ECLI:NL:RBNHO:2023:13540

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
15/325343-22 en 10/007480-22 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met bedreiging met geweld in vereniging.

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 19 oktober 2022 in Haarlem, waar de verdachte samen met mededaders een woning binnenging waar drie bouwvakkers aan het werk waren. Onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp werden de bouwvakkers gedwongen hun telefoons af te geven om te voorkomen dat zij de politie zouden bellen. De verdachte heeft vervolgens geprobeerd een andere woning binnen te komen, waar hij ook met geweld en bedreiging te werk ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was en heeft hem een jeugddetentie opgelegd van 270 dagen, waarvan 191 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ambulante behandeling en toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte voor 25% aansprakelijk werd gesteld voor de immateriële schade van de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/325343-22 en 10/007480-22 (vord. tul) (P)
Uitspraakdatum: 14 december 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 30 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] ,
feitelijk verblijvende bij [verblijfplaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 19 oktober 2022 (in de woning gelegen aan [adres 2] ) te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- voorzien van een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of bivakmuts(en), althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan [adres 2] te gaan en/of
- tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] (op gebiedende en intimiderende toon) te zeggen “telefoons, jullie telefoons”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de telefoons van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, af te pakken en/of te laten afstaan en/of
- onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of door het creëren en/of in stand houden van een dreigende sfeer die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] te beletten de woning, gelegen aan [adres 2] , te verlaten;
Feit 2:
Hij op of omstreeks 19 oktober 2022 (in de woning gelegen aan [adres 3] ) te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge en/of een ketting en/of een (Louis Vuitton) tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders,
- voorzien van een vuurwapen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of bivakmuts(en), althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan [adres 3] is/zijn gegaan en/of
- bij deze woning heeft/hebben aangebeld en/of
- ( direct na het openen van de deur) een vuurwapen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij 4] heeft/hebben gericht en/of tegen het lichaam van die [benadeelde partij 4] gezet en/of gehouden en/of
- ( vervolgens) met die [benadeelde partij 4] onder bedreiging van een vuurwapen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar boven is gelopen naar de kamer van die [benadeelde partij 5] en/of
- een vuurwapen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op het hoofd van die [benadeelde partij 5] en/of
- te schieten en/of
- dreigend de woorden toe te voegen ‘geld geld, ik weet dat je 40.000 euro hebt’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 19 oktober 2022 (in de woning gelegen aan [adres 3] ) te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge en/of een ketting en/of een (Louis Vuitton) tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders,
- voorzien van een bivakmuts, althans enige vorm van gezichtsbedekking, en/of een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar de woning gelegen aan [adres 3] is/zijn gegaan en/of
- bij deze woning heeft/hebben aangebeld en/of
- ( direct na het openen van de deur) een vuurwapen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij 4] heeft/hebben gericht en/of tegen het lichaam van die [benadeelde partij 4] gezet en/of gehouden en/of
- ( vervolgens) met die [benadeelde partij 4] onder bedreiging van een vuurwapen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar boven is gelopen naar de (slaap)kamer van die [benadeelde partij 5] (waar ook die [benadeelde partij 6] aanwezig is) en/of
- een vuurwapen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op het hoofd van die [benadeelde partij 5] en/of
- met het vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te schieten tussen die [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 5] in en/of
- dreigend de woorden toe te voegen ‘geld geld, ik weet dat je 40.000 euro hebt’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 oktober 2022 te Haarlem, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen verschaft, door
- de personen in de naastgelegen woning, gelegen aan [adres 2] , onder controle te houden en/of de telefoon(s) van de personen in die woning (te weten [adres 2] ) af te pakken en/of onder zich te houden en/of
- door het creëren en/of in stand houden van een dreigende sfeer die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] te beletten de woning, gelegen aan [adres 2] , te verlaten en/of de politie te informeren en/of
- in de woning, gelegen aan [adres 2] , te blijven en/of (vervolgens) in de nabijheid van de woning ( [adres 2] ) op de uitkijk te staan en/of
- via telefonische verbinding in contact te staan/blijven met zijn mededader(s) en/of
- ( daardoor/daarmee) de voortzetting van de voorgenomen diefstal met geweld (in de woning gelegen aan [adres 3] ) mogelijk te maken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde vrijheidsberoving in vereniging en de onder feit 2 primair ten laste gelegde diefstal met bedreiging met geweld uit een woning in vereniging.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 2 primair ten laste gelegde, in die zin dat er geen sprake is van medeplegen. Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat het opzet van verdachte op het schieten met het alarmpistool door de medeverdachte, ontbreekt en verdachte van dit onderdeel van tenlastelegging (partieel) dient te worden vrijgesproken..
