ECLI:NL:RBNHO:2023:13387

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
15/044882-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in drugslaboratoriumzaak met amfetamine en witwassen

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de productie van amfetamine. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de productie van amfetamine, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij zelf producerende handelingen had verricht. Wel werden twee van de drie verdachten veroordeeld voor voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine, waaronder het verhuren van een loods. Daarnaast werden zij veroordeeld voor het voorhanden hebben van amfetamineolie en werd een van de verdachten veroordeeld voor witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de loods werd gebruikt voor de productie van synthetische drugs, maar kon niet vaststellen dat hij zelf betrokken was bij de productie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een lagere straf dan oorspronkelijk gevorderd door de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/044882-20 (P)
Uitspraakdatum: 22 december 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 november 2023 en 28 november 2023 (gesloten op 12 december 2023) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.W.A. Dekens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij, kort gezegd, in de periode van 8 januari 2020 tot en met 4 februari 2020 in Anna Paulowna en Badhoevedorp, samen met anderen, opzettelijk amfetamine heeft vervaardigd (feit 1), hij in diezelfde periode in Anna Paulowna en Badhoevedorp opzettelijk, met anderen , voorbereidingen heeft getroffen ten behoeve van de productie van amfetamine (feit 2) en dat hij, met anderen, op 4 februari 2020 te Anna Paulowna en Badhoevedorp opzettelijk amfetamineolie aanwezig heeft gehad (feit 3). Verder wordt de verdachte verweten dat hij tezamen en in vereniging in de periode van 21 juli 2016 tot en met 14 december 2020 in Nederland en Spanje meerdere voorwerpen heeft witgewassen en dat hij hiervan tevens een gewoonte heeft gemaakt (feit 4).
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten3.1 Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie eveneens tot de bewezenverklaring gerekwireerd, met uitzondering van de in de tenlastelegging opgenomen horloges.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, 2 en 3 (gedeeltelijk). De verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij het drugslaboratorium dat aan de [adres 2] in Anna Paulowna is aangetroffen. Hij heeft alleen een huurder voor de loods aangedragen bij zijn vader, en medeverdachte, [medeverdachte 2] De loods is met ingang van januari 2020 verhuurd voor opslag. De verdachte wist niet en had ook niet moeten weten, dat in deze loods een drugslaboratorium en amfetamineolie aanwezig was. De verdachte is in de maanden november 2019 tot en met februari 2020 weinig in Anna Paulowna geweest. De verdachte had ook geen wetenschap van de aangetroffen amfetamineolie in Badhoevedorp, maar deze is wel in de bij zijn woning behorende garage aangetroffen. Daarom is de raadsvrouw van mening dat de rechtbank mogelijk wel via de weg van voorwaardelijk opzet, tot een gedeeltelijke bewezenverklaring van feit 3 zou kunnen komen.
Verder heeft de verdediging bepleit dat het dossier geen bewijsmiddel bevat waaruit blijkt dat het drugslaboratorium al voor 4 februari 2020 aanwezig was aan de [adres 2] . Ook de verbalisanten, die op 22 januari 2020 anderhalf uur aanwezig zijn geweest op het perceel aan de [adres 2] , hebben niets bijzonders geroken of waargenomen. Uitsluitend zou dan ook bewezen kunnen worden verklaard dat het drugslaboratorium aanwezig was op 4 februari 2020. Subsidiair heeft de verdediging zich daarom op het standpunt gesteld dat een eventuele bewezenverklaring moet worden beperkt tot 4 februari 2020.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging eveneens betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan witwassen. Hij heeft telkens een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld. Het Openbaar Ministerie heeft nagelaten hier nader onderzoek naar te doen en dit moet voor rekening komen van het Openbaar Ministerie. Tevens is er ten aanzien van de appartementen in Spanje sprake van een dubbeltelling, waardoor – indien bewezen - het witgewassen bedrag vele malen lager uitvalt.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Inleiding ten aanzien van feit 1, 2 en 3De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 februari 2020 heeft de politie invallen gedaan in de panden gelegen aan de [adres 3] in Badhoevedorp en in de panden gelegen aan de [adres 4] in Anna Paulowna. De broers [medeverdachte 1] (medeverdachte) en [medeverdachte 2] (medeverdachte) zijn gezamenlijk eigenaar van het perceel en de panden op [adres 4] . Het gaat om een woonhuis op [adres 5] en een boerderij met aanpalende loods op [adres 2] . De medeverdachten zijn ook gezamenlijk eigenaar van de panden gelegen aan de [adres 6] [medeverdachte 1] is eigenaar van de woning aan de [adres 7] en heeft daar zijn woonadres. [medeverdachte 2] is eigenaar van de woning aan de [adres 1] en de bijbehorende garage. Hij woont daar samen met zijn zoon [verdachte] (verdachte).
