ECLI:NL:RBNHO:2023:13676

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
HAA 21/7002 en 21/7003
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussen eiseres B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over naheffingsaanslagen loonheffingen en privégebruik van een auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een besloten vennootschap, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had een auto ter beschikking gesteld aan de heer [naam 1], die zowel in dienstbetrekking bij eiseres werkte als werkzaamheden verrichtte op basis van een managementovereenkomst met zijn management B.V. De inspecteur legde naheffingsaanslagen loonheffingen op, omdat eiseres volgens de inspecteur ten onrechte geen bijtelling voor privégebruik van de auto had toegepast. Eiseres betoogde dat de auto niet door haar, maar door de persoonlijke holding van de heer [naam 1] ter beschikking was gesteld.

De rechtbank oordeelde dat eiseres de auto ter beschikking heeft gesteld aan de heer [naam 1] en dat het niet noodzakelijk is dat eiseres de eigendom van de auto heeft om als inhoudingsplichtige te worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de situatie vergelijkbaar is met lease of huur, waarbij eiseres verplicht was om de auto ter beschikking te stellen aan haar werknemer. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiseres ongegrond en bevestigde de naheffingsaanslagen, waarbij de rechtbank ook opmerkte dat de boeten voor de jaren 2015 tot en met 2017 zijn vervallen, maar dat de naheffingsaanslagen voor het privégebruik van de auto terecht zijn opgelegd.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers met betrekking tot loonheffingen en het privégebruik van voertuigen die aan werknemers ter beschikking worden gesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/7002 en HAA 21/7003

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoorn, verweerder.

