ECLI:NL:RBNHO:2023:13598

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
10527519
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van openstaande facturen en de rol van incassobureau in het verbintenissenrecht

In deze zaak heeft PNO CONSULTANTS B.V. (hierna: PNO) een vordering ingesteld tegen INTERNATIONAL BUSINESS SOFTWARE B.V. en [bedrijf] HOLDING B.V. (hierna gezamenlijk: IBS c.s.) voor het openstaande bedrag van € 6.916,48, dat voortvloeit uit facturen voor verleende diensten. PNO stelt dat IBS c.s. niet volledig heeft betaald en vordert het resterende bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. IBS c.s. erkent dat er een bedrag openstaat, maar betwist dat het volledige bedrag verschuldigd is, en stelt dat een deel van de betaling al is voldaan via een incassobureau, In-Kas Intermediair.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat PNO werkzaamheden heeft verricht voor IBS c.s. en dat er een samenwerkingsovereenkomst bestaat waarin de betalingsvoorwaarden zijn vastgelegd. De rechter oordeelt dat IBS c.s. een bedrag van € 4.000,- heeft betaald aan In-Kas, dat vervolgens is aangewend voor de schuld aan PNO. De kantonrechter komt tot de conclusie dat IBS c.s. nog € 2.916,48 aan PNO verschuldigd is, en veroordeelt hen tot betaling van dit bedrag, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden ook aan IBS c.s. opgelegd, aangezien zij grotendeels ongelijk hebben gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10527519 \ CV EXPL 23-3334
Vonnis van 27 december 2023
in de zaak van
PNO CONSULTANTS B.V.,
te Rijswijk,
eisende partij,
hierna te noemen: PNO,
gemachtigde: In-Kas Intermediair BV,
tegen

1.INTERNATIONAL BUSINESS SOFTWARE B.V.,

te Roden,
hierna te noemen: IBS,
2.
[bedrijf] HOLDING B.V.,
te Roden,
hierna te noemen: [bedrijf] Holding,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: IBS c.s.,
gemachtigde: mr. T.F.W. Bijloo.
De zaak in het kort
PNO heeft werkzaamheden verricht voor IBS c.s. Daarvoor heeft zij IBS c.s. facturen gestuurd. PNO stelt dat van deze facturen nog € 6.916,48 open staat en vordert betaling van dit bedrag. IBS c.s. betwist niet dat zij nog een bedrag moet betalen, maar stelt dat op het hiervoor genoemde bedrag € 4.000,- in mindering moet worden gebracht. Dit bedrag is door een schuldenaar van IBS c.s. aan het door PNO ingeschakelde incassobureau betaald. De kantonrechter komt tot het oordeel dat van het door PNO gevorderde bedrag € 4.000,- al is voldaan. IBS c.s. wordt daarom veroordeeld in hoofdsom € 2.916,48 aan PNO te betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
PNO heeft bij dagvaarding van 1 februari 2023 bij de rechtbank Noord-Nederland een vordering ingesteld tegen IBS c.s. IBS c.s. heeft gesteld dat niet de rechtbank Noord-Nederland, maar de rechtbank Noord-Holland bevoegd is kennis te nemen van het geschil. PNO heeft zich niet verzet tegen verwijzing. Met een vonnis van 9 mei 2023, hersteld met een vonnis van 16 mei 2023, is de zaak vervolgens naar de rechtbank Noord-Holland verwezen. Daarna heeft IBS c.s. schriftelijk op de dagvaarding van PNO geantwoord.
1.2.
Met het tussenvonnis van 23 augustus 2023 heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak een mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
1.3.
Op 30 november 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. PNO is daarbij vertegenwoordigd door [betrokkene 1] (medewerker debiteurenbeheer), bijgestaan door mr. R. Kulk van In-Kas Intermediair. IBS c.s. is daarbij vertegenwoordigd door haar (middellijk) directeur [betrokkene 2], bijgestaan door mr. Bijloo voornoemd. Partijen hebben bij de mondelinge behandeling spreekaantekeningen overgelegd. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft PNO nog een akte van eiswijziging toegezonden en heeft IBS c.s. nog een productie toegezonden.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
PNO houdt zich bezig met (advisering en begeleiding bij) subsidieaanvragen. IBS houdt zich bezig met het ontwikkelen, produceren en uitgeven van software. [bedrijf] Holding is de bestuurder en enig aandeelhouder van IBS.