Bij de doorzoekingen werden in de boerderij en de aanpalende loods aan de [adres 2] een laboratorium en diverse chemicaliën aangetroffen voor de productie van amfetamine. Het laboratorium was verspreid over drie verschillende ruimtes: de loods, een zeecontainer die tegen de loods aan was geplaatst, en de bovenverdieping van het woonhuis. Vanuit de loods was een doorgang gecreëerd naar de zeecontainer. In de verschillende ruimtes werden verschillende deelprocessen uitgevoerd ten behoeve van de productie van amfetamine. Tevens werd in de loods 510 liter ruwe amfetamineolie aangetroffen. Bij de doorzoeking van de panden aan de [adres 9] in Badhoevedorp is in de garage bij de woning van [adres 1] een hoeveelheid van 25 liter amfetamineolie aangetroffen.
De verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt 1) aan de productie van amfetamine, 2) aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en 3) aan het voorhanden hebben van amfetamine.
Bij de beantwoording van de bewijsvragen gaat de rechtbank uit van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden.
4.2
Oordeel van de rechtbank
4.2.1
Vrijspraak feit 1
De verdachte wordt onder feit 1 het verwijt gemaakt dat hij als medepleger betrokkenheid heeft gehad bij het produceren van amfetamine aan de [adres 2] . Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Hoewel de rechtbank - zoals hierna onder 4.3.1 is toegelicht - ervan uitgaat dat de verdachte wist dat er in de boerderij met aanpalende loods aan de [adres 2] amfetamine werd geproduceerd, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte zelf daadwerkelijk handelingen heeft verricht bij het produceren van de amfetamine waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij een essentiële bijdrage heeft geleverd aan het vervaardigen van amfetamine. Dit maakt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegd.
4.2.2
Partiële vrijspraak feit 3
De verdachte wordt onder feit 3 onder meer het verwijt gemaakt dat hij 510 liter amfetamineolie voorhanden heeft gehad. De 510 liter amfetamineolie is aangetroffen in de loods aan de [adres 2] . De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte wist dat er in de loods amfetamine werd geproduceerd, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte ook wist dat er in de loods 510 liter amfetamineolie aanwezig was, of dat hij de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. Dit maakt dat de verdachte ten aanzien van het opzettelijk voorhanden hebben van 510 liter amfetamineolie moet worden vrijgesproken.
4.2.3
Partiële vrijspraak feit 4
Horloges
Nu uit het dossier niets blijkt van de herkomst van de horloges of nader onderzoek hiernaar, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het witwassen van horloges.
Ford Mustang met kenteken [kenteken 1]
Het vermoeden van witwassen van de auto lijkt voornamelijk te zijn gestaafd op het ontbreken van enige controleerbare transactie ten aanzien van de aankoop van deze auto. De verdachte heeft verklaard dat de Ford Mustang weliswaar op zijn naam staat, maar hij zou de auto niet zelf hebben aangekocht en hij zou hier dan ook geen eigenaar van zijn. De verdachte heeft de auto voor zijn oom, [betrokkene 1] , op zijn naam staan, omdat zijn oom geen kenteken op naam kan hebben. De oom van de verdachte heeft de auto betaald en de verdachte heeft de invoer van de auto vanuit Duitsland geregeld.
