ECLI:NL:RBNHO:2023:13338

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
15.164272.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en procesafspraken in strafzaak tegen verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is de verdachte op 1 juli 2022 aangehouden in verband met het witwassen van crimineel vermogen. De verdachte had een contant geldbedrag van 26.380 euro en luxe goederen, waaronder een Audi RSQ8 en Rolex horloges, in zijn bezit. De rechtbank heeft op 7 december 2023 uitspraak gedaan na een openbare zitting op 23 november 2023, waar procesafspraken zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte. Deze afspraken hielden in dat de verdachte een geldbedrag van 30.000 euro conservatoir laat beslaan en dat het OM afziet van een ontnemingsvordering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 223 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van 30.000 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de rechtsgevolgen van de gemaakte afspraken en dat deze afspraken vrijwillig zijn aangegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit, witwassen, is gepleegd en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de straf gematigd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de procesafspraken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.164272.22
Uitspraakdatum: 7 december 2023
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. S.P. Visser, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Blonk, advocaat te Spijkenisse, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 juli 2022, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Almere, althans (elders) in Nederland, (van) een of meer voorwerpen, te weten (onder andere)
 een (contant) geldbedrag van 26.380 euro, en/of
 een Audi RSQ8 (gekentekend [kenteken] ), en/of
 een horloge (merk Rolex, type Skydweller), en/of
 een horloge (merk Rolex, type Dayjust 41 mm), en/of
 (dure) merkkleding en/of (exclusieve) schoenen en/of (exclusieve) accessoires (o.a. zonnebrillen, tassen, portemonnee en (een) riem(en))
 de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
 heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
 heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
en/of
 heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
 gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Procesafspraken

3.1
Inleiding
Op 1 juli 2022 is het Openbaar Ministerie onder de naam Menga een onderzoek gestart naar de verdachte. De verdenking was dat hij zich bezig hield met het witwassen van crimineel vermogen. De verdachte is op 1 juli 2022 aangehouden en op 12 oktober 2022 geschorst uit de voorlopige hechtenis. De zaak is vervolgens verwezen naar de rechter-commissaris voor het beoordelen en eventueel uitvoeren van de onderzoekswensen die de raadsvrouw mogelijk zou indienen na ontvangst van het eind proces-verbaal. De rechter-commissaris heeft op 12 april 2023 een beslissing genomen op getuigenverzoeken van de raadsvrouw. In aanloop naar het horen van de toegewezen getuigen heeft de officier van justitie de rechtbank laten weten dat hij in gesprek was met de raadsvrouw over de afdoening van deze zaak en dat partijen beoogden te komen tot procesafspraken, waaronder begrepen een afdoeningsvoorstel.
3.2
Inhoud procesafspraken
Op 10 november 2023 heeft de rechtbank een overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte inzake de procesafspraken over de afdoening van deze zaak ontvangen. De overeenkomst is ondertekend door de verdachte, zijn raadsvrouw en de officier van justitie. Ook heeft de rechtbank een door de verdachte ondertekende afstandsverklaring van de in beslag genomen voorwerpen ontvangen.
De overeenkomst bevat, kort samengevat, de volgende afspraken:
 de verdachte/verdediging ziet af van het indienen van onderzoekswensen en trekt ingediende onderzoekswensen uiterlijk ter zitting en bij voorkeur al eerder schriftelijk in;
 de verdachte hoeft geen (nadere) verklaring af te leggen;
 de verdachte/verdediging zullen geen bewijsverweren voeren;
 de verdachte doet afstand van de in beslag genomen goederen;
 de verdachte laat een geldbedrag ter hoogte van de te eisen geldboete voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak conservatoir beslaan;
 de officier van justitie zal rekwireren tot bewezenverklaring van het voorhanden hebben van de in de nader omschreven tenlastelegging ex artikel 314a Sv genoemde voorwerpen door de verdachte, terwijl hij wist dat die afkomstig waren uit enig misdrijf;
 de officier van justitie zal rekwireren tot een gevangenisstraf voor de duur 223 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een geldboete ter hoogte van € 30.000,--, te vervangen door 185 hechtenis;
 de verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken;
 de verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie zullen geen hoger beroep instellen indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de gemaakte procesafspraken;
 het Openbaar Ministerie zal geen vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel indienen.
3.3
Inhoudelijke behandeling
Tijdens de behandeling op zitting van 23 november 2023 zijn de procesafspraken, zoals deze zijn vervat in de overeenkomst (hierna ook: het afdoeningsvoorstel), indringend met de verdachte besproken. De verdachte heeft aangegeven goed te hebben begrepen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft aangegeven volledig achter die afspraken te staan, deze overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan en op geen enkele wijze onder druk te zijn gezet. Ook is duidelijk geworden dat de verdachte bij het hele proces om tot afspraken te komen, voorzien is geweest van rechtskundige bijstand.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte aldus vrijwillig en op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) stelt.
De voorzitter heeft benadrukt dat de rechtbank geen partij is bij de gemaakte procesafspraken en daaraan dus ook niet gebonden is. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid en dat betekent dat bij de behandeling op de zitting de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv leidend is geweest.