2.2.
Op 11 juni 2014 is PNO een ‘Samenwerkingsovereenkomst subsidiedienstverlening’ aangegaan met IBS en [bedrijf] Holding. In deze overeenkomst is onder meer vastgelegd dat PNO haar diensten aan IBS c.s. zal verlenen voor het verwerven van subsidie. Voor zover hier relevant bevat de overeenkomst na een beschrijving van de door PNO te verrichten werkzaamheden de volgende bepalingen:
Vergoeding verzorgen subsidieaanvragen:
A. RDA(+), WBSO: 15% resultaatgebonden¹;
B. Overige subsidies: een vaste vergoeding en een deel gebonden aan het resultaat, of op basis van uren maal tarief.
¹Een resultaatgebonden vergoeding is een vast percentage van het in de “beschikking tot subsidieverlening” genoemde subsidiebedrag.
Betalingsvoorwaarden
  • Alle prijzen/tarieven zijn exclusief omzetbelasting (BTW) en andere heffingen die van overheidswege worden opgelegd. Alle bedragen worden berekend in euro’s (€).
  • Voor alle facturen (…) geldt een betalingstermijn van 30 dagen. Indien de verschuldigde bedragen niet binnen deze termijn betaald zijn, bent u zonder dat daar enige ingebrekestelling voor nodig is, over het openstaande bedrag vertragingsrente verschuldigd, ter hoogte van de wettelijke rente, berekend over het factuurbedrag per maand.
(…)

Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten die verband houden met de inning van vorderingen komen ten laste van u als opdrachtgever. De hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten wordt bepaald op 15% van het totaal te vorderen bedrag.
Looptijd overeenkomst
De overeenkomst (…) wordt aangegaan voor een periode van 2 jaar, vanaf 1 juni 2014 en eindigend op 31 mei 2016. Daarna zal deze overeenkomst telkens met 1 jaar worden verlengd, tenzij één van de partijen uiterlijk drie maanden van tevoren aan de ander schriftelijk kenbaar maakt de samenwerking niet voort te willen zetten.
2.3.
PNO heeft op grond van deze overeenkomst werkzaamheden verricht voor IBS c.s. In dat kader heeft zij IBS de volgende facturen gezonden:
  • een factuur van 5 mei 2021 met nummer 050034955 voor WBSO-subsidie over het eerste kwartaal van 2021, te weten 15% van het verleende bedrag van € 23.400. Verhoogd met btw is hiermee € 4.247,10 in rekening gebracht;
  • een factuur van 12 mei 2021 met nummer 050035083 voor WBSO-subsidie over het tweede kwartaal van 2021, te weten 15% van het verleende bedrag van € 20.520. Verhoogd met btw is hiermee € 3.724,38 in rekening gebracht;
  • een factuur van 1 oktober 2021 met nummer 050036857 waarmee een resultaat afhankelijke vaste vergoeding in rekening werd gebracht, inclusief btw groot € 5.445.
2.4.
Op 20 juli 2021 zijn partijen een betalingsregeling overeengekomen voor de eerste twee facturen. Op grond van deze regeling was IBS c.s. gehouden om elke maand € 1.000,- aan PNO te betalen. Tot en met januari 2022 heeft IBS c.s. zesmaal € 1.000,- aan PNO betaald.
2.5.
Met een e-mail van 2 december 2021 heeft PNO IBS erop gewezen dat zij inmiddels drie keer heeft aangemaand om de factuur van 1 oktober 2021 te betalen. Zij verzocht die factuur voor 7 december 2021 te voldoen. Met een e-mail van 13 december 2021 heeft PNO nogmaals gemaand de factuur van 1 oktober 2021 te betalen, met de mededeling dat die niet onder de betalingsregeling viel.
2.6.