Naar aanleiding van de verklaring van de verdachte is de oom van de verdachte, [betrokkene 1] , gehoord als getuige. Tijdens dit verhoor bevestigde [betrokkene 1] de gang van zaken als geschetst door de verdachte en verklaarde hij expliciet dat de Ford Mustang door hem is aangekocht.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de Ford Mustang weliswaar in gebruik is bij de verdachte, maar niet is aangekocht met enig vermogen van de verdachte. Nu de auto niet is aangekocht met geld van de verdachte, kan de verdachte niet degene zijn die met de aankoop van deze auto geld heeft witgewassen. Dit maakt dat de verdachte voor dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Appartement te Spanje (Torremolinos ), [adres 10]
Aan de verdachte is het witwassen van een vijftal appartementen ten laste gelegd. Het witwasvermoeden is voornamelijk gestaafd met het gegeven dat de verdachte deze appartementen heeft aangekocht met grote hoeveelheden contant geld, hetgeen niet passend zou zijn bij zijn inkomen.
Uit het dossier blijkt dat het appartement dat is aangekocht in 2019, hypotheekvrij is aangeschaft voor een bedrag van € 92.000,-. De verdachte heeft € 82.000,- geleend van [betrokkene 2] , ten behoeve van de financiering van dit appartement. De resterende € 10.000,- heeft hij naar eigen zeggen gefinancierd met geld wat nog op zijn Spaanse bankrekening stond. Verder blijkt uit het dossier dat dit appartement zonder contant geld is aangekocht.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek naar de financiering van dit appartement wellicht een vermoeden van witwassen kan rechtvaardigen. Echter, de verdachte heeft voor de financiering van dit appartement een niet op voorhand hoogstwaarschijnlijke verklaring gegeven, die bovendien enige steun vindt in het dossier. Naar aanleiding van deze verklaring is door het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek gedaan naar de Spaanse bankrekening van de verdachte. Dit brengt met zich dat de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid kan vaststellen dat het geld waarmee dit appartement is gefinancierd geen legale herkomst heeft en dat daarom een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Dit maakt dat de verdachte voor dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
4.3
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.1
Bewijsmotivering feit 2
Voorbereidingshandelingen
De vader en oom van de verdachte zijn samen eigenaar van de boerderij en aanpalende loods aan de [adres 2] te Anna Paulowna, gelegen in een dun bevolkte streek in het buitengebied van Noord-Holland. De rechtbank stelt voorop dat het inmiddels een feit van algemene bekendheid is dat schuren en loodsen in het buitengebied regelmatig worden gebruikt door criminelen om daar synthetische drugs in te produceren.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij regelmatig op het perceel aan de [adres 11] kwam. Verder is in de loods aan de [adres 2] een Ford Mustang aangetroffen die in gebruik was bij de verdachte. De verdachte heeft zijn vader, tevens medeverdachte, [medeverdachte 2] een huurder voor de loods aan de [adres 2] voorgedragen. Deze huurder zou de loods vanaf eind december 2019, begin januari 2020 in gebruik hebben genomen, voor de opslag van goederen. De verdachte heeft deze huurder aan zijn vader voorgesteld en voorzien van de sleutels van de loods. Op vragen van de politie over deze huurder heeft de verdachte niets willen verklaren.
De rechtbank acht verder een aantal contacten van de verdachte van belang. Uit het dossier blijkt namelijk dat [betrokkene 3] in het criminele circuit wordt aangeduid als “meesterkok”. Hij zou veel kennis hebben van het produceren van synthetische drugs en zich bezighouden met de grootschalige productie daarvan. Uit een ander onderzoek (onderzoek Spree) is gebleken dat [betrokkene 3] gebruik maakt van het encro-chataccount “ [encrochat account 1] ”. De encro-chatgesprekken uit onderzoek Spree zijn gedeeld met het onderhavige onderzoek. In de chatgesprekken wordt door [betrokkene 3] onder andere gesproken over vaten, grondstoffen voor de productie van amfetamine (formamide), het hok in het noorden, en een inval in Badhoevedorp. De rechtbank stelt vast dat [betrokkene 3] zich kennelijk inlaat met druggerelateerde zaken.