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 en feit 2 primair
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2.
Bewijsmotivering feit 2 primair
Namens de verdediging is bepleit dat de rol van verdachte op 19 oktober 2022 dient te worden opgevat als die van medeplichtige, zodat verdachte van het onder feit 2 primair ten laste gelegde medeplegen dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat het onder feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, in die zin dat sprake is van een diefstal met (bedreiging met) geweld die in vereniging is gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij op 18 oktober 2022, de dag voor de overval op de woning, aanwezig is geweest bij een verkenning van de omgeving van de woning aan [woning] in Haarlem. Uit de verklaring van verdachte kan daarnaast worden afgeleid dat verdachte van tevoren op de hoogte was van de rolverdeling: verdachte zou mee naar binnen gaan in de woning en had de opdracht om in de woning van de slachtoffers ‘tassen met geld te vullen.’ De rechtbank beschouwt het als toeval dat verdachte en de mededader in eerste instantie in de verkeerde, naastgelegen, woning terecht zijn gekomen. Nadat verdachte en zijn mededader met (bivak)mutsen over hun gezicht de naastgelegen woning waren binnen gekomen heeft de mededader zijn op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan de daar aanwezige bouwvakkers getoond en deze in de nek van een van hen gehouden terwijl verdachte de telefoons van de bouwvakkers heeft afgepakt om te voorkomen dat zij de politie zouden bellen. Toen de mededader deze woning verliet en naar de ‘juiste’ woning vertrok, is verdachte via “oortjes” telefonisch in verbinding blijven staan met zijn mededaders en heeft hij aldus kunnen meeluisteren met gesprekken tussen zijn mededaders en de gesprekken en geluiden in de naastgelegen woning. Door wat hij hoorde begreep hij dat het niet goed ging en schatte hij in dat de mededader zijn hulp in de andere woning nodig had. Hierop heeft verdachte geprobeerd de woning van slachtoffers [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] te betreden. Toen dit mislukte omdat [benadeelde partij 4] de deur direct na opening weer dichtgooide, is verdachte – blijkens zijn verklaring op de zitting – (tevergeefs) om de woning heen gelopen om te zoeken naar een andere mogelijkheid om de woning binnen te komen. Na afloop van de overval heeft verdachte gedeeld in de (voor de overvallers tegenvallende) buit omdat, aldus verdachte, van tevoren was afgesproken dat verdachte ‘mee naar binnen zou gaan.’ Deze omstandigheden tezamen leiden tot de conclusie dat verdachte op 19 oktober 2022 dusdanig nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders dat gesproken kan worden van medeplegen. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal met geweld van slachtoffers [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] tezamen en in vereniging heeft gepleegd.
3.3.3.
Partiële vrijspraak feit 2 primairNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder feit 2 primair ten laste is gelegd voor zover dit feit ziet op het schieten met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe, in lijn met de verdediging, dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte opzet heeft gehad op het schieten met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp door de medeverdachte.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 en 2, primair, ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 19 oktober 2022 in de woning gelegen aan [adres 2] te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door
- voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een bivakmuts, althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan [adres 2] te gaan en
- tegen die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] (op gebiedende en intimiderende toon) te zeggen “telefoons, jullie telefoons” en
- vervolgens de telefoons van die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp af te pakken en
- door het creëren en in stand houden van een dreigende sfeer die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] te beletten de woning, gelegen aan [adres 2] , te verlaten;
Feit 2:
hij op 19 oktober 2022 in de woning gelegen aan [adres 3] te Haarlem tezamen en in vereniging met anderen een horloge en een Louis Vuitton tas, die aan [benadeelde partij 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich
wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader,
- voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een bivakmuts, althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan [adres 3] zijn gegaan en
- direct na het openen van de deur een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij 4] heeft gericht en tegen het lichaam van die [benadeelde partij 4] heeft gehouden en
- vervolgens met die [benadeelde partij 4] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar boven is gelopen naar de kamer van die [benadeelde partij 5] en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op het hoofd van die [benadeelde partij 5] en
- dreigend de woorden toe te voegen ‘geld geld, ik weet dat je 40.000 euro hebt’,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Feit 2: diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 270 dagen waarvan 191 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd voor de duur van twee jaren en met de door de jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De verdediging kan zich op zichzelf vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een wederrechtelijke vrijheidsberoving van drie bouwvakkers en het plegen van een diefstal met bedreiging met geweld in vereniging. Verdachte is samen met de mededader – voorzien van gezichtsbedekking en één op een vuurwapen gelijkend voorwerp – een woning binnengetreden waar drie nietsvermoedende bouwvakkers aan het werk waren en heeft hen samen met de mededader van hun vrijheid beroofd. Direct bij binnenkomst bleek dat verdachte en de medeverdachte de verkeerde woning waren binnengegaan. De bouwvakkers moesten vervolgens onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hun telefoons afstaan om te voorkomen dat zij de politie zouden bellen. De mededader heeft daarbij zelfs dit voorwerp doorgeladen en in de nek van een van de bouwvakkers geplaatst. Nadat de mededader deze woning verliet om naar de beoogde woning te gaan, is verdachte enige tijd bij de bouwvakkers gebleven, waardoor hij hen heeft belet de woning te verlaten. Uiteindelijk is verdachte weg gegaan uit deze woning omdat hij via de telefonische verbinding met zijn mededaders het gevoel kreeg dat hij nodig was in de naburige woning.