Procesverloop

HAA 21/7002
Verweerder heeft aan eiseres over de tijdvakken:
  • 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015,
  • 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016, en
  • 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017,
een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd (aanslagnummer [# 2] ) van respectievelijk € 49.072, € 49.826 en € 77.436 (totaal: € 176.334; naheffingsaanslag 1) met dagtekening 14 augustus 2020.
Daarbij is voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 een vergrijpboete van € 12.268 opgelegd en is belastingrente van € 8.670 in rekening gebracht.
Voor het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is een vergrijpboete van € 12.456 opgelegd en is belastingrente van € 6.810 in rekening gebracht.
Voor het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 is een vergrijpboete van € 19.359 opgelegd en is belastingrente van € 7.487 in rekening gebracht.
Totaal is aan vergrijpboeten € 44.083 opgelegd en de in rekening gebrachte belastingrente bedraagt in totaal € 22.967.
Eiseres heeft hiertegen met dagtekening 18 augustus 2020 (door verweerder ontvangen op 21 augustus 2020) bezwaar gemaakt.
HAA 21/7003
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd (aanslagnummer [# 3] ) van € 166.014 (naheffingsaanslag 2).
Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een vergrijpboete ten bedrage van € 29.235 opgelegd en belastingrente van € 9.411 in rekening gebracht.
Eiseres heeft hiertegen met dagtekening 18 augustus 2020 (door verweerder ontvangen op 21 augustus 2020) bezwaar gemaakt.
Beide zaken
Verweerder heeft in één geschrift uitspraak op bezwaar gedaan. Verweerder is gedeeltelijk aan het bezwaar van eiseres tegemoet gekomen.
Naheffingsaanslag 1 is verminderd. De correcties met betrekking tot het privégebruik van de auto met kenteken [# 1] zijn gehandhaafd en bedragen € 51.513 (2015: € 16.494, 2016: € 17.660, 2017: € 17.359). De boeten met betrekking tot het privégebruik van de auto met kenteken [# 1] zijn vervallen.
Naheffingsaanslag 2 verminderd. De correctie met betrekking tot het privégebruik van de auto met kenteken [# 1] is gehandhaafd en bedraagt € 15.743. De boete is in zijn geheel vervallen.
Eiseres heeft beroepen ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2023 te Haarlem. Namens eiseres is [naam 1] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. [naam 2] en mr. [naam 3] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is een besloten vennootschap, opgericht op 11 augustus 2014. Haar activiteiten bestaan onder andere uit het faciliteren, ontwikkelen en exploiteren van zorgdiensten.
2. De aandelen van eiseres worden voor 50% gehouden door [bedrijf 1] B.V. en voor 50% door [bedrijf 2] B.V. Deze vennootschappen zijn tevens bestuurder van eiseres.
3. Enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] B.V. is de heer [naam 1] (hierna: de heer [naam 1] ).
4. [bedrijf 1] B.V. heeft voor de heer [naam 1] over 2015 een loon van € 18.333 aangegeven. (€ 3.666 per maand in januari, februari, oktober, november en december). Met ingang van 1 januari 2016 heeft [bedrijf 1] B.V. geen werknemers meer in dienst. [bedrijf 1] B.V. heeft voor de maanden januari tot en met juni nihilaangiften loonheffingen ingediend. Het loonheffingennummer is afgevoerd per 31 mei 2016.
5. De heer [naam 1] is met ingang van 1 september 2014 tevens werknemer van eiseres.
6. Eiseres en [bedrijf 1] B.V. hebben op 14 september 2014 een [overeenkomst] gesloten. Hieruit volgt dat de heer [naam 1] ( [functie] ) namens [bedrijf 1] B.V. ( [bedrijf 3] B.V.) [functie] voor eiseres (de vennootschap) verricht. In de [overeenkomst] staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“2.4. De vennootschap zal aan [bedrijf 3] B.V. een bedrijfswagen ter beschikking (doen) stellen, dan wel middels een factuur vanuit [bedrijf 3] B.V. een nader overeen te komen vergoeding aan [bedrijf 3] B.V. verstrekken ten behoeve van een auto voor [functie] .”
7. Op 7 januari 2015 heeft [bedrijf 1] B.V. een BMW X5 met kenteken
[# 1] verworven (hierna: de auto). De auto is ter beschikking gesteld aan de heer [naam 1] . Voor het gebruik van de auto betaalt eiseres een periodieke vergoeding aan [bedrijf 1] B.V. Er heeft zowel bij [bedrijf 1] B.V. als bij eiseres geen bijtelling op het loon van de heer [naam 1] plaatsgevonden.
8. Op 5 juni 2019 heeft verweerder bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de tijdvakken van de jaren 2015 tot en met 2018. In hoofdstuk 4.4 van het rapport naar aanleiding van het boekenonderzoek concludeert verweerder dat ten onrechte geen bijtelling voor privégebruik auto heeft plaatsgevonden en dat eiseres daardoor te weinig loonheffingen heeft berekend en afgedragen.
9. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek heeft verweerder over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd.
10. Tegen onderhavige naheffingsaanslagen heeft eiseres bezwaar ingesteld. Bij uitspraak op bezwaar is verweerder gedeeltelijk aan de bezwaren van eiseres tegemoet gekomen en zijn de naheffingsaanslagen verminderd. De correcties met betrekking tot het privégebruik auto zijn gehandhaafd en bedragen € 51.513 (2015: € 16.494, 2016: € 17.660, 2017: € 17.359) en € 15.743 voor 2018. Voor de jaren 2015 tot en met 2017 zijn de boeten met betrekking tot het privégebruik auto vervallen. De boete met betrekking tot 2018 is in zijn geheel vervallen.

Geschil11. In geschil is of de naheffingsaanslagen loonheffingen terecht zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of terecht bij eiseres is nageheven wegens privégebruik van de auto.

12. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de auto niet door haar aan de heer [naam 1] ter beschikking is gesteld, maar door de persoonlijke holding van de heer [naam 1] , te weten [bedrijf 1] B.V. Zij voert daartoe aan dat [bedrijf 1] B.V. de auto in januari 2015 heeft aangeschaft en vervolgens op grond van de [overeenkomst] door middel van een factuur een autobijdrage in rekening heeft gebracht bij [eiseres] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 4] B.V. Eiseres heeft ter zitting haar beroep tegen het resterende deel van de boeten voor de jaren 2015 tot en met 2017 ingetrokken.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag met € 16.494 over 2015, met € 17.660 over 2016, met € 17.359 over 2017 en met € 15.743 over 2018.
13. Verweerder stelt op het standpunt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Primair stelt verweerder zich op het standpunt dat de auto door eiseres ter beschikking is gesteld, waarbij sprake is van een situatie vergelijkbaar met lease en huur. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat, indien de auto niet door eiseres ter beschikking is gesteld, er sprake is van loon van derden dat met medeweten van eiseres is verstrekt.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
14. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

15. Op grond van artikel 10 van de Wet op de Loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) behoren tot het loon uit dienstbetrekking alle voordelen die de werknemer uit de dienstbetrekking geniet. Daaronder zijn begrepen alle voordelen die de werknemer kon behalen omdat zijn dienstbetrekking hem daartoe in staat stelde.
16. In artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB is bepaald dat een voordeel in aanmerking genomen dient te worden wanneer een auto ook voor privédoeleinden aan een werknemer ter beschikking is gesteld. Daarbij wordt een auto geacht voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat als uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé wordt gebruikt, er geen bijtelling plaats vindt. Het vijftiende lid van dit artikel bepaalt dat de werknemer moet doen blijken dat de auto op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt.
17. Tussen partijen is niet in geschil dat de heer [naam 1] tot eiseres in dienstbetrekking staat en dat eiseres inhoudingsplichtige is ten aanzien van het loon dat zij op grond van de [overeenkomst] is verschuldigd voor de werkzaamheden die de heer [naam 1] voor eiseres verricht. Ook is niet in geschil dat de auto aan de heer [naam 1] voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld.
18. De rechtbank is van oordeel dat eiseres de auto ter beschikking heeft gesteld aan de heer [naam 1] en terecht als inhoudingsplichtige is aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
19. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat de heer [naam 1] in dienstbetrekking was bij eiseres en daar werkzaamheden verrichtte op grond van de eerder genoemde [overeenkomst] . Op grond van artikel 2.4 van die [overeenkomst] (zie onder 6) moet eiseres, ofwel een bedrijfsauto ter beschikking (doen) stellen aan [bedrijf 1] B.V. ofwel middels een factuur een vergoeding betalen aan [bedrijf 1] B.V. ten behoeve van een auto voor de heer [naam 1] . Van de laatste situatie is hier sprake. Eiseres heeft middels een periodieke factuur een vergoeding aan [bedrijf 1] B.V. voor de auto betaald.
20. Anders dan eiseres heeft betoogd, is het om de auto ter beschikking te kunnen stellen niet noodzakelijk dat eiseres de eigendom heeft van de auto. Onderhavige situatie is vergelijkbaar met (operational) lease en huur, waarbij [bedrijf 1] B.V. vergelijkbaar is met een lessor c.q. verhuurder en eiseres vergelijkbaar is met een lessee c.q. huurder. Eiseres en [bedrijf 1] B.V. zijn immers een overeenkomst aangegaan waarbij [bedrijf 1] B.V. zich verbindt de auto in gebruik te verstrekken en eiseres zich verbindt tot betaling van een vergoeding. Bij een huurovereenkomst is de verhuurder verplicht de zaak ter beschikking van de huurder te stellen (zie boek 7, artikel 203 van het Burgerlijk Wetboek). Artikel 2.4 van de [overeenkomst] leidt tot een vergelijkbare verplichting. Daar conform dit artikel van de [overeenkomst] is gehandeld, en eiseres de kosten heeft gedragen, heeft [bedrijf 1] B.V. de auto in wezen ter beschikking gesteld aan eiseres, die daarmee de mogelijkheid heeft verkregen om de auto ter beschikking te stellen aan de heer [naam 1] .
21. Nu eiseres de auto aan haar werknemer de heer [naam 1] ter beschikking heeft gesteld, is eiseres inhoudingsplichtig met betrekking tot het voordeel wegens het privégebruik van de auto. Verweerder heeft terecht aan eiseres de naheffingsaanslagen opgelegd.
22. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Richters, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Kroesemeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).