Verder blijkt uit de encro-chatgesprekken dat [betrokkene 3] op 31 maart 2020 contact heeft met het account “ [encrochat account 2] ”. [betrokkene 3] vraagt [encrochat account 2] of hij nog iets heeft gehoord van de wouten, waarop [encrochat account 2] zegt dat ze 26 maart moesten voorkomen, dat zijn oom was gegaan omdat er een zelfde advocaat was, maar dat zij nog steeds buiten lopen. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden verzocht om op 26 maart 2020 te verschijnen voor verhoor. Later bleek dat [medeverdachte 1] wel op 26 maart kon worden verhoord, maar [medeverdachte 2] niet, omdat van dezelfde advocaat bijstand werd verlangd. Beide broers waren destijds niet aangehouden. Verder benoemt [encrochat account 2] dat zijn oom wel naar het verhoor zou gaan en hij hier zijn oom naar zal vragen. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het encro-chataccount [encrochat account 2] , in gebruik was bij de verdachte en dat de verdachte tevens middels dit account in contact stond met [betrokkene 3] . De rechtbank concludeert dat de verdachte en [betrokkene 3] bekenden van elkaar zijn.
De rechtbank wordt in dit oordeel gesterkt door het feit dat [betrokkene 3] op 13 september 2019 wordt waargenomen in een Mercedes met het Spaanse kenteken [kenteken 2] . Deze auto staat op naam van de verdachte. De rechtbank acht het contact tussen [betrokkene 3] en de verdachte van belang, omdat [betrokkene 3] op 3 februari 2020 wordt gezien terwijl hij het perceel aan de [adres 11] oprijdt. Op dat moment maakte hij gebruik van een ander voertuig, met kenteken [kenteken 3] , dat eveneens op naam van de verdachte staat. Opvallend is dat in dit voertuig een geheime bergplaats is aangetroffen. Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat [betrokkene 3] betrokken is bij het laboratorium in de loods aan de [adres 2] , dat hij contact onderhoudt met de verdachte en tevens gebruik maakt van een voertuig, met verborgen ruimte, dat op naam van de verdachte staat.
Naast [betrokkene 3] acht de rechtbank verder het contact tussen de verdachte en [betrokkene 4] van belang. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat [betrokkene 4] een vriend van hem is. Uit het dossier blijkt dat de verdachte en [betrokkene 4] telefonische contacten onderhielden in de ten laste gelegde periode. De rechtbank acht dit contact van belang, omdat in het drugslaboratorium in de loods aan de [adres 11] een sigarettenpeuk met DNA van [betrokkene 4] is aangetroffen.
Gelet op al deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wist dat de door hem aangedragen huurder de loods zou gaan gebruiken voor de productie van synthetische drugs. De verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest bij dit feit door de huurder in contact te brengen met zijn vader en daardoor heeft hij een of meer anderen opzettelijk de gelegenheid en middelen verschaft tot het plegen van genoemd feit door hun daartoe de benodigde ruimtes ter beschikking te (blijven) stellen.
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De rechtbank heeft met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte vastgesteld dat hij de huurders heeft voorgesteld aan zijn vader, de eigenaar van de loods. Tevens heeft de verdachte de huurders voorzien van de sleutels van de loods. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn vader. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Pleegperiode
De vader van de verdachte heeft verklaard dat de loods vanaf eind 2019 of begin januari 2020 is verhuurd, dus in ieder geval in de ten laste gelegde periode. Gelet hierop acht de rechtbank de pleegperiode van 8 januari 2020 tot en met 4 februari 2020 wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
Uit de weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte zich, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het vervaardigen van amfetamine. Nu de door de raadsvrouw gevoerde bewijsverweren zien op de verklaringen van buurtbewoners en deze verklaringen niet voor het bewijs worden gebezigd, behoeven die verweren geen verdere bespreking.