Deze gebeurtenis heeft een grote impact gehad op de bouwvakkers, met name op slachtoffer [benadeelde partij 2] , die een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn nek kreeg. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] blijkt dat [benadeelde partij 2] een dag na het voorval nog zeer geëmotioneerd overkwam [benadeelde partij 2] heeft uit angst voor de daders geen aangifte willen doen of een verklaring willen afleggen bij de politie.
Toen de mededader (nog altijd voorzien van een bivakmuts) aankwam bij de woning van [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] , heeft hij hetzelfde op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [benadeelde partij 4] gericht gehouden en haar gesommeerd hem naar haar zoon te brengen. Eenmaal aangekomen in de slaapkamer van [benadeelde partij 5] heeft de mededader “Geld! Geld!” geroepen met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand. De mededader heeft hierbij het wapen op het hoofd van [benadeelde partij 5] gericht en het wapen is (per ongeluk) afgegaan. Verdachte heeft geprobeerd deze woning ook binnen te gaan om zijn mededader te helpen. Alleen omdat [benadeelde partij 4] de deur snel dichtgooide, heeft zij dit weten te voorkomen. De mededader heeft uiteindelijk een horloge en een tas weggenomen uit de woning.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich met hun handelen schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. De slachtoffers hebben ongetwijfeld hevige gevoelens van angst moeten doorstaan en zullen wellicht nog lang de psychische gevolgen moeten dragen van de gebeurtenissen op 19 oktober 2022. De verdachte heeft toegegeven de feiten voornamelijk te hebben gepleegd vanwege financieel gewin en zich hierbij niet te hebben bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte aan en acht het zorgelijk dat verdachte dergelijke keuzes heeft gemaakt door geldzorgen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank ten nadele van verdachte in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 oktober 2023, waaruit blijkt dat verdachte al eerder voor een vermogens- en een geweldsdelict onherroepelijk tot een voorwaardelijke werkstraf is veroordeeld.
Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op:
- het psychologisch onderzoek Pro Justitia gedateerd 25 april 2023, opgesteld door [gz-psycholoog] , GZ-psycholoog. Uit dit onderzoek komt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer naar voren dat er ten tijde van het delict bij verdachte sprake was van een gedesorganiseerd hechtingspatroon met daarbij cannabisafhankelijkheid waardoor zijn gedragskeuzes en gedragingen zijn beïnvloed.
Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De kans op herhaling wordt onder de huidige omstandigheden door onderzoeker als matig ingeschat. Voor verdachte is (voortzetting van de) forensische GGZ-behandeling aangewezen. Het kader van een jeugdreclasseringsmaatregel met voorwaarden lijkt voldoende. Verdachte stelt zich meewerkend op.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank neemt de bevindingen uit dit rapport over en maakt deze tot de hare.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 24 juli 2023 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De Raad adviseert de rechtbank een deels voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan behandeling van De Waag, Fivoor of een soortgelijke instelling, inzetten voor het hebben en behouden van een zinvolle vrijetijdsbesteding, een contactverbod met medeverdachten en meewerken aan begeleiding van Novaa en zich houden aan de afspraken van Novaa.
Het algemeen recidiverisico en het dynamisch risicoprofiel wordt door de Raad ingeschat als hoog en verdachte heeft baat bij behandeling. De Raad verwacht dat zijn vaardigheden worden vergroot als er wordt gewerkt aan zijn psychische klachten. Het tenlastegelegde betreft een ‘high impact crime’: een werkstraf staat hiertoe niet in verhouding. De Raad benadrukt dat er een forensische behandeling moet worden ingezet om de kans op herhaling te verkleinen.
[vertegenwoordiger van de de Raad] heeft op de zitting bovenstaand advies van de Raad onderschreven en hieraan toegevoegd dat de Raad een fiks voorwaardelijk strafdeel passend vindt met daarbij alle door de jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarbij adviseert de Raad niet nog een werkstraf op te leggen omdat verdachte met al deze voorwaarden al een stevig pakket aan maatregelen heeft. De Raad kan zich vinden in het advies van de jeugdreclassering, maar adviseert de elektronische controle voor de duur van maximaal drie maanden en de avondklok in een half jaar tijd af te bouwen. De Raad acht het niet nodig om het drugsgebruik van verdachte te verbinden aan een bijzondere voorwaarde, omdat jongeren in het algemeen vaak pas toe zijn aan het loslaten van middelengebruik na het voltooien van behandeling. De Raad adviseert wel om de op te leggen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren vanwege de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico.
- de over verdachte uitgebrachte “evaluatie gezinsplan JR en strafadvies” gedateerd 28 november 2023 van [jeugdbeschermer] , als jeugdbeschermer verbonden aan Jeugdbescherming Regio Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering). Deze evaluatie houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De jeugdreclassering adviseert aan verdachte op te leggen een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en daarbij een deels voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan als bijzondere voorwaarden voorbonden, het meewerken aan jeugdreclasseringstoezicht, ambulante behandeling zoals vanuit Fivoor of een soortgelijke instelling, een traject voor begeleid wonen bij Seedz Zorg of een soortgelijke instelling, een hulpverlenings- of coachingstraject ter ondersteuning voor praktische en financiële zaken, als dit niet kan worden opgevangen door de instelling voor begeleid wonen of de behandelinstelling, dagbesteding, een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers, elektronische monitoring met als locatiegebod een locatie van Seedz Zorg of een soortgelijke instelling voor de maximale duur van zes maanden en meewerken aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden.
Verdachte heeft behandeling nodig om een zeker psychisch evenwicht te bewaren en psycho-educatie over hoe verdachte moet omgaan met zijn kwetsbaarheid is belangrijk. Terugvalpreventie zal ook onderdeel moeten uitmaken van de behandeling, zodat de forensische GGZ is aangewezen. Het is van belang dat de aanloop naar het tenlastegelegde met verdachte wordt doorgenomen zodat hem duidelijk wordt waarom de spanningen en druk bij hem oplopen en hoe hij daarmee moet om gaan. Het stilstaan bij keuzemogelijkheden is hierbij een aandachtspunt. Ter overweging wordt het inzetten van urinecontroles meegegeven, zoals door de zus van verdachte is geopperd. Verdachte functioneert ook naar eigen zeggen beter zonder cannabisgebruik. Hij kan zich dan beter focussen op zijn doelen en de kans op het behouden van werk en het naar school gaan wordt hierdoor vergroot. Aan de andere kant kunnen de negatieve effecten van gebruik niet goed worden ingeschat door de rapporteur: dit moet worden gewogen door verdachte in samenspraak met zijn behandelaar. Dit geldt ook voor eventuele gebruik van medicatie om de drukte in het hoofd van verdachte beter te kunnen hanteren.
[jeugdbeschermer] heeft voornoemd advies van de jeugdreclassering op de zitting onderschreven en hieraan toegevoegd dat op meerdere niveaus speelt dat verdachte graag zijn eigen problemen wil oplossen en pas als het te laat is aan de bel trekt en inzicht geeft in wat er speelt. Zijn financiën en het schoonhouden van zijn woning blijven punten van aandacht. Het is niet nodig om een bijzondere voorwaarde te formuleren die verband houdt met het blowgedrag van verdachte omdat dit al een belangrijk onderwerp van gesprek is en verdachte inmiddels ook meerderjarig is. Verdachte is bovendien open over dit onderwerp.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. Overeenkomstig het advies van psycholoog [gz-psycholoog] zal de rechtbank de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen. Duidelijk is dat verdachte veel heeft meegemaakt in zijn nog jonge leven en hierdoor te kampen heeft met bepaalde kwetsbaarheden.
