ECLI:NL:RBNHO:2023:13344

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
15/207208-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van oplichting en computervredebreuk, veroordeling voor diefstal met valse sleutels

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bankhelpdeskfraude, diefstal met valse sleutels en computervredebreuk. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting door zich voor te doen als bankmedewerker en op slinkse wijze bankpassen van ouderen te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar betrokken was bij de uitvoering van de diefstallen, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de oplichtingshandelingen en de computervredebreuk. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze feiten, maar achtte de diefstal met valse sleutels wel bewezen. De verdachte had samen met anderen geldbedragen van verschillende slachtoffers weggenomen door gebruik te maken van de verkregen bankpassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan vijf diefstallen door middel van een valse sleutel, waarbij hij de rol van chauffeur vervulde en ook zelf geld opnam met de gestolen passen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 192 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de ING-bank voor de geleden schade door de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/207208-22
Uitspraakdatum: 28 november 2023
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres]
,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
mr. J.A. Huibers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

1.Beschuldiging

De verdachte wordt beschuldigd van bankhelpdeskfraude. Samen met anderen zou hij door oplichting bankpassen hebben verkregen van de aangevers (feit 1). Met die bankpassen is contant geld opgenomen en zijn aankopen gedaan (feit 2). Bij sommige aangevers zou door de dader(s) zijn ingelogd op de omgeving voor internetbankieren (feit 3).
De verdachte heeft bekend dat hij met anderen naar de omgeving van de woningen van de slachtoffers is gereden en dat hij vervolgens naar locaties is gereden waar met de verkregen bankpas is gepind of een aankoop is gedaan. Hij heeft ook bekend dat hij in twee gevallen zelf met de bankpas contant geld heeft opgenomen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 februari 2022 tot en met 4 maart 2022 onder meer te Den Haag en/of Heemstede en/of Aerdenhout en/of Nieuw-Vennep en/of Katwijk, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onder meer [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meerdere betaalpassen en/of pincodes en/of sieraden en/of (een) geldbedrag(en) van bovengenoemde slachtoffers, door
- zich (voorstellende als [naam 1] en/of [naam 2] ) voor te doen als bankmedewerker/medewerker van de fraudehelpdesk en/of
- aan te geven dat er fraudeleuze handelingen zijn gepleegd op de bankrekening en/of dat iemand heeft geprobeerd om een geldbedrag van haar/hun rekening(en) af te halen/schrijven en/of
- te zeggen dat er een bankmedewerkster langs zou komen om voornoemde slachtoffer(s) te helpen en/of hun betaalpassen op te halen en/of
- aan voornoemde slachtoffers een code te verstrekken waarmee de langskomende bankmedewerkster zich zou melden en/of
- bij voornoemde slachtoffers langs te gaan en zich voor te doen als bankmedewerkster (zich voorstellend als [naam 3] ) om in de computer en/of mobiele telefoon en/of een ander apparaat (met de betaalpas) van voornoemde slachtoffers de bankrekening(en) te bekijken en/of controleren en/of om de betaalpassen van voornoemde slachtoffers te controleren en/of mee te nemen en/of
- bij voornoemde slachtoffers langs te gaan en zich voor te doen als personen die berovingen onderzochten en/of
- met de verkregen betaalpas en/of pincode van voornoemde slachtoffers de woning van die slachtoffers te verlaten om met de verkregen betaalpas en/of pincode bij een pinautomaat geld te pinnen en/of cadeaukaarten te kopen en/of
- voornoemde slachtoffers om sieraden en/of contant geld te vragen om te verzekeren;
Feit 2hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 februari 2022 tot en met 4 maart 2022 onder meer te Den Haag en/of Heemstede en/of Aerdenhout en/of Katwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een of meerdere geldbedragen van (in totaal) € 9.600,--, althans een
(contant) geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan onder meer [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen en/of goederen onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door van voornoemde slachtoffers onbevoegd geldbedragen over te maken naar andere bankrekeningen en/of met betaalpassen geld op te nemen bij geldautomaten en/of online goederen te kopen bij Mediamarkt en/of Cool Blue en/of goederen bij een of meer winkels te kopen door deze betaalpassen onbevoegd te gebruiken en/of vervolgens de pincodes, welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde betaalpassen vormen, in te toetsen waarna de aldus gedane betalingen telkens ten laste van voornoemde slachtoffers zijn gekomen;