4.3.2
Bewijsmotivering feit 3
In de garage bij de woning aan de [adres 8] te Badhoevedorp is 25 liter amfetamineolie aangetroffen. De verdachte woonde samen met zijn vader in deze woning en zij maakten gebruik van de garage, zodat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat de verdachte heeft geweten van de 25 liter amfetamineolie die zich in de garage in Badhoevedorp bevond. Dit betekent dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van 25 liter amfetamineolie.
Nu de verdachte en de medeverdachte tezamen wetenschap hadden van de amfetamineolie in de garage en de amfetamineolie zich in hun gezamenlijke machtssfeer bevond, acht de rechtbank ook het medeplegen van dit feit bewezen.
4.3.3
Bewijsmotivering feit 4
Juridisch kader
De rechtbank stelt vast dat er in deze zaak geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen enerzijds de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen en anderzijds een bepaald concreet misdrijf (gronddelict). Het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ kan bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank beoordeelt dit aan de hand van het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen in de rechtspraak is ontwikkeld.
De rechtbank doorloopt daarbij de volgende stappen. Indien de feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geldbedrag. Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Het vermoeden van witwassen
Op grond van de inhoud van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte over een grote hoeveelheid contant geld heeft beschikt. Uit het dossier blijkt dat de verdachte beschikte over privérekeningen en bedrijfsrekeningen. Van deze rekeningen is gedurende de tenlastegelegde periode € 13.596,98 aan contant geld opgenomen. Tevens is er in totaal een bedrag van € 37.347,68 aan contant geld gestort. Daarnaast zijn er door de verdachte luxe goederen aangekocht, als appartementen in Spanje, auto’s, een jetski en computerapparatuur. Deze goederen zijn telkens (deels) met contant geld gefinancierd. Verder is de verbouwing van het pand aan de [adres 12] te Badhoevedorp (deels) gefinancierd met contant geld.
Uit onderzoek naar de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van de verdachte blijkt dat hij tussen 2016 en 2018 een wisselend (netto) inkomen uit loondienst van zijn eigen onderneming heeft gehad. De bedragen variëren tussen € 10.472,00 tot € 31.328,00 per jaar.
Over het jaar 2019 zijn bij de Belastingdienst geen looninkomsten bekend. Uit de resultatenrekening van de onderneming van de verdachte, [bedrijf] , blijkt dat de onderneming verlies lijdt.
De rechtbank stelt vast dat de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van de verdachte, de contante stortingen en de aankoop van de luxe goederen niet kunnen verklaren. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat die stortingen en goederen van enig misdrijf afkomstig zijn.
Verklaring verdachte ten aanzien van de Mercedes
Door de verdachte is verklaard dat de Mercedes met kenteken [kenteken 2] weliswaar op zijn naam staat, maar dat de auto eigendom is van en aangekocht is door zijn vader. De auto staat op de naam van de verdachte, omdat hij over een Spaanse bankrekening beschikte en het overschrijven dan makkelijker gaat. De auto zou zijn gefinancierd met geld dat de verkoop van een Mercedes E had opgebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte hiermee een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat het geld niet van misdrijf afkomstig is. Het lag dus op de weg van de officier van justitie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde herkomst van het geldbedrag. Dat onderzoek is uitgevoerd.
Onderzoek naar verklaring
In het kader van het onderzoek is de verkoper van de Mercedes, [betrokkene 5] , op 14 december 2021 gehoord als getuige. Hij heeft verklaard dat hij de Mercedes heeft verkocht aan [verdachte] . Hij weet de voornaam van de koper niet meer, maar het was de zoon van [medeverdachte 2] . De Mercedes is verkocht voor minimaal € 35.500,- en de koper heeft zelf contant afgerekend. De vader van de verdachte, [medeverdachte 2] , heeft geen verklaring afgelegd.
