In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een besloten vennootschap, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had een auto ter beschikking gesteld aan de heer [naam 1], die zowel in dienstbetrekking bij eiseres werkte als werkzaamheden verrichtte op basis van een managementovereenkomst met zijn management B.V. De inspecteur legde naheffingsaanslagen loonheffingen op, omdat eiseres volgens de inspecteur ten onrechte geen bijtelling voor privégebruik van de auto had toegepast. Eiseres betoogde dat de auto niet door haar, maar door de persoonlijke holding van de heer [naam 1] ter beschikking was gesteld.
De rechtbank oordeelde dat eiseres de auto ter beschikking heeft gesteld aan de heer [naam 1] en dat het niet noodzakelijk is dat eiseres de eigendom van de auto heeft om als inhoudingsplichtige te worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de situatie vergelijkbaar is met lease of huur, waarbij eiseres verplicht was om de auto ter beschikking te stellen aan haar werknemer. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiseres ongegrond en bevestigde de naheffingsaanslagen, waarbij de rechtbank ook opmerkte dat de boeten voor de jaren 2015 tot en met 2017 zijn vervallen, maar dat de naheffingsaanslagen voor het privégebruik van de auto terecht zijn opgelegd.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers met betrekking tot loonheffingen en het privégebruik van voertuigen die aan werknemers ter beschikking worden gesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.