Feit 3hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 februari 2022 tot en met 4 maart 2022 onder meer te Den Haag en/of Aerdenhout en/of Katwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan, te weten server(s) van de (beveiligde) internetbankieren omgeving waarvan de rekeningen toebehoren aan een of meerdere klanten van de Rabobank en/of ING Bank en/of ABN AMRO Bank en/of een andere bankinstelling, te weten onder meer [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] , waarbij verdachte zich telkens de toegang tot de geautomatiseerde werken heeft verworven met behulp van valse sleutels, door het telkens inloggen met middels phising en/of onrechtmatig verkregen (inlog)gegevens voor internetbankieren (zoals de gebruikersnaam en/of het wachtwoord en/of verificatiecode) en door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten als geautoriseerde klanten van Rabobank en/of ING Bank en/of ABN AMRO Bank en/of een andere bankinstelling.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat het dossier geen bewijs bevat dat de onder feit 3 ten laste gelegde computervredebreuk is gepleegd bij het slachtoffer [slachtoffer 2] . De verdachte moet van dat deel van het tenlastegelegde worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd ten aanzien van de diefstal onder feit 2 voor zover dit de aangevers [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] betreft. Volgens de raadsman moet de verdachte worden vrijgesproken van de andere beschuldigingen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Inleiding
De politie is in maart 2022 een onderzoek gestart onder de naam Ruddy. Dit onderzoek richtte zich op een aantal aangiften van een specifieke vorm van oplichting, die ook wel wordt aangeduid met de term ‘bankhelpdeskfraude’. Uit de aangiften in het dossier komt een beeld naar voren van een in grote lijnen telkens dezelfde werkwijze, die zich in het kort als volgt laat omschrijven. De beoogde slachtoffers, die telkens op hoge leeftijd waren, werden gebeld door een persoon, die zich voordeed als medewerker van een bank. De zogenaamde medewerker (die zich in enkele gevallen van de naam [naam 1] , [naam 4] of [naam 2] bediende) vertelde het slachtoffer dat er fraudeleuze handelingen waren gepleegd met de bankrekening van het slachtoffer. De ‘bankmedewerker’ gaf te kennen dat er iemand van de bank bij het slachtoffer zou langskomen om hem of haar te helpen, en deze persoon zou de aangever een code vertellen. Vervolgens verscheen er een vrouwelijke persoon bij de woning van het slachtoffer die inderdaad deze code opnoemde. Deze persoon heeft zich in meerdere gevallen voorgesteld als mevrouw [naam 3] . Deze persoon verrichtte handelingen met een computer, een laptop of een soortgelijk apparaat van het slachtoffer. Zij verliet daarna de woning met medeneming van de bankpas van het slachtoffer. In één geval nam zij een bedrag aan contant geld en sieraden mee. Pas op dat moment werd de telefoonverbinding verbroken met de ‘bankmedewerker’ die de aangever had gebeld. Kort hierna werden met de pinpassen geldbedragen opgenomen en aankopen gedaan (bijv. bij webshops of cadeaukaarten van Bol of De Bijenkorf).
3.3.2
Vrijspraak feiten 1 en 3
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 3 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1: medeplegen van oplichting
Om tot een bewezenverklaring van het medeplegen van oplichting te kunnen komen dient te worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met het oogmerk zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, dat daartoe sprake is geweest van een bedrieglijk handelen dat kan worden aangemerkt als oplichting en dat een en ander gebeurde in een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer medeverdachten.
Het voorgaande betekent dat de opzet van de verdachte gericht moet zijn geweest op het plegen van de oplichtingshandelingen die maakten dat de slachtoffers zijn bewogen tot afgifte van hun bankpas, geld of sieraden. Hij moet wetenschap hebben gehad van de oplichting van de aangevers en hij moet dit ook hebben gewild. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte dit opzet had. Er kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de oplichtingshandelingen die zijn gebruikt (zoals het zich telefonisch voordoen als medewerkster van een bank). Niet vastgesteld kan worden dat de verdachte in de woningen van de slachtoffers is geweest of dat hij wist wat daar werd gezegd of gedaan. Dat het de verdachte is geweest die de auto heeft bestuurd waarmee naar de adressen van de slachtoffers en de pinautomaten en winkels is gereden, is onvoldoende. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op enkele momenten wel heeft gezien dat (een) andere perso(o)n(en) een bankpas had(den) bemachtigd, maar dat hem niet bekend was op welke manier de passen werden verkregen. De rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen in het dossier eveneens niet vaststellen dat de verdachte dit had moeten weten.
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat de verdachte wetenschap van de oplichtingshandelingen heeft gehad, dan wel had moeten hebben, kan de opzet op het gronddelict niet worden bewezen en moet de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Feit 3: computervredebreuk
Zoals reeds overwogen kan niet worden vastgesteld dat het de verdachte was die in de woningen van de slachtoffers is geweest en in de internetbankieren omgeving van de slachtoffers is binnengedrongen. Zoals hiervoor is overwogen, kan de rechtbank evenmin vaststellen dat de verdachte wist welke handelingen er door de ‘bankmedewerkster’ in de woning van de slachtoffers werden verricht. Het dossier bevat ook overigens geen informatie op basis waarvan de rechtbank enige betrokkenheid van de verdachte bij de computervredebreuk kan vaststellen, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3.
3.3.2
Bewijs voor feit 2: diefstal met gebruikmaking van de bankpas van de aangever
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen die zullen worden opgenomen in een aanvulling indien een rechtsmiddel tegen dit vonnis wordt ingesteld.
3.3.3
Bewijsmotivering
Vastgesteld kan worden dat met de bankpassen van vijf slachtoffers is gepind. Die bankpassen zijn hen even daarvoor op slinkse wijze afhandig gemaakt.
De verdachte heeft verklaard dat hij steeds degene is geweest die de auto bestuurde waarmee naar de omgeving van de woning van de slachtoffers en naar de locaties waar is gepind is gereden. Hij heeft ook verklaard dat hij met een pinpas van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] contant geld heeft opgenomen. Hij herkende zichzelf op de camerabeelden van de betreffende pintransacties.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de rol van de verdachte steeds kan worden gekwalificeerd als die van medepleger, ook in de zaken waarin hij niet de pinner maar alleen de chauffeur was. De verdachte heeft namelijk verklaard dat hij de medeverdachte(n) met zijn auto ophaalde. Vervolgens zette hij de medeverdachte(n) ergens af, op een locatie die hij via een bericht op zijn telefoon ontving. Na enige tijd kwam(en) die medeverdachte(n) terug en daarna reed hij met die medeverdachte(n) naar verschillende geldautomaten waar gepind werd met verkregen pinpassen. Er is telkens door iemand (de verdachte, medeverdachte [medeverdachte] of een onbekende derde) kort na het afhandig maken van de bankpassen, op verschillende locaties kort na elkaar gepind. Dat vereist een zekere mate van organisatie. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat ‘het niet klopte’ met de pinpassen. Vervolgens is hij samen met de medeverdachte(n) weer weggereden. Hij deelde ook mee in de buit in die zin dat hij aan het eind van de dag voor het chauffeuren werd betaald. Uit de omstandigheid dat de verdachte de ene keer de chauffeur was en de andere keer ook degene die pinde, volgt dat de rollen van de daders inwisselbaar waren. De intensiteit van de samenwerking, de rol in de uitvoering en het belang van de rol van de verdachte maken dat sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen meerdere personen, gericht op diefstal met een valse sleutel, namelijk de weggenomen pinpas.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de vijf zaken op de tenlastelegging schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op tijdstippen in de periode van 18 februari 2022 tot en met 4 maart 2022 onder meer te Den Haag en Heemstede en Aerdenhout en Katwijk, tezamen en in vereniging met anderen, geldbedragen toebehorend aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door van voornoemde slachtoffers met betaalpassen geld op te nemen bij geldautomaten en goederen bij een of meer winkels te kopen door deze betaalpassen onbevoegd te gebruiken en vervolgens de pincodes, welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde betaalpassen vormen, in te toetsen waarna de aldus gedane betalingen telkens ten laste van voornoemde slachtoffers zijn gekomen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.De straf

6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zou een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte voor een gedeeltelijke bewezenverklaring van feit 2 een gevangenisstraf zou kunnen worden opgelegd die gelijk is aan de duur die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en eventueel een (voorwaardelijke) werkstraf.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf diefstallen door middel van een valse sleutel. Al deze diefstallen heeft hij samen met anderen gepleegd en zijn begaan met de pinpassen van ouderen, die hen even daarvoor op slinkse wijze afhandig zijn gemaakt. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij willens en wetens met een pinpas van een ander geld heeft opgenomen, zonder zich ervan te vergewissen wat voor gevolgen dit voor de gedupeerden zou hebben. Hoewel hij niet degene is geweest die de slachtoffers de pinpassen afhandig heeft gemaakt, heeft hij wel met deze pinpassen diverse keren grote geldbedragen opgenomen. De ouderen die hiervan slachtoffer zijn geworden waren zonder uitzondering op hoge leeftijd (rond de tachtig jaar oud). Voor hen bestaat de impact niet alleen uit financiële schade, maar met name ook uit gevoelens van onveiligheid, wantrouwen en onzekerheid. De verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Ook lijkt er enige vorm van organisatie te zitten in de wijze waarop er werd geopereerd.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (zijn strafblad), gedateerd 9 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder wegens vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 20 februari 2023 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
De reclassering schat het risico op recidive op hoog. De verdachte is momenteel bezig om twee gevangenisstraffen uit te zitten die hem in andere zaken zijn opgelegd. Omdat de verdachte ten tijde van het opstellen van het reclasseringsadvies weinig openheid van zaken gaf, kon de reclassering over diverse risicofactoren geen uitspraken doen. Indien de rechtbank een (deels) voorwaardelijke straf oplegt, adviseert de reclassering aan het voorwaardelijk deel bijzondere voorwaarden te verbinden.
De straf
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie, want de rechtbank acht alleen feit 2 bewezen. Dat maakt dat er reden is om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Gelet op de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats. De verdachte heeft al 192 dagen in voorarrest gezeten. De rechtbank vindt dat een passende straf en legt daarom een gevangenisstraf van 192 dagen op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om een voorwaardelijke straf op te leggen. De re-integratie van de verdachte kan te zijner tijd worden gemonitord in het kader van de twee strafzaken waarvoor hij momenteel een gevangenisstraf uitzit.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Vordering van de benadeelde partij de ING bank
[benadeelde] heeft namens de ING-bank een vordering tot schadevergoeding van in totaal
€ 6.441,27 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die de ING bank als gevolg van het onder feit 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Het gaat hier om de volgende bedragen, die door de bank vergoed zijn aan de slachtoffers: € 2.940,48, € 750,04 en € 2.750,75.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering bij gebrek aan onderbouwing niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Uit het dossier blijkt voldoende dat het door de ING bank gevorderde bedrag bestaat uit de bedragen die door de bank zijn vergoed aan [naam 5] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] . Naar het oordeel van de rechtbank vloeit deze schade rechtstreeks voort uit de bewezenverklaarde diefstallen. De diefstal ten aanzien van [naam 5] is echter niet aan de verdachte (maar alleen aan medeverdachte [medeverdachte] ) ten laste gelegd. Dit bedrag (€ 2.940,48) kan daarom niet worden toegewezen en wordt afgewezen. De vordering zal wel worden toegewezen tot een bedrag van (€ 750,04 + € 2.750,75 =) € 3.500,79, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel niet op. De benadeelde partij is een bank en moet in staat worden geacht zelf de incasso van de toegewezen vordering ter hand te nemen.
7.2
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit (oplichting) zou hebben geleden.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen onder 1 ten laste is gelegd, dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3
Vordering van de benadeelde partij [naam 5]
De benadeelde partij [naam 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.940,45 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de diefstal heeft geleden. Deze diefstal is echter niet aan de verdachte maar alleen aan medeverdachte [medeverdachte] ten laste gelegd en daarom dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 3 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 2 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
192 (honderdtweeënnegentig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
de ING bankgeleden schade tot een bedrag van
€ 3.500,79,betreffende vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de ING bank, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van ING bank voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 5]niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[naam 5]niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. J.M. Jongkind en mr. A.J.E. Schouten, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Lee,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2023.
Mr. A.J.E. Schouten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.