De verklaring van de verdachte staat lijnrecht tegenover de verklaring van de getuige, maar vindt geen steun in het dossier. De verklaring van de getuige vindt wel steun in overige bewijsmiddelen, namelijk in de documenten die in de Mercedes zijn aangetroffen. Uit deze documenten blijkt dat de verdachte degene is die op 13 juni 2019 de Mercedes heeft gekocht van [betrokkene 5] . Daarom acht de rechtbank de verklaring van de verdachte over de aankoop van de Mercedes ongeloofwaardig en gaat zij hieraan voorbij. De rechtbank stelt vast dat de verdachte degene is geweest die de Mercedes heeft aangekocht. De Mercedes is aangekocht met een grote hoeveelheid contant geld, waarvoor de verdachte geen verklaring heeft gegeven. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de verdachte geen inhoudelijk tegenwicht heeft geboden tegen het bewijsvermoeden dat het om geld met een niet legale herkomst ging.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag (middellijk of onmiddellijk) afkomstig was uit enig misdrijf en dat de verdachte – gelet op zijn ongeloofwaardige verklaring – daarvan op de hoogte was.
Verklaring verdachte ten aanzien van de overige goederen
Door de verdachte is verklaard dat hij over grote hoeveelheden contant geld kon beschikken, omdat hij wel eens klussen deed waar hij contant voor werd betaald. Hij heeft dat inkomen niet opgegeven bij de belastingdienst. De verdachte heeft verklaard dat het om grote bedragen ging van € 8.000,- tot € 10.000,-, maar hij kon geen nadere details geven over zijn opdrachtgevers. Met het geld wat hij heeft verdiend uit deze klussen, heeft hij de voornoemde goederen kunnen aanschaffen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Deze verklaring is niet voldoende concreet, is niet verifieerbaar en evenmin geloofwaardig gelet op het feit dat zijn onderneming verlies maakte. De verklaring biedt daarmee onvoldoende tegenwicht tegen het gerezen vermoeden van witwassen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders zijn dan dat de contante geldbedragen, alsmede de goederen die daarmee zijn aangekocht, uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte, gelet op zijn ongeloofwaardige verklaring, dat wist. Concluderend is daarmee sprake van opzetwitwassen.
Gewoontewitwassen
De verdachte heeft gedurende een periode van 4 jaar meerdere goederen aangeschaft met aanzienlijke waarden. Gelet op de aard, omvang en duur van de gedragingen acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2:
hij in de periode van 8 januari 2020 tot en met 4 februari 2020, te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en vervaardigen van amfetamine, te bevorderen door toen en aldaar:
- een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit te verschaffen en
- een perceel, woning, schuur en zeecontainer ter beschikking te stellen.
Feit 3:
hij op 4 februari 2020, te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, in de opstal gelegen op het adres [adres 8] (Badhoevedorp) opzettelijk aanwezig heeft gehad 25 liter amfetamineolie.
Feit 4:
hij op tijdstippen in de periode van 21 juli 2016 tot en met 14 december 2020 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, en/of Torremolinos, althans in Spanje, (telkens) voorwerpen, te weten contante geldbedragen, een voertuig, een vaartuig en appartementsrechten, te weten:
- een personenvoertuig van het merk Mercedes Benz (type CLS63 AMG), met het kenteken [kenteken 2] (Spanje)
- een vaartuig (jetski) van het merk Yamaha (type Super jet), met het registratienummer 6490YV
- de verbouwingskosten van een appartement te Badhoevedorp op het adres [adres 12] 137
- een appartement te Spanje op het adres [adres 13] in Torremolinos (Málaga)
- een appartement te Spanje op het adres [adres 14] in Torremolinos (Málaga)
- een appartement te Spanje op het adres [adres 15] in Torremolinos (Málaga)
- een appartement te Spanje op het adres [adres 16] in Torremolinos (Málaga)
- computerapparatuur voor een bedrag van € 3.035,95
heeft verworven, of omgezet, terwijl hij wist, dat die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2:
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 4:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en om daarnaast aan de verdachte een geldboete op te leggen van € 80.000,- .
