6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een wederrechtelijke vrijheidsberoving van drie bouwvakkers en het plegen van een diefstal met bedreiging met geweld in vereniging. Verdachte is samen met de mededader – voorzien van gezichtsbedekking en één op een vuurwapen gelijkend voorwerp – een woning binnengetreden waar drie nietsvermoedende bouwvakkers aan het werk waren en heeft hen samen met de mededader van hun vrijheid beroofd. Direct bij binnenkomst bleek dat verdachte en de medeverdachte de verkeerde woning waren binnengegaan. De bouwvakkers moesten vervolgens onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hun telefoons afstaan om te voorkomen dat zij de politie zouden bellen. De mededader heeft daarbij zelfs dit voorwerp doorgeladen en in de nek van een van de bouwvakkers geplaatst. Nadat de mededader deze woning verliet om naar de beoogde woning te gaan, is verdachte enige tijd bij de bouwvakkers gebleven, waardoor hij hen heeft belet de woning te verlaten. Uiteindelijk is verdachte weg gegaan uit deze woning omdat hij via de telefonische verbinding met zijn mededaders het gevoel kreeg dat hij nodig was in de naburige woning.
Deze gebeurtenis heeft een grote impact gehad op de bouwvakkers, met name op slachtoffer [benadeelde partij 2] , die een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn nek kreeg. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] blijkt dat [benadeelde partij 2] een dag na het voorval nog zeer geëmotioneerd overkwam [benadeelde partij 2] heeft uit angst voor de daders geen aangifte willen doen of een verklaring willen afleggen bij de politie.
Toen de mededader (nog altijd voorzien van een bivakmuts) aankwam bij de woning van [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] , heeft hij hetzelfde op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [benadeelde partij 4] gericht gehouden en haar gesommeerd hem naar haar zoon te brengen. Eenmaal aangekomen in de slaapkamer van [benadeelde partij 5] heeft de mededader “Geld! Geld!” geroepen met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand. De mededader heeft hierbij het wapen op het hoofd van [benadeelde partij 5] gericht en het wapen is (per ongeluk) afgegaan. Verdachte heeft geprobeerd deze woning ook binnen te gaan om zijn mededader te helpen. Alleen omdat [benadeelde partij 4] de deur snel dichtgooide, heeft zij dit weten te voorkomen. De mededader heeft uiteindelijk een horloge en een tas weggenomen uit de woning.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich met hun handelen schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. De slachtoffers hebben ongetwijfeld hevige gevoelens van angst moeten doorstaan en zullen wellicht nog lang de psychische gevolgen moeten dragen van de gebeurtenissen op 19 oktober 2022. De verdachte heeft toegegeven de feiten voornamelijk te hebben gepleegd vanwege financieel gewin en zich hierbij niet te hebben bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte aan en acht het zorgelijk dat verdachte dergelijke keuzes heeft gemaakt door geldzorgen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank ten nadele van verdachte in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 oktober 2023, waaruit blijkt dat verdachte al eerder voor een vermogens- en een geweldsdelict onherroepelijk tot een voorwaardelijke werkstraf is veroordeeld.
Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op:
- het psychologisch onderzoek Pro Justitia gedateerd 25 april 2023, opgesteld door [gz-psycholoog] , GZ-psycholoog. Uit dit onderzoek komt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer naar voren dat er ten tijde van het delict bij verdachte sprake was van een gedesorganiseerd hechtingspatroon met daarbij cannabisafhankelijkheid waardoor zijn gedragskeuzes en gedragingen zijn beïnvloed.
Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De kans op herhaling wordt onder de huidige omstandigheden door onderzoeker als matig ingeschat. Voor verdachte is (voortzetting van de) forensische GGZ-behandeling aangewezen. Het kader van een jeugdreclasseringsmaatregel met voorwaarden lijkt voldoende. Verdachte stelt zich meewerkend op.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank neemt de bevindingen uit dit rapport over en maakt deze tot de hare.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 24 juli 2023 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De Raad adviseert de rechtbank een deels voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan behandeling van De Waag, Fivoor of een soortgelijke instelling, inzetten voor het hebben en behouden van een zinvolle vrijetijdsbesteding, een contactverbod met medeverdachten en meewerken aan begeleiding van Novaa en zich houden aan de afspraken van Novaa.
Het algemeen recidiverisico en het dynamisch risicoprofiel wordt door de Raad ingeschat als hoog en verdachte heeft baat bij behandeling. De Raad verwacht dat zijn vaardigheden worden vergroot als er wordt gewerkt aan zijn psychische klachten. Het tenlastegelegde betreft een ‘high impact crime’: een werkstraf staat hiertoe niet in verhouding. De Raad benadrukt dat er een forensische behandeling moet worden ingezet om de kans op herhaling te verkleinen.
[vertegenwoordiger van de de Raad] heeft op de zitting bovenstaand advies van de Raad onderschreven en hieraan toegevoegd dat de Raad een fiks voorwaardelijk strafdeel passend vindt met daarbij alle door de jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarbij adviseert de Raad niet nog een werkstraf op te leggen omdat verdachte met al deze voorwaarden al een stevig pakket aan maatregelen heeft. De Raad kan zich vinden in het advies van de jeugdreclassering, maar adviseert de elektronische controle voor de duur van maximaal drie maanden en de avondklok in een half jaar tijd af te bouwen. De Raad acht het niet nodig om het drugsgebruik van verdachte te verbinden aan een bijzondere voorwaarde, omdat jongeren in het algemeen vaak pas toe zijn aan het loslaten van middelengebruik na het voltooien van behandeling. De Raad adviseert wel om de op te leggen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren vanwege de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico.