Op 11 januari 2022 heeft IBS aan PNO meegedeeld dat de betaling van € 1.000,- de aankomende vrijdag zou worden gedaan. Op maandag 17 januari 2022 heeft PNO IBS erop gewezen dat de betaling op 16 januari 2022 nog niet was ontvangen. Zij heeft daarbij meegedeeld dat het vertrouwen was geschaad omdat geen enkele afspraak was nagekomen en dat zij het daarom niet zinvol achtte een betalingsregeling aan te gaan voor de laatste factuur. Zij heeft verzocht het totale openstaande saldo van de drie facturen, te weten € 8.416,48, voor 31 januari 2022 te voldoen en daarbij aangezegd dat de facturen uit handen zouden worden gegeven aan een incassobureau als niet zou worden betaald.
2.7.
Met een e-mail van 18 januari 2022 heeft IBS aan PNO meegedeeld dat zij nog voor de e-mail van PNO van de dag ervoor € 1.000,- had overgemaakt. De volgende dag heeft PNO per e-mail aan IBS meegedeeld dat zij het totale openstaande saldo van € 7.416,48 op 31 januari 2022 tegemoetziet.
2.8.
IBS c.s. heeft daarop geen nadere betalingen gedaan. Met een e-mail van 4 februari 2022 heeft PNO aan IBS meegedeeld de drie facturen uit handen te moeten geven aan haar incassobureau. PNO heeft de incasso van de facturen opgedragen aan In-Kas Intermediair (In-Kas). In-Kas heeft IBS met een brief van 7 februari 2022 meegedeeld opdracht te hebben de onderstaande vordering te incasseren:
Datum Bedrag Rente: Totaal
Restant factuur 050034955 05-05-2021 1.247,10 74,28 1.321,38
Restant factuur 050035083 12-05-2021 724,38 41,97 766,35
050036857 01-10-2021 5.445,00 138,97 5.583,97
Hoofdsom € 7.671,70
Buitengerechtelijke kosten € 745,82
Subtotaal € 8.417,53
Te voldoen € 8.417,53
In-Kas heeft IBS gesommeerd het totaalbedrag binnen acht dagen op de bankrekening van In-Kas te voldoen. Daarbij heeft zij meegedeeld IBS in gebreke te stellen bij niet tijdige betaling.
2.9.
Met brieven van 15 februari 2022 en 23 februari 2022 heeft In-Kas aan IBS aangekondigd dat de deurwaarder een dagvaarding zal betekenen. In de laatste brief noemt In-Kas een totaal verschuldigd bedrag van € 8.459.48.
2.10.
In deze periode heeft IBS opdracht gegeven aan In-Kas om een factuur van € 25.426,64 bij haar klant De Woeste Grond te incasseren. Daarbij hebben IBS en In-Kas besproken de ontvangen gelden (waar mogelijk) aan te wenden om de schuld van IBS c.s. aan PNO te voldoen.
2.11.
Op 18 maart 2022 heeft IBS € 250,- overgemaakt naar In-Kas. Met een brief van 6 mei 2022 heeft In-Kas aan IBS bevestigd dat er nog € 8.331,92 openstaat.
2.12.
Op 8 april 2022 heeft De Woeste Grond € 2.000,- aan In-Kas overgemaakt.
2.13.
Op 16 mei 2022 heeft In-Kas IBS gemaand tot betaling van € 8.349,08.
2.14.
Dezelfde dag heeft De Woeste Grond € 1.000,- overgemaakt aan In-Kas. Op 23 juni 2022 heeft zij opnieuw € 2.000,- overgemaakt naar de rekening van In-Kas.
2.15.
Met een e-mail van 5 september 2022 deelt In-Kas aan IBS mee:
Wat we ook doen, de woeste grond beloofd veel maar komt het niet na, er is wel veel contact geweest, maar hij betaald echt niet meer. Ik wil hem gaan dagvaarden, mede omdat we het geld dat we hebben ontvangen zijnde € 4000,- in het dossier van PNO hebben gestopt, deze klant is ook onrustig.
Wat je kunt doen is in de zaak van PNO wel maandelijks € 500,00 gaan voldoen of de woeste grond dagvaarden. Ook willen we daar dan weer het betaalde geld mee financieren, als we maar iets doen, want PNO zit ons ook achter de broek aan, en woeste grond gaat echt wel betalen na dagvaarden.