4.Het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, onder verwijzing naar het afdoeningsvoorstel, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 1 juli 2022, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en te Almere,
voorwerpen, te weten
 een (contant) geldbedrag van 26.380 euro, en
 een Audi RSQ8 (gekentekend [kenteken] ), en
 een horloge (merk Rolex, type Skydweller), en
 een horloge (merk Rolex, type Dayjust 41 mm), en
 (dure) merkkleding en (exclusieve) schoenen en (exclusieve) accessoires (o.a. zonnebrillen, tassen, portemonnee en (een) riem(en))
voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
- witwassen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in het afdoeningsvoorstel voor wat betreft de strafoplegging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden als uitgangspunt genomen. De verdediging heeft afgezien van de toegewezen onderzoekswensen (het horen van getuigen in Nederland en Suriname) die niet zijn uitgevoerd. Daardoor is onderzoek bespaard dat mogelijk uit die verhoren noodzakelijk was gebleken. Ook wordt met de procesafspraken zittingscapaciteit bespaard. Verder heeft de verdachte in het kader van een aan hem op te leggen geldboete voorafgaand aan de zitting een geldbedrag van € 30.000,-- conservatoir laten beslaan. Daarnaast heeft hij afstand gedaan van de in beslag genomen goederen. Deze feiten en omstandigheden maken dat de officier van justitie de in de procesafspraken opgenomen strafeis passend acht. In dit afdoeningsvoorstel is het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Op zitting heeft de officier van justitie dan ook gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderddrieëntwintig (223) dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan honderdtwintig (120) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en tot betaling van een geldboete van € 30.000,--.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de eis van de officier van justitie, die in overeenstemming is met het afdoeningsvoorstel, te volgen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Tijdens een controle op 1juli 2022 van een personenauto van het merk Audi, type RSQ8, werden bij de verdachte, die de auto bestuurde, onder meer een geldbedrag van € 26.380 en Rolex horloges aangetroffen. Aangezien de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand onaannemelijke verklaring kon afleggen over de herkomst van het aangetroffen geldbedrag, de horloges en de auto, is het redelijke vermoeden van witwassen ontstaan en is hij aangehouden. Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte is een grote hoeveelheid aan dure merkkleding, exclusieve schoenen en exclusieve accessoires gevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat al deze goederen uit misdrijf afkomstig zijn.
Witwassen is een ernstig strafbare feit. Het (gewoonte)witwassen van geld en andere voorwerpen is een ondermijnende vorm van criminaliteit die het financiële en economische verkeer aantast. Witwassen draagt bij aan de instandhouding van (georganiseerde) criminaliteit; het dekt immers de onderliggende strafbare feiten af en faciliteert aldus andere - winstgevende - vormen van criminaliteit. Op grond van de LOVS-oriëntatiepunten rechtvaardigt de aard en de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden.
Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat de verdachte al geruime tijd uit voorlopige hechtenis is geschorst en zijn leven weer heeft opgepakt. Uit de justitiële documentatie van de verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De feiten waarvoor de verdachte eerder is veroordeeld, zijn meer dan vijf jaar oud en zullen daarom niet in strafverzwarende zin worden meegewogen. Voorts is de verdachte, na ontdekking van het feit waarvoor hij nu wordt vervolgd, niet meer met justitie in aanraking geweest.
Ook heeft hij afstand gedaan van de inbeslaggenomen Audi, Rolex horloges, geldbedragen en overige luxegoederen. Deze goederen en geldbedragen worden niet uitgewonnen voor de betaling van de door de officier van justitie geëiste geldboete van € 30.000,--. De verdachte heeft dit bedrag voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak conservatoir laten beslaan.
De rechtbank heeft tevens gelet op de omstandigheid dat voorafgaand aan de procesafspraken het horen van diverse getuigen, woonachtig te Nederland en Suriname, door de rechter-commissaris was toegewezen. Gelet hierop sluit de rechtbank niet uit dat naar aanleiding van deze verhoren nog meer onderzoekshandelingen hadden moeten plaatsvinden. Een inhoudelijke behandeling had daarom, mede gelet op de beperkte zittingsruimte, en met een eventueel hoger beroep, nog meerdere jaren kunnen duren.
De rechtbank acht (een verdere) matiging van de gevangenisstraf ook gerechtvaardigd door het feit dat middels uitwinning van het conservatoire beslag de door de officier van justitie geëiste geldboete direct kan worden voldaan. Het gaat daarbij om een aanzienlijk bedrag van
€ 30.000,-. Afdoening van deze zaak door middel van een andere onvoorwaardelijke strafmodaliteit kan naar het oordeel van de rechtbank meewegen in de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf.
Al de hiervoor genoemde omstandigheden maken dat de rechtbank het niet opportuun vindt om de verdachte nu nog een straf op te leggen die tot gevolg zou hebben dat hij terug naar de gevangenis moet. De rechtbank komt, rekening houdend met de aard en ernst van het strafbare feit en de hiervoor vermelde strafmatigende factoren, tot een strafoplegging die in overeenstemming is met het afdoeningsvoorstel in de procesafspraken, zoals op de zitting door de officier van justitie gevorderd. Deze straf vindt de rechtbank passend en in redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit het dossier en wat op de zitting is besproken.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
TWEEHONDERDDRIEËNTWINTIG DAGEN (223) DAGEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
honderdtwintig (120) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het betalen van een geldboete van
DERTIGDUIZEND EURO
(€ 30.000,-), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
185 dagen hechtenis.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. M.M.J. de Jager-Koedooder, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2023.
M. De Jager-Koedooder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.