Tot slot weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij openheid van zaken heeft gegeven over zijn aandeel in de gepleegde delicten. Ook tijdens de zitting heeft verdachte open over zijn rol heeft verklaard. Hiermee heeft hij laten zien verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Daarnaast heeft verdachte zich coöperatief opgesteld en goed meegewerkt met de jeugdreclassering en de andere betrokken instanties, ook gedurende zijn schorsing.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Deze eis is een stuk lager dan de oriëntatiepunten voor soortgelijke delicten voorschrijven. Zoals door de officier is aangegeven is daarbij sterk rekening gehouden met het feit dat verdachte op de goede weg is. Hij vindt steeds meer zijn plek bij Seedz Zorg, is gestart met behandeling bij Fivoor en is open over zijn middelengebruik. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte deze positieve lijn met behulp van de jeugdreclassering voortzet en zal daarom bepalen dat verdachte vooralsnog niet hoeft terug te keren naar de JJI.
De rechtbank zal – conform de eis van de officier van justitie en overeenkomstig het standpunt van de verdediging – beslissen dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 270 dagen met aftrek van het al uitgezeten voorarrest. De rechtbank bepaalt daarbij dat een gedeelte daarvan, te weten 191 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd (opnieuw) schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank noodzakelijk een meldplicht, meewerken aan ambulante behandeling zoals vanuit Fivoor of een soortgelijke instelling, meewerken aan een traject voor begeleid wonen bij Seedz Zorg of een soortgelijke instelling, meewerken aan een hulpverlenings- of coachingstraject ter ondersteuning voor praktische en financiële zaken als dit niet kan worden opgevangen door de instelling voor begeleid wonen of de behandelinstelling, meewerken aan dagbesteding, een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers, een locatiegebod op een locatie van Seedz Zorg of een soortgelijke instelling voor de maximale duur van zes maanden en meewerken aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden, waarbij elektronische controle wordt gekoppeld aan voornoemd locatiegebod en voornoemde avondklok voor de duur van maximaal drie maanden. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Verdachte heeft zich met zijn handelen schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] . Gelet op het door de Raad vastgestelde hoge recidiverisico bij verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoeding

7.1.
[benadeelde partij 5]
De benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.636,10 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit 2 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit kosten voor diagnostiek door een klinisch (neuro)psycholoog, kosten voor behandeling en smartengeld.
7.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering. De officier van justitie geeft daarbij als opties mee om enerzijds de vordering hoofdelijk toe te wijzen of, anderzijds, de vordering voor een gedeelte toe te wijzen, waarbij het aandeel per (mede)verdachte in de vorm van een percentage wordt vastgesteld met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie stelt daarbij een verdeling voor die inhoudt dat verdachte 25% van de vordering zou moeten betalen, medeverdachte [medeverdachte 1] 50% en medeverdachte [medeverdachte 2] de overige 25%. In het geval van verdachte dient de vordering dan voor de overige 75% niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de immateriële schade, omdat niet is voldaan aan de gebruikelijke civielrechtelijke procedures bij de indiening van de vordering en omdat de vordering niet zodanig eenvoudig van aard is dat de rechtbank daarover een weloverwogen beslissing kan nemen. Ook de gevorderde materiële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege onvoldoende onderbouwing. Indien de rechtbank komt tot toewijzing van enige immateriële schade, dan verzoekt de verdediging het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen op basis van de aangedragen jurisprudentie.
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële kosten niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Vanwege het late moment van indiening van de vordering en de gebrekkige onderbouwing is het de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden in hoeverre de gevorderde materiële schadeposten al vergoed zijn door de zorgverzekering van de benadeelde partij en zo niet, waarom de zorgverzekering deze schade niet zou vergoeden. Het nader begroten of schatten van de nog niet vergoede kosten rondom de diagnostiek en behandeling van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Vergoeding van immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op wat is besproken op de zitting. De rechtbank ziet in de door de verdediging aangedragen jurisprudentie en gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend wel aanleiding om de gevorderde immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 2.000,-.
Daarbij zal de rechtbank – conform het voorstel van de officier van justitie – bepalen dat dit bedrag niet hoofdelijk wordt toegewezen maar in een percentage.. De rechtbank acht verdachte voor een percentage van 25% verantwoordelijk voor het veroorzaken van de immateriële schade van de benadeelde partij.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 primair bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
[benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder feit 2 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit smartengeld.
