In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 december 2023 een beschikking gegeven in een verzoekschrift ex artikel 7:291 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekende partij, Hoorne Vastgoed B.V., heeft een verzoek ingediend om goedkeuring te krijgen voor een afwijkend huurbeding in de huurovereenkomst met de verwerende partij, die een bedrijfsruimte huurt. De huurovereenkomst, die oorspronkelijk op 1 oktober 2021 is ingegaan, zou eindigen op 1 oktober 2023. Hoorne Vastgoed heeft echter ingestemd met een verlenging van de huurovereenkomst met twaalf maanden, onder de voorwaarde dat goedkeuring wordt gegeven voor het afwijkende huurbeding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeksters, Hoorne Vastgoed en de verwerende partij, gezamenlijk hebben verzocht om goedkeuring van de verlenging van de huurovereenkomst. De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de omstandigheden van de zaak, waaronder de intentie van Hoorne Vastgoed om het winkelgebied te herontwikkelen en de positie van de verwerende partij. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de afwijkende bedingen de rechten van de huurder niet wezenlijk aantasten, aangezien de verwerende partij zich bewust is van de rechten waar zij afstand van doet en de tijdelijke verlenging haar goed uitkomt.
De kantonrechter heeft daarom goedkeuring verleend aan het afwijkende huurbeding en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.