- de over verdachte uitgebrachte “evaluatie gezinsplan JR en strafadvies” gedateerd 28 november 2023 van [jeugdbeschermer] , als jeugdbeschermer verbonden aan Jeugdbescherming Regio Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering). Deze evaluatie houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De jeugdreclassering adviseert aan verdachte op te leggen een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en daarbij een deels voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan als bijzondere voorwaarden voorbonden, het meewerken aan jeugdreclasseringstoezicht, ambulante behandeling zoals vanuit Fivoor of een soortgelijke instelling, een traject voor begeleid wonen bij Seedz Zorg of een soortgelijke instelling, een hulpverlenings- of coachingstraject ter ondersteuning voor praktische en financiële zaken, als dit niet kan worden opgevangen door de instelling voor begeleid wonen of de behandelinstelling, dagbesteding, een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers, elektronische monitoring met als locatiegebod een locatie van Seedz Zorg of een soortgelijke instelling voor de maximale duur van zes maanden en meewerken aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden.
Verdachte heeft behandeling nodig om een zeker psychisch evenwicht te bewaren en psycho-educatie over hoe verdachte moet omgaan met zijn kwetsbaarheid is belangrijk. Terugvalpreventie zal ook onderdeel moeten uitmaken van de behandeling, zodat de forensische GGZ is aangewezen. Het is van belang dat de aanloop naar het tenlastegelegde met verdachte wordt doorgenomen zodat hem duidelijk wordt waarom de spanningen en druk bij hem oplopen en hoe hij daarmee moet om gaan. Het stilstaan bij keuzemogelijkheden is hierbij een aandachtspunt. Ter overweging wordt het inzetten van urinecontroles meegegeven, zoals door de zus van verdachte is geopperd. Verdachte functioneert ook naar eigen zeggen beter zonder cannabisgebruik. Hij kan zich dan beter focussen op zijn doelen en de kans op het behouden van werk en het naar school gaan wordt hierdoor vergroot. Aan de andere kant kunnen de negatieve effecten van gebruik niet goed worden ingeschat door de rapporteur: dit moet worden gewogen door verdachte in samenspraak met zijn behandelaar. Dit geldt ook voor eventuele gebruik van medicatie om de drukte in het hoofd van verdachte beter te kunnen hanteren.
[jeugdbeschermer] heeft voornoemd advies van de jeugdreclassering op de zitting onderschreven en hieraan toegevoegd dat op meerdere niveaus speelt dat verdachte graag zijn eigen problemen wil oplossen en pas als het te laat is aan de bel trekt en inzicht geeft in wat er speelt. Zijn financiën en het schoonhouden van zijn woning blijven punten van aandacht. Het is niet nodig om een bijzondere voorwaarde te formuleren die verband houdt met het blowgedrag van verdachte omdat dit al een belangrijk onderwerp van gesprek is en verdachte inmiddels ook meerderjarig is. Verdachte is bovendien open over dit onderwerp.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. Overeenkomstig het advies van psycholoog [gz-psycholoog] zal de rechtbank de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen. Duidelijk is dat verdachte veel heeft meegemaakt in zijn nog jonge leven en hierdoor te kampen heeft met bepaalde kwetsbaarheden.
Tot slot weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij openheid van zaken heeft gegeven over zijn aandeel in de gepleegde delicten. Ook tijdens de zitting heeft verdachte open over zijn rol heeft verklaard. Hiermee heeft hij laten zien verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Daarnaast heeft verdachte zich coöperatief opgesteld en goed meegewerkt met de jeugdreclassering en de andere betrokken instanties, ook gedurende zijn schorsing.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Deze eis is een stuk lager dan de oriëntatiepunten voor soortgelijke delicten voorschrijven. Zoals door de officier is aangegeven is daarbij sterk rekening gehouden met het feit dat verdachte op de goede weg is. Hij vindt steeds meer zijn plek bij Seedz Zorg, is gestart met behandeling bij Fivoor en is open over zijn middelengebruik. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte deze positieve lijn met behulp van de jeugdreclassering voortzet en zal daarom bepalen dat verdachte vooralsnog niet hoeft terug te keren naar de JJI.
De rechtbank zal – conform de eis van de officier van justitie en overeenkomstig het standpunt van de verdediging – beslissen dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 270 dagen met aftrek van het al uitgezeten voorarrest. De rechtbank bepaalt daarbij dat een gedeelte daarvan, te weten 191 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd (opnieuw) schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank noodzakelijk een meldplicht, meewerken aan ambulante behandeling zoals vanuit Fivoor of een soortgelijke instelling, meewerken aan een traject voor begeleid wonen bij Seedz Zorg of een soortgelijke instelling, meewerken aan een hulpverlenings- of coachingstraject ter ondersteuning voor praktische en financiële zaken als dit niet kan worden opgevangen door de instelling voor begeleid wonen of de behandelinstelling, meewerken aan dagbesteding, een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers, een locatiegebod op een locatie van Seedz Zorg of een soortgelijke instelling voor de maximale duur van zes maanden en meewerken aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden, waarbij elektronische controle wordt gekoppeld aan voornoemd locatiegebod en voornoemde avondklok voor de duur van maximaal drie maanden. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Verdachte heeft zich met zijn handelen schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] . Gelet op het door de Raad vastgestelde hoge recidiverisico bij verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.