Dus wellicht: het geld wat wij hebben ontvangen in de woeste grond gebruiken om te dagvaarden dan sla je 2 vliegen in 1 klap. Mag ik zsm weten.
2.16.
Met twee e-mails van 6 september 2022 heeft IBS aan In-Kas laten weten:
Is goed [betrokkene 2], laat maar weten wil eigenlijk snel doorpakken, graag om veel geld.
en
Ik neem aan dat een dagvaarding geen 4000 euro kost. Dus moet ik even het hele plaatje hebben.
2.17.
Dezelfde dag reageert In-Kas als volgt:
Meneer gesproken, ik hang zojuist op, ik heb nu wel wat meer info dan alleen de facturen, hij gaat inderdaad niet betalen, hij heeft niks getekend en kan zich niet voorstellen dat hij iets moet betalen waar hij nimmer iets van jullie verneemt:
Gezien mijn tijd gaat deze zaak naar de jurist die zijn licht hierover moet schijnen, hij zal dat verder afstemmen met jullie.(…)
Die 4000,- zijn nu overgemaakt naar PNO die mij al drie keer hebben aangegeven de zaak voort te willen zetten, omdat er geen geld binnenkomt. Daar staat nu nog € 4.545,61 open. Kunnen jullie dit voldoen middels een regeling?
Inzake woeste grond zal het neerkomen op 2000,00 alleen al voor de dagvaarding, alleen de griffierechten zijn al 1384,00.(…)
2.18.
In-Kas heeft met een brief van 17 oktober 2022 opnieuw aan IBS meegedeeld dat IBS gedagvaard zal worden. Daarbij vermeldt zij een te betalen bedrag van € 6.618,13, binnen zeven dagen te voldoen.
2.19.
Op 16 november 2022 heeft IBS € 250,- overgemaakt naar In-Kas. Met een brief van 1 december 2022 heeft In-Kas aan IBS bevestigd dat er nog € 6.448,48 openstaat te betalen binnen zeven dagen.

3.Het geschil

3.1.
PNO vordert na eiswijziging (samengevat) om gedaagden, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk te veroordelen om aan PNO te voldoen:
€ 6.916,48, zijnde het restant van openstaande facturen;
€ 852,32 aan wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de facturen tot de dag van de dagvaarding;
wettelijke rente over € 6.916,48 vanaf de dag van dagvaarding;
€ 745,82 aan buitengerechtelijke incassokosten;
en IBS c.s. te veroordelen in de kosten van het geding en daarbij een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van PNO toe te kennen.
3.2.
PNO legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij met IBS c.s. een overeenkomst is aangegaan waarbij is overeengekomen dat PNO in opdracht van en voor rekening van IBS c.s. ieder jaar een of meer aanvragen zal verzorgen in het kader van subsidieregelingen waaronder de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Zonder opzegging wordt deze overeenkomst telkens met een jaar verlengd. PNO heeft voor IBS c.s. WBSO-aanvragen voor het eerste en tweede kwartaal van 2021 verzorgd. Daarvoor heeft zij twee facturen aan IBS c.s. gestuurd voor vijftien procent van de toegekende subsidie verhoogd met btw. Ook heeft PNO in 2021 een haalbaarheidsstudie uitgevoerd in het kader van de MKB-Innovatiestimulering regio en Topsectoren (MIT). Partijen zijn hiervoor een vaste en een resultaatafhankelijke vergoeding overeengekomen. Voor deze dienstverlening heeft PNO drie facturen gezonden voor in totaal € 13.416,48. De betalingsregeling die voor de eerste twee facturen overeen is gekomen, is vervallen omdat deze niet stipt en geheel is nagekomen. PNO maakt nu aanspraak op betaling van het deel van de drie facturen dat nog niet betaald is. Ook is IBS c.s. op grond van de wet de wettelijke handelsrente verschuldigd.
3.3.