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring aan de verdachte moet worden opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsvrouw acht dit passend gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gelet op de overschrijding van de redelijke termijn. Indien de rechtbank dit nodig acht, kan de straf worden aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan de verdachte geen geldboete op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. Daarnaast heeft de verdachte een hoeveelheid amfetamineolie voorhanden gehad.
Hoewel niet is bewezen dat de verdachte zelf amfetamine heeft geproduceerd, is zijn gedrag als zeer kwalijk aan te merken. De verdachte heeft met zijn gedrag drugsproducenten gefaciliteerd en daarmee de productie van synthetische drugs mee in stand gehouden. De (chemische processen bij de) productie van synthetische drugs, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en de dumpingen van drugsafval brengen grote veiligheidsrisico’s en risico’s voor de volksgezondheid met zich. Daarnaast gaat het gebruik van synthetische drugs gepaard met grote gezondheidsrisico’s voor de gebruikers van deze drugs en kan het gebruik gepaard gaan met verslavingsproblematiek. Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de productie van en handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen in deze handel en productie beschermen met geweld en bedreiging met geweld.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Witwassen is een ernstig misdrijf waardoor de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer worden gebracht. Dit is een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken, hetgeen de rechtbank de verdachte fors aanrekent.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten van 10 mei 2021, 29 juli 2021 en 12 augustus 2021. Gelet op de ontkennende houding van de verdachte heeft de reclassering geen delictanalyse kunnen uitvoeren of inschatting kunnen geven van het recidiverisico. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om de duur van de op te leggen sanctie te matigen.
Tussenconclusie
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van langere duur gerechtvaardigd. Bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken. Als uitgangspunt heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor het bezit van harddrugs. Bij de verdachte is 25 liter amfetamineolie aangetroffen. Dit staat volgens de standaarden van de oriëntatiepunten gelijk aan het bezit van 2500 gram. De oriëntatiepunten noemen voor het bezit van een hoeveelheid van twee tot drie kilogram harddrugs als strafmaat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 tot 12 maanden. Daar komt nog bij dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine.
Ten aanzien van het witwassen heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor fraudedelicten. De rechtbank schat het benadelingsbedrag op € 70.000,00. De oriëntatiepunten van het LOVS noemen voor een dergelijk bedrag een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. De rechtbank merkt verder op dat zij de rol van de verdachte groter acht dan de rol van zijn vader (medeverdachte [medeverdachte 2] ). De verhuur van de loods werd door de verdachte geïnitieerd, hij leende zijn voertuigen uit aan [betrokkene 3] en beschikte over een voertuig met een verborgen ruimte. Het voorgaande en het gegeven dat de verdachte voor een extra feit wordt veroordeeld, leidt ertoe dat de rechtbank aan de verdachte een hogere straf zal opleggen dan aan medeverdachte [medeverdachte 2] .
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal echter bepalen dat hiervan 6 maanden vooralsnog niet ten uitvoer worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht de oplegging van een geldboete, zoals gevraagd door de officier van justitie, disproportioneel en niet opportuun.
Redelijke termijn
De rechtbank acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden. Echter, in onderhavige zaak heeft het lang geduurd voor er een vonnis is gewezen. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank moet zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen voor een bepaald strafbaar feit strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 14 december 2020, de datum van de aanhouding en inverzekeringstelling. Nu het eindvonnis op 22 december 2023 wordt gewezen, is de termijn van twee jaren overschreden met iets meer dan één jaar. De rechtbank is van oordeel dat hieraan meerdere oorzaken ten grondslag liggen en dat de vertraging niet slechts aan het Openbaar Ministerie of aan de verdachte is te wijten. Ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een iets lagere gevangenisstraf dan die hiervoor genoemde 18 maanden opleggen.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 17 maanden passend en geboden is. De rechtbank bepaalt dat hiervan 6 maanden vooralsnog niet ten uitvoer worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren.

8.Beslag

8.1
Beslag met een strafrechtelijke beslagtitel
Bij gelegenheid naar het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten zijn bij de verdachte meerdere goederen in beslaggenomen, te weten een Mercedes, 10 namaak horloges, een geldtelmachine, een horloge van het merk Rolex, zes dozen behorend bij Rolex horloges, een reparatie bon, twee (crypto)telefoontoestellen, een geweer en 33 stuks munitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de namaak horloges, telefoons, het geweer en de munitie te onttrekken aan het verkeer. De Mercedes bevat een verborgen ruimte en dient daarom verbeurd te worden verklaard. Van de overige goederen heeft de officier van justitie gevraagd deze terug te geven aan de verdachte.
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het hiervoor genoemde strafrechtelijke beslag en zich kennelijk gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de (crypto)telefoons, de munitie en het geweer, is de rechtbank is van oordeel dat deze voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit van deze goederen in strijd is met de wet en het algemeen belang. De rechtbank is voorts van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven (namaak)horloges, dozen, geldtelmachine en reparatie bon, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte nu uit het dossier niet blijkt dat deze voorwerpen zijn gebruikt bij het begaan van een van de bewezen verklaarde feiten.
8.2
Conservatoir beslag
Door de raadsvrouw is gevraagd om het conservatoir beslag op te heffen en de betreffende voorwerpen terug te geven aan de verdachte, nu de beslagen ten onrechte zijn gelegd.
De zittingsrechter is overeenkomstig artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) slechts verplicht te beslissen over voorwerpen die op grond van artikel 94 Sv in beslaggenomen zijn. Het conservatoir beslag is gebaseerd op artikel 94a Sv. Het conservatoir beslag heeft als doel het veiligstellen van voorwerpen voor verhaal in de executoriale fase. Nu nog beroepsmogelijkheden openstaan tegen onderhavig vonnis en het te wijzen vonnis naar aanleiding van de tegen de verdachte aanhangig gemaakte ontnemingsvordering, ziet de rechtbank geen ruimte om de voorwerpen waarop conservatoir beslag ex artikel 94a Sv is gelegd terug te geven aan de verdachte. De voorwerpen dienen immers beschikbaar te blijven voor verhaal.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 47, 57, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10, 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte hetgeen aan hem onder feit 2, 3 en 4 ten laste is gelegd, heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
  • 1 STK personenauto (Omschrijving: PL1100-2019243230-G1079903)
  • 1 STK telefoontoestel (goednummer:588271)
  • 1 STK telefoontoestel (goednummer: 584966)
  • 1 STK geweer (goednummer: 1114405)
  • 31 STK munitie (goednummer: 1114397)
  • 2 STK munitie (goednummer: 1114385)
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
  • 1 STK geldtelmachine (goednummer: 584963)
  • 1 STK horloge (namaak) (goednummer: 584949)
  • 1 STK horloge (namaak) (goednummer: 585061)
  • 1 STK horloge (namaak) (goednummer: 585063)
  • 1 STK horloge (namaak) (goednummer: 585064)
  • 1 STK horloge (namaak) (goednummer: 585073)
  • 1 STK horloge (namaak) (goednummer: 585104)
  • 1 STK horloge (namaak) (goednummer: 585131)
  • 1 STK horloge (namaak) (goednummer: 585136)
  • 1 STK horloge (namaak) (goednummer: 584974)
  • 1 STK horloge (namaak) (goednummer: 584925)
  • 3 DS doos (goednummer: 584948)
  • 3 DS doos (goednummer: 584958)
  • 1 STK bon (goednummer: 584917)
  • 1 STK horloge (goednummer: 584915)
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2023.