gewijzigde medische beoordeling. De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde medische beperkingen niet zijn aangenomen, met name ten aanzien van de linkerhand, linkerpols en schouders. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het Uwv op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de medische beoordeling opnieuw moet worden gemotiveerd. Eiseres krijgt haar griffierecht vergoed en het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6323

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.F.M. Deijkers),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: L. Ritsma).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Florex B.V. uit Grootebroek, de (ex-)werkgever
(gemachtigde: mevrouw van Meersbergen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.1.
Het Uwv heeft deze uitkering in het besluit van 28 januari 2021 toegewezen. In het bestreden besluit van 14 oktober 2021 op het bezwaar van de (ex-)werkgever van eiseres heeft het Uwv de aanvraag alsnog afgewezen. Tegen dat besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend.
1.3.
Eiseres heeft geen toestemming verleend voor kennisneming van de stukken die medische gegevens bevatten door haar (ex-)werkgever. De rechtbank heeft, onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat dat de (ex-)werkgever van die stukken geen kennis mag nemen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door [naam 1] en bijgestaan door mr. [naam 2] , kantoorgenoot van haar gemachtigde, en de gemachtigde van het Uwv.
1.5.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak ter zitting geschorst, zodat het Uwv nog een nadere reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de aanvullende stukken van eiseres kon overleggen. Het Uwv heeft deze reactie op 21 september 2023 toegestuurd. De gemachtigde van eiseres heeft hierop gereageerd op 18 oktober 2023.
1.6.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn laten weten dat zij gebruik wil maken van het recht op een nadere zitting. De rechtbank heeft een nadere zitting daarom achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres werkte vanaf 19 december 2018 als productiemedewerker bij de (ex)werkgever. Op 2 januari 2019 meldde zij zich ziek vanwege fysieke klachten als gevolg van een val van de trap. Het dienstverband eindigde op 31 maart 2019.
2.1.
Vanaf 1 april 2019 ontving eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet. Op 19 september 2020 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een arts van het Uwv een sociaal-medische beoordeling verricht en vastgesteld welke beperkingen eiseres heeft bij het verrichten van werkzaamheden. Deze beperkingen staan op een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige gekeken of er voorbeeldfuncties kunnen worden geselecteerd die eiseres ondanks de vastgestelde beperkingen nog kan uitvoeren. De arbeidsdeskundige beoordeelde dat dit niet het geval is en dat eiseres daarom 100% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft eiseres daarop een WIAuitkering toegekend.
2.2.
Tegen dit besluit heeft de (ex-)werkgever van eiseres bezwaar gemaakt. Naar aanleiding daarvan heeft de verzekeringsarts bewaar en beroep (bezwaarverzekeringsarts) een nieuwe medische beoordeling uitgevoerd en de FML gewijzigd. Volgens de bezwaarverzekeringsarts heeft eiseres minder beperkingen dan de arts in de primaire fase heeft aangenomen. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep beoordeeld of er op basis van de gewijzigde FML wel voorbeeldfuncties konden worden geselecteerd. Dat bleek het geval. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is tot de conclusie gekomen dat eiseres in deze functies nog meer dan 65% van haar oude loon zou kunnen verdienen, namelijk 84,86%. Het arbeidsongeschiktheidspercentage (loonverlies) bedraagt 15,14%.
2.3.
Omdat bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% geen recht op een WIA-uitkering bestaat, heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard en de aanvraag in het bestreden besluit alsnog afgewezen. In het bestreden besluit staat dat dit betekent dat de WIA-uitkering per 30 december 2022 wordt beëindigd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het Uwv de WIA-uitkering voor eiseres terecht heeft geweigerd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
5. Zoals onder 1.3 is overwogen heeft eiseres geen toestemming verleend voor toezending aan de derde-partij van stukken die medische gegevens bevatten. Gelet hierop zal de rechtbank in deze uitspraak de inhoud van de medische stukken niet weergeven en medische terminologie, voor zover mogelijk, vermijden.
Toetsingskader
6. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: ze moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
De medische beoordeling
7. Eiseres stelt dat zij meer beperkingen heeft dan de bezwaarverzekeringsarts heeft aangenomen. Uit de stukken en de nadere toelichting ter zitting is duidelijk geworden dat volgens eiseres meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen ten aanzien van het gebruik van haar linkerhand en -pols, rechtervoet, rug en schouders. Eiseres heeft ter onderbouwing verschillende medische stukken ingediend.
8. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De vraag die voorligt is of de verzekeringsarts bezwaar en beroep met betrekking tot de datum in geding, 30 december 2020, voldoende beperkingen heeft aangenomen voor de gestelde klachten.
8.1.
In de FML die is opgesteld door de bezwaarverzekeringsarts zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. In de medische rapportage van de bezwaarverzekeringsarts zijn een aantal diagnoses genoemd, die met name het gevolg zijn van het ongeluk in 2019. Onder het kopje ‘beschouwing’ staat dat de bezwaarverzekeringsarts geen beperkingen aan de rechtervoet, en enige beperkingen aan de linkerpols en wervelkolom constateert. De belangrijkste beperkingen zijn gerelateerd aan beide schouders. Vanuit deze optiek kunnen veel beperkingen in de eerdere FML worden herzien of ingetrokken, zoals onder andere de urenbeperking, waarvoor geen energetische gronden zijn, aldus de bezwaarverzekeringsarts.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de bezwaarverzekeringsarts toereikend gemotiveerd waarom hij vanwege de klachten aan de rechtervoet geen beperkingen heeft aangenomen. Tijdens het lichamelijk onderzoek heeft hij geen afwijkingen en een normale loopgang geconstateerd. Uit de medische stukken die eiseres heeft overgelegd volgt niet dat op de datum in geding wel beperkingen ten aanzien van die voet moesten worden aangenomen. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts ten aanzien van de rug meer beperkingen had moeten aannemen. Uit de medische stukken volgt weliswaar dat eiseres klachten ervaart, maar niet dat zij hierdoor beperkt is in het uitoefenen van werkzaamheden.
8.3.
De rechtbank is wel van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom in de FML geen nadere beperkingen zijn opgenomen ten aanzien van het gebruik van de linkerhand, linkerpols en schouders. Dat wordt hieronder toegelicht.
8.4.
Over de linkerhand en -pols overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres stelt onder meer dat zij vanwege haar pols- en handklachten de pengreep, pincetgreep, sleutelgreep en cilindergreep niet kan uitoefenen en onvoldoende knijp/grijpkracht heeft. Ook ervaart zij een doof gevoel in haar vingers. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar het verslag van de fysiotherapeut van 4 december 2022 en naar het verslag van Xpert Clinics van 13 oktober 2022. De bezwaarverzekeringsarts heeft erkend dat eiseres klachten aan haar hand en pols ervaart. Uit de medische rapportage blijkt echter niet dat de bezwaarverzekeringsarts naar de knijp/grijpkracht van eiseres heeft gekeken, en evenmin of is beoordeeld of zij de genoemde grepen kan uitvoeren. Ter zitting is besproken dat dit gelet op de door eiseres ingebrachte medische informatie wel is aangewezen. Uit de nadere reactie van de bezwaarverzekeringsarts, die hij na de zitting heeft opgesteld, wordt nog steeds niet duidelijk of dat is gebeurd en zo niet, waarom dat volgens hem niet nodig was. Daarnaast stelt hij in de nadere reactie dat de klachten aan de linkerhand met de beperkingen ten aanzien van tastzin passend zijn verwerkt, terwijl in de FML geen beperkingen ten aanzien van het beoordelingspunt ‘tastzin’ zijn opgenomen. Ook in zoverre kan de rechtbank de nadere reactie niet volgen. De stelling van de bezwaarverzekeringsarts dat voor de hand- en polsklachten voldoende beperkingen zijn aangenomen is naar het oordeel van de rechtbank daarom ook met inachtneming van de nadere reactie onvoldoende gemotiveerd.
8.5.
Over de schouderklachten van eiseres overweegt de rechtbank dat deze door de bezwaarverzekeringsarts eveneens zijn erkend. In de FML is opgenomen dat eiseres sterk beperkt is in het ‘boven schouderhoogte actief zijn’. Ook zijn beperkingen gesteld ten aanzien van duwen en trekken, en tillen en dragen tijdens het werk. Volgens eiseres gaan deze beperkingen niet ver genoeg, aangezien zij ook bij het werken op tafelhoogte sterke pijn in haar schouders ervaart als zij deze beweegt. Dit wordt ondersteund door de medische stukken, met name het verslag van de fysiotherapeut van 4 december 2022. In de nadere reactie stelt de bezwaarverzekeringsarts dat eiseres, gelet op de onderzoeksbevindingen van de schouders (abductie tot 90 graden) op tafelhoogte kan werken. Daarmee gaat hij niet in op wat door eiseres naar voren is gebracht, maar herhaalt hij slechts zijn eerdere bevindingen. Dat vindt de rechtbank niet toereikend. De bezwaarverzekeringsarts zal alsnog moeten motiveren waarom er geen aanvullende beperkingen nodig zijn, of deze toch moeten opnemen.
9. De rechtbank komt tot de conclusie dat de medische beoordeling ontoereikend is gemotiveerd en dat het bestreden besluit daarom in strijd is met artikel 7:12 van de Awb. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
De arbeidskundige beoordeling
10. Eiseres stelt dat zij de functies die in de arbeidskundige beoordeling zijn geselecteerd niet kan uitoefenen vanwege haar medische klachten en beperkingen.
10.1.
De beroepsgronden van eiseres tegen de arbeidskundige beoordeling hangen samen met de medische beoordeling. Aangezien het beroep tegen de medische beoordeling slaagt, behoeven die beroepsgronden nu geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet ervan af om het Uwv bij tussenuitspraak op te dragen om de gebreken te herstellen, aangezien het Uwv daartoe al door de aanhouding van de zaak ter zitting in de gelegenheid was gesteld. De nadere reactie van de bezwaarverzekeringsarts heeft er vervolgens niet toe geleid dat het besluit naar het oordeel van de rechtbank alsnog toereikend gemotiveerd is. Het Uwv zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen. Dat betekent dat de bezwaarverzekeringsarts nader moet motiveren waarom ten aanzien van het gebruik van de linkerhand, linkerpols en schouders geen extra beperkingen zijn aangenomen of daar alsnog toe overgaan. In dat laatste geval moet ook een nieuwe arbeidskundige beoordeling worden gemaakt.
12. Omdat het beroep gegrond is, moet het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. Daarnaast veroordeelt de rechtbank het Uwv in de door eiseres gemaakte proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,00. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen
.De vergoeding daarvoor bedraagt € 1.674,00.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze uitspaak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,00;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.E.L. Grooten, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Schoone, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.