IBS c.s. voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van PNO, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van PNO en vraagt een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van PNO in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente. IBS c.s. stelt dat € 5.000,- van het door PNO gevorderde bedrag al is betaald en voert het volgende aan. Nadat In-Kas haar heeft aangeschreven om de facturen van PNO te betalen, heeft zij In-Kas opdracht gegeven een factuur van € 25.426,64 bij haar klant De Woeste Grond te incasseren. In-Kas heeft deze opdracht aanvaard. Daarbij is afgesproken dat al hetgeen IBS ontvangt via In-Kas in mindering zal worden gebracht op de vordering van PNO op IBS c.s. IBS c.s. voert aan dat De Woeste Grond € 5.000,- aan In-Kas heeft betaald. Dit blijkt ook uit bankafschriften. Dat bedrag moet dan ook in mindering worden gebracht op de vordering, aldus IBS c.s. Vanwege de hiervoor genoemde afspraken over betaling kan NPO geen aanspraak maken op buitengerechtelijke incassokosten en rente, aldus IBS c.s.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
IBS c.s. heeft de hoogte van de drie facturen van PNO niet betwist. Bij de mondelinge behandeling heeft IBS c.s. ook gezegd dat zij zich niet op het standpunt stelt dat is afgesproken dat de facturen enkel en alleen zullen worden voldaan uit betalingen van De Woeste Grond. IBS c.s. bestrijdt dan ook niet dat zij nog een bedrag aan PNO moet betalen. Wel zegt zij dat de vordering van PNO moet worden verlaagd met de € 5.000,- die De Woeste Grond naar de rekening van In-Kas heeft overgemaakt, omdat IBS c.s. dit bedrag al heeft betaald heeft.
4.2.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat de bedragen die De Woeste Grond heeft overgemaakt naar de rekening van In-Kas voor een bedrag van € 4.000,- kunnen worden aangemerkt als (bevrijdende) betalingen van IBS c.s. op de facturen van PNO. De kantonrechter licht dit hieronder toe.
4.3.
Op grond van de hoofdregel [1] rust op de partij die zegt dat hij al betaald heeft, de plicht deze stelling te onderbouwen en zo nodig te bewijzen. Het is daarom aan IBS c.s. om te onderbouwen dat de overboekingen van De Woeste Grond naar de rekening van In-Kas hebben geleid tot een bevrijdende betaling op de facturen van PNO. Voor een bedrag van € 4.000,- heeft IBS c.s. dit gedaan.
4.4.
IBS c.s. mocht op grond van gedragingen van PNO aannemen dat In-Kas bevoegd was om betalingen aan te nemen voor PNO. [2] PNO heeft namelijk met een e-mail van 4 februari 2022 aan IBS c.s. meegedeeld dat zij de drie facturen uit handen zou geven aan haar incassobureau. Vervolgens heeft In-Kas IBS op 7 februari 2022 aangeschreven om de drie facturen aan In-Kas te voldoen door overmaking op het bankrekeningnummer van
In-Kas.
Vaststaat dan ook dat In-Kas gelden voor PNO mocht ontvangen en dat IBS c.s. voor de facturen van PNO bevrijdend kon betalen aan In-Kas.
4.5.
De correspondentie tussen In-Kas en IBS c.s. laat zich vervolgens zo uitleggen dat In-Kas de overboekingen van De Woeste Grond voor een bedrag van € 4.000,- in ontvangst heeft genomen voor PNO. Dat volgt nog niet uit de e-mail van 6 september 2022, waarin In-Kas aan IBS c.s. meedeelt dat € 4.000,- van De Woeste Grond is overgemaakt naar PNO. Dat bericht is, gelet op de verdere inhoud, door In-Kas geschreven vanuit haar de positie van opdrachtnemer van IBS c.s. om de vordering op De Woeste Grond te incasseren. Het volgt echter wel uit de latere aanmaningen die In-Kas in haar rol van incassobureau van PNO aan IBS c.s. heeft gezonden. Daarin is te zien dat de vordering van PNO met een aanzienlijk bedrag is teruggebracht ten opzichte van eerdere aanmaningen. Bij de mondelinge behandeling heeft PNO bevestigd dat In-Kas € 4.000,- aan ontvangen betalingen van De Woeste Grond heeft overgeboekt naar het dossier van PNO. Zij heeft daarbij aangegeven dat dit bij In-Kas een interne overboeking was, waar PNO niets van gezien heeft. Deze interne overboeking is later teruggedraaid, omdat In-Kas zelf nog vorderingen had, aldus PNO. Hoewel PNO hier een interne gang van zaken bij In-Kas beschrijft, heeft In-Kas ook in de aanmaningen van 17 oktober 2022 en 16 november 2022 een aanzienlijk lager door IBS c.s. te betalen bedrag genoemd. Aldus mocht IBS c.s. erop vertrouwen dat zij door de betalingen van De Woeste Grond nog eens € 4.000,- op de facturen had betaald. In-Kas heeft dit bedrag voor PNO ontvangen. Dat het door De Woeste Grond aan In-Kas betaalde bedrag volledig is aangewend tot betaling van de schuld van IBS c.s. aan PNO is niet aan IBS c.s. meegedeeld. Het bedrag van € 1.000,- dat De Woeste Grond ook aan In-Kas heeft overgemaakt, heeft daarom niet geleid tot een bevrijdende betaling.