7.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering. De officier van justitie geeft daarbij als opties mee om enerzijds de vordering hoofdelijk toe te wijzen of, anderzijds, de vordering voor een gedeelte toe te wijzen, waarbij het aandeel per (mede)verdachte in de vorm van een percentage wordt vastgesteld met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie stelt daarbij een verdeling voor die inhoudt dat verdachte 25% van de vordering zou moeten betalen, medeverdachte [medeverdachte 1] 50% en medeverdachte [medeverdachte 2] de overige 25%. In het geval van verdachte dient de vordering dan voor de overige 75% niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat niet is voldaan aan de gebruikelijke civielrechtelijke procedures bij de indiening van de vordering en omdat de vordering niet zodanig eenvoudig van aard is dat de rechtbank daarover een weloverwogen beslissing kan nemen. Indien de rechtbank komt tot toewijzing van enig bedrag, dan verzoekt de verdediging het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen op basis van de aangedragen jurisprudentie.
7.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op het verhandelde ter zitting. De rechtbank ziet in de door de verdediging aangedragen jurisprudentie en gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend aanleiding om de gevorderde immateriële schade te matigen en toe te wijzen tot een bedrag van € 2.000,-.
Daarbij zal de rechtbank – conform het voorstel van de officier van justitie – bepalen dat dit bedrag niet hoofdelijk zal worden toegewezen maar voor een percentage. De rechtbank acht verdachte voor een percentage van 25% verantwoordelijk voor het veroorzaken van de immateriële schade van de benadeelde partij.
De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen tot een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 primair bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 22 april 2022 in de zaak met parketnummer 10/007480-22 heeft de kinderrechter te Rotterdam verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 32 uur, met aftrek van het voorarrest. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 11 mei 2022 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 7 mei 2022 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer wordt gelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering kan worden toegewezen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
270 (tweehonderdzeventig) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
191 (honderdeenennegentig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich meldt bij Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, zo frequent en zo lang als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde meewerkt aan ambulante behandeling vanuit een forensische instelling zoals Fivoor of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich aan de huisregels en de aanwijzingen houdt die deze instelling voor de behandeling geeft;
  • de veroordeelde meewerkt aan een traject voor begeleid wonen bij Seedz Zorg of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich aan de huisregels en het dagprogramma houdt zoals door de instelling is opgesteld;
  • de veroordeelde meewerkt aan een hulpverleningstraject of coachingstraject ter ondersteuning voor praktische en financiële zaken indien dit niet kan worden opgevangen door de ambulante behandeling vanuit een forensische instelling of het traject voor begeleid wonen, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de hulpverlener geeft voor deze ondersteuning;
  • de veroordeelde meewerkt aan het vinden en behouden van een dagbesteding in de vorm van werk en/of school of stage en sport of een andere controleerbare vorm van vrijetijdsbesteding;
  • de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met de volgende personen, waarbij de politie toezicht houdt op de naleving van dit contactverbod:
o [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
o [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
o [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
o [benadeelde partij 5] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
o [benadeelde partij 4] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
o [benadeelde partij 6] , geboren op [geboortedatum] ;
o [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] ;
o [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum] ;
o [benadeelde partij 2] , geboortegegevens onbekend;
  • de veroordeelde meewerkt aan een locatiegebod bij een locatie van Seedz Zorg of een soortgelijke instelling (vooralsnog op het adres [verblijfplaats] ) voor de maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde meewerkt aan een avondklok, verbonden aan een locatie van Seedz Zorg of een soortgelijke instelling, (vooralsnog op het adres [verblijfplaats] ) voor de maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht en waarbij als vertrekpunt de volgende tijdstippen gelden die door de jeugdreclassering kunnen worden gewijzigd:
o op maandag tot en met woensdag vanaf 19.00 uur tot 05.00 uur;
o op donderdag vanaf 21.30 uur tot 05.00 uur;
o op vrijdag en zaterdag vanaf 21.30 uur tot 07.00 uur;
o op zondag vanaf 19.00 uur tot 05.00 uur;
- waarbij elektronisch toezicht wordt verbonden aan voornoemd locatiegebod en voornoemde avondklok voor de duur van maximaal drie maanden, of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht in overleg met de officier van justitie.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te [adres 4]
, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de opgelegde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 5] geleden schade tot een bedrag van
€ 500,-(vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag van 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening aan [benadeelde partij 5] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 500,-(vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 4] geleden schade tot een bedrag van
€ 500,-(vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag van 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening aan [benadeelde partij 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 500,-(vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/007480-22 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf voor de duur van
32 uur, subsidiair 16 dagen jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Rotterdam op 22 april 2022.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. N. Cuvelier, tevens kinderrechter, en mr. E.K.A. van den Bos, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C. Sinnige,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2023.
mr. Van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.