ECLI:NL:RBNHO:2023:13410

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
23/2719
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de korting op het AOW-pensioen van eiser vanwege verblijf in het buitenland en de duurzame band met Nederland

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de korting van 8% op zijn AOW-pensioen beoordeeld. Eiser, geboren in Paramaribo, heeft in zijn jeugd met zijn ouders in Nederland gewoond, maar is daarna teruggekeerd naar Suriname. De korting is toegepast omdat verweerder van mening is dat eiser geen duurzame en persoonlijke band met Nederland had tijdens zijn verblijf in Suriname. Eiser betoogt dat hij al sinds 1965 een band met Nederland heeft en dat deze niet verbroken is. De rechtbank oordeelt echter dat de band met Nederland verbroken was toen eiser terugkeerde naar Suriname en dat er onvoldoende bewijs is dat er bij zijn terugkeer naar Nederland in 1975 direct weer sprake was van een duurzame band. De rechtbank concludeert dat de verzekering voor de AOW is aangevangen vanaf 13 augustus 1976, wat leidt tot de korting van 8% op het AOW-pensioen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigt de beslissing van verweerder om de korting toe te passen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2719

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.S.G. Lie),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. C.A. van der Vlist).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing om zijn AOW-pensioen met 8% te korten.
1.1.
Verweerder bij besluit van 19 mei 2022 bepaald dat eiser met ingang 12 juni 2022 een AOW-pensioen ontvangt ter hoogte van 84% van een volledig AOW-pensioen. In het bestreden besluit van 8 februari 2023 op het bezwaar van eiser heeft verweerder beslist dat eiser met ingang van 12 juni 2022 92% van het volledige AOW-pensioen krijgt.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Verweerder heeft eiser met ingang van 12 juni 2022 een AOW-pensioen toegekend. In het primaire besluit is op het maximale AOW-pensioen een korting toegepast van 16%. Daarbij is de SVB ervanuit gegaan dat eiser in de periode van 12 juni 1972 tot en met 21 januari 1981 niet werkte in Nederland en evenmin een duurzame en persoonlijke band had met Nederland. Eiser heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt.
2.2.
In haar beslissing op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard en aan eiser 92% van het volledige AOW-pensioen toegekend. Verweerder is ervan uitgegaan dat eiser op 13 augustus 1975 naar Nederland is verhuisd. Hij heeft vanaf het collegejaar 1975/1976 in Zwolle een studie aan de HTS gevolgd. Van 14 september 1980 tot en met 20 januari 1981 heeft eiser een stage gevolgd in Suriname bij de Suriname Aluminium Company. Vanaf 21 januari 1981 was eiser weer terug in Nederland. Verweerder heeft aangenomen dat eiser vanaf een jaar na zijn verhuizing naar Nederland alsnog een duurzame persoonlijke band met Nederland heeft gekregen, zodat eiser van 13 augustus 1976 tot 14 september 1980 (het begin van zijn buitenlandse stage) alsnog verzekerd is geweest voor de AOW, alsmede na 21 januari 1981 (einde buitenlandstage). Dit leidt tot een korting van (afgerond) vier jaren, ofwel 8%. Tegen deze beslissing richt zich het beroep van eiser.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht een korting van 8% heeft toegepast op het AOW-pensioen van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
standpunten eiser
5. Eiser stelt dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat hij slechts voor de studie naar Nederland is gekomen en dat verweerder nalaat dit verder te onderbouwen. Verweerder gaat voorbij aan het feit dat er voor eiser meer redenen waren om naar Nederland te komen. Hij kende Nederland goed en heeft in de periode van 1 oktober 1965 tot en met 27 augustus 1967 met zijn ouders in Nederland gewoond, waar ook zijn oom en grootouders woonden. Hij zat toen in Nederland op de lagere school en was op het Nederlandse paspoort van zijn moeder bijgeschreven. Eiser heeft dus al sinds oktober 1965 een speciale en duurzame band met Nederland. De stelling van verweerder dat er bij aankomst in Nederland in augustus 1975 nog geen sprake was van een persoonlijke en duurzame band met Nederland en dat deze nog geleidelijk moest worden opgebouwd is dus volgens eiser onjuist. Het was juist die band met Nederland die eiser deed beslissen om zijn studie in Nederland te volgen. Door zijn band met Nederland zou het ook niet hebben uitgemaakt als eiser zijn studie destijds niet af zou hebben gemaakt. Ook dan zou eiser waarschijnlijk in Nederland zijn gebleven. Hij huurde vanaf aankomst in Nederland voor zijn studie een kamer en ontving Nederlandse studiefinanciering. Hij heeft buiten Nederland geen woning of bezittingen aangehouden.
Op het formulier ‘Onderzoek verzekering in Nederland’ van 4 mei 2022 heeft eiser de vraag of hij bij vertrek uit het buitenland wist hoe lang hij in Nederland wilde blijven niet met “ja” beantwoord, omdat hij er destijds juist niet vanuit was gegaan dat hij tijdelijk in Nederland zou verblijven. Daarbij heeft hij ook eerlijk aangegeven dat hij destijds nog niet wist hoe zijn toekomst eruit zou zien omdat niemand op zo’n jonge leeftijd dat weet. Eiser heeft meerdere jeugdvrienden die in dezelfde situatie verkeerden en destijds ook met een Nederlands paspoort naar Nederland zijn afgereisd en deze vrienden zijn geen van allen gekort op hun AOW in verband met het eerst moeten opbouwen van een persoonlijke en duurzame band met Nederland.
standpunten verweerder
6. Verweerder stelt dat gezien de feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bekeken, er in de situatie van eiser niet meteen sprake is geweest van een duurzame band met Nederland. Eiser is voor studie naar Nederland gekomen en in een dergelijke situatie is het niet direct duidelijk dat het verblijf ook daadwerkelijk langdurig zal zijn. Niet is van begin af aan duidelijk dat een studie ook daadwerkelijk zal worden afgerond. Dat laatste wordt al waarschijnlijker indien het eerste studiejaar succesvol is afgerond. Verweerder heeft hierbij niet alleen in aanmerking genomen dat eiser op het formulier ‘Onderzoek verzekering in Nederland’ heeft ingevuld dat hij naar Nederland is gekomen om een studie te gaan volgen, maar ook dat hij op dit formulier heeft ingevuld dat hij op dat moment nog niet wist voor hoe lang hij in Nederland zou blijven. Verweerder wijst erop dat eiser als kind (bijna) 2 jaar in Nederland heeft gewoond, maar dat hij daarna voor langer dan 3 jaar naar Suriname is teruggekeerd. Er was daarom op het moment dat eiser naar Nederland kwam geen sprake van een duurzame en persoonlijke band met Nederland. In een situatie waarin de vestiging in Nederland geen definitief karakter heeft, geldt wel dat het waarschijnlijk is dat de band met Nederland sterker wordt naarmate de betrokkene langer in Nederland verblijft. Verweerder heeft dit ook in het geval van eiser aangenomen. Naar aanleiding van het beroepschrift heeft verweerder geconcludeerd dat de band met Nederland tijdens eisers stageperiode in Suriname niet is verbroken. Dit maakt echter geen verschil voor de onverzekerde periode, deze blijft 4 jaar. Verweerder heeft conform haar gebruikelijke beleid geoordeeld dat er na afloop van het eerste (studie-)jaar van eiser een duurzame band met Nederland is ontstaan, omdat toen aannemelijk was dat eiser hier zijn studie in Nederland zou afmaken en dat hij in Nederland wilde blijven wonen.

oordeel rechtbank

7.1.
Als uitgangspunt geldt dat in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de AOW is bepaald dat verzekerd krachtens die wet degene is die ingezetene is. Ingevolge artikel 2 van de AOW is ingezetene in de zin van die wet degene die in Nederland woont. Waar iemand woont wordt op grond van artikel 3, eerste lid, van de AOW naar de omstandigheden beoordeeld. Bij de beoordeling naar de omstandigheden van ingezetenschap komt het erop aan of deze van dien aard zijn, dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Nederland. Hierbij worden alle feiten en omstandigheden meegewogen die wat kunnen zeggen over de band met Nederland in onderlinge samenhang. In een situatie waarin de vestiging in Nederland geen definitief karakter heeft, geldt dat naarmate de betrokkene langer in Nederland verblijft, het waarschijnlijk is dat de band met Nederland steeds sterker wordt.
7.2.
Met betrekking tot eiser is het volgende gebleken. Eiser is op [datum] 1955 in Paramaribo geboren. Hij is ingeschreven in de Nederlandse bevolkingsregisters (in de gemeente Nunspeet) op 26 augustus 1975. Hij is uitgeschreven uit het bevolkingsregister (van de gemeente Zwolle) op 19 september 1980, naar Suriname. Eiser is weer ingeschreven op 28 januari 1981 (in de gemeente Zwolle). Eiser heeft een inschrijving in het Schakelregister (hierin staan migratiegegevens van Nederland van voor 1 oktober 1994) vanaf 13 augustus 1975 tot 14 september 1980 en vanaf 21 januari 1981. Eiser had steeds uitsluitend de Nederlandse nationaliteit.
7.3.
De rechtbank volgt eiser niet in het betoog dat de periode waarin hij met zijn ouders in zijn jeugd, vanaf 1965, gedurende bijna twee jaar in Nederland heeft gewoond, meegeteld moet worden. Weliswaar kan worden aangenomen dat er vanaf dat moment een duurzame en persoonlijke band met Nederland is ontstaan, maar deze band is verbroken toen eiser terugverhuisde naar Suriname en daar vervolgens tot 1975 is gebleven. In hetgeen namens eiser naar voren is gebracht ziet de rechtbank geen concrete aanwijzingen om aan te nemen dat er direct (weer) sprake was van een duurzame en persoonlijke band toen eiser in 1975 naar Nederland kwam. Daarvoor is onvoldoende dat zijn familie, waaronder zijn grootouders, in Nederland woonden en dat hij die regelmatig bezocht. Evenmin kan de bedoeling van eiser bij aanvang van zijn studie om ten minste vijf jaren in Nederland te blijven, leiden tot het aannemen van het bestaan van een duurzame en persoonlijke band bij aankomst in Nederland. Dat betekent dat de verzekering van eiser voor de AOW is aangevangen vanaf 13 augustus 1976. Dit is een periode van (afgerond) 4 jaren. Op het AOW-pensioen van eiser leidt dat tot een korting toegepast van 4 x 2% = 8%.
7.4.
Van schending van het gelijkheidsbeginsel is geen sprake. Daarvoor is de enkele stelling van eiser dat bij vrienden van hem uit Suriname in vergelijkbare gevallen geen korting op hun AOW-uitkering toegepast hebben gekregen onvoldoende. Dat sprake is van gelijke omstandigheden is niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit waarin een korting van 8% is toegepast op het AOW-pensioen van eiser in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van
mr. K. Hoogkamer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.