4.6.
Omdat IBS c.s. geen andere gronden aanvoert tegen het als hoofdsom gevorderde bedrag zal zij veroordeeld worden om ter zake van de drie facturen € 2.916,48 te betalen aan PNO.
Wettelijke (handels)rente
4.7.
Bij de mondelinge behandeling heeft IBS c.s. meegedeeld dat zij zich niet (langer) op het standpunt stelt dat er een (exclusieve) betalingsregeling van toepassing was die inhield dat IBS c.s. alleen hoefde te betalen uit de bedragen die De Woeste Grond zou betalen. De correspondentie tussen IBS c.s. en In-Kas laat ook zien dat PNO bij voortduring heeft aangedrongen op betaling.
4.8.
Nadat PNO de betalingsregeling die partijen overeen waren gekomen heeft beëindigd, heeft zij IBS c.s. gesommeerd om uiterlijk 31 januari 2022 de volledige openstaande som te voldoen. IBS c.s. heeft vervolgens niet betaald. IBS c.s. is dan ook in verzuim.
4.9.
IBS c.s. heeft anders dan dat er een betalingsregeling zou gelden, niets ingebracht tegen de vordering van PNO om IBS c.s. te veroordelen de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek te voldoen. De kantonrechter zal IBS c.s. daarom veroordelen de wettelijke handelsrente te betalen vanaf 1 februari 2022 over de toen openstaande hoofdsom € 7.416,48, waarbij vanaf de datum van betaling geen rente meer verschuldigd is over de betalingen van tweemaal € 250,- (18 maart 2022 respectievelijk 16 november 2022) en tweemaal € 2.000,- (8 april 2022 respectievelijk 23 juni 2022).
Buitengerechtelijke kosten
4.10.
PNO vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De betalingen van tweemaal € 250,- en tweemaal € 2.000,- hebben plaatsgevonden na de eerste incassowerkzaamheden van In-Kas. Daarom wordt de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten berekend over het oorspronkelijk gevorderde bedrag van € 7.416,48. Het gevorderde bedrag van € 745,82 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
2.916,48
- buitengerechtelijke incassokosten
745,82
+
totaal
3.662,30
Proceskosten
4.12.
IBS c.s. is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van PNO als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
109,33
- griffierecht
0,00
- salaris gemachtigde
528,00
(2,00 punten × € 264,00)
Totaal
673,33

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt IBS c.s. hoofdelijk om aan PNO te betalen een bedrag van € 3.662,30, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW:
- over het bedrag van € 7.416,48 vanaf 1 februari 2022 tot en met 18 maart 2022;
- over het bedrag van € 7.166,48 vanaf 19 maart 2022 tot en met 8 april 2022;
- over het bedrag van € 5.166,48 vanaf 9 april 2022 tot en met 23 juni 2022;
- over het bedrag van € 3.166,48 vanaf 24 juni 2022 tot en met 16 november 2022;
- over het bedrag van € 2.916,48 vanaf 17 november 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt IBS c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van PNO tot dit vonnis vastgesteld op € 673,33,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023.

Voetnoten

1.Artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.Zie artikel 3:61 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW).