ECLI:NL:RBNHO:2023:13293

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10508367 \ CV EXPL 23-2204
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkoop/leaseovereenkomst en betalingsverplichting bij tekortkoming

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gaat het om een huurkoop/leaseovereenkomst tussen De Lage Landen Vendorlease B.V. en [gedaagde 1]. De Lage Landen vordert betaling van € 10.603,15 van [gedaagde 1] wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en de ontbinding daarvan. De gedaagde heeft een tegenvordering ingesteld, waarbij zij stelt dat de waarde van het object in mindering moet worden gebracht op de vordering van De Lage Landen.

De Lage Landen heeft in april 2023 een dagvaarding uitgebracht, waarna een zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2023. Tijdens deze zitting is De Lage Landen vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl [gedaagde 1] niet is verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de leaseperiode pas ingaat op het moment dat het object in goede staat is afgeleverd en dat er geen bewijs is geleverd dat dit daadwerkelijk is gebeurd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van De Lage Landen moet worden afgewezen, omdat de voorwaarden voor de inwerkingtreding van de overeenkomst niet zijn nageleefd.

De kantonrechter heeft ook de tegenvordering van [gedaagde 1] niet hoeven te beoordelen, omdat deze afhankelijk was van de uitkomst van de hoofdzaak. De proceskosten zijn voor rekening van De Lage Landen, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure. Het vonnis is uitgesproken door mr. I.H. Lips op 27 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10508367 \ CV EXPL 23-2204 WD
Uitspraakdatum: 27 december 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Lage Landen Vendorlease B.V.,
gevestigd te Eindhoven ,
eiseres,
verder te noemen: De Lage Landen,
gemachtigde: mr. E.E. Neele,
tegen
[gedaagde 1]handelend onder de naam
[gedaagde 1]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde 1] ,
gemachtigde: mr. E.M. van der Niet.

1.Het procesverloop

1.1.
De Lage Landen heeft bij dagvaarding van 25 april 2023 een vordering tegen [gedaagde 1] ingesteld. [gedaagde 1] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 11 december 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De Lage Landen is verschenen bij [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde 1] is - zonder afbericht - niet verschenen; haar gemachtigde is wel verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De Lage Landen heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
Voorafgaand aan de zitting heeft De Lage Landen bij brief van 1 december 2023 nog producties overgelegd. De van de zijde van [gedaagde 1] op 4 en 8 december 2023 overgelegde producties zijn te laat ingediend en maken geen deel uit van het procesdossier.

2.De feiten

2.1.
De Lage Landen is een leasemaatschappij.
2.2.
[gedaagde 1] voert een onderneming op het gebied van consultancy en advisering.
2.3.
[gedaagde 1] heeft De Lage Landen in juni 2022 verzocht om haar een financiering te verstrekken voor de aanschaf van een draagbare immunochemie analyzer Atellica VTLi (hierna: het object).
2.4.
Op 4 oktober 2022 heeft De Lage Landen aan [gedaagde 1] een brief geschreven waarin de volgende passages voorkomen:

Hierbij ontvangt u van ons de overeenkomst met bijlagen. Daarnaast leggen wij u alvast de vervolgstappen uit. Zo weet u precies wat wij van u verwachten en natuurlijk wat u van ons kunt verwachten.Stap 1: Akkoord en ondertekeningNeem bijgaande overeenkomst met bijlagen goed door. Bent u akkoord? Stuur dan binnen 5 werkdagen naar ons terug :- Overeenkomst, volledig ingevuld (…)- (…)Stap 2: Spreek met uw leverancier een leverdatum afHeeft u de getekende documenten naar ons gestuurd? Plan dan een leverdatum met uw leverancier. Op de dag van levering, ondertekent u het acceptatiecertificaat. Zorg ervoor dat deze voorzien is van een afleverdatum en stuur het getekende certificaat naar [e-mailadres]Stap 3: Start LeaseovereenkomstNa ontvangst van de getekende documenten en nadat alle (wettelijke) checks door ons succesvol zijn doorlopen, start uw overeenkomst met ons.”
2.5.
Bij e-mail van 5 oktober 2022 heeft [gedaagde 1] de hiervoor bedoelde schriftelijke overeenkomst voor akkoord ondertekend aan De Lage Landen geretourneerd met het voor akkoord getekende acceptatiecertificaat. In het acceptatiecertificaat heeft [gedaagde 1] met de hand “okt. 2022” als ontvangstdatum geschreven. Bij de begeleidende e-mail heeft [gedaagde 1] het volgende aan De Lage Landen geschreven:

De datum van acceptatie is zodra ik het apparaat ontvang (hopelijk morgen)”.De Lage Landen heeft na ontvangst een “1” voor “okt. 2022” getypt.
2.6.
Artikel 1 van de door [gedaagde 1] voor akkoord ondertekende overeenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:

De leaseperiode gaat in op de dag waarop het Object bij Klant blijkens het door hem ondertekende en bij deze Overeenkomst gevoegde Acceptatiecertificaat compleet, gebruiksklaar, vrij van gebreken en in deugdelijke staat is afgeleverd.”
2.7.
Op 14 november 2022 is het object door de leverancier ( [bedrijf] ) aan [gedaagde 1] geleverd. Het object is daarbij door de ouders van [gedaagde 1] in ontvangst genomen.
2.8.
Op 24 november 2022 heeft [gedaagde 1] aan De Lage Landen een e-mail gestuurd waarin zij erover klaagt dat het object niet werkt.
2.9.
De Lage Landen heeft [gedaagde 1] aangemaand tot betaling van - onder andere - huurtermijnen. [gedaagde 1] is niet tot betaling overgegaan.

3.De vordering

3.1.
De Lage Landen vordert dat de kantonrechter:
(i) verklaart voor recht dat De Lage Landen eigenaar is van het object;
(ii) [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 10.603,15, te vermeerderen met rente en kosten, waaronder de beslagkosten.
3.2.
De Lage Landen voert hiertoe, kort gezegd, het volgende aan. Partijen hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan De Lage Landen de financiering heeft verzorgd van het door [gedaagde 1] gewenste object. Partijen zijn mondeling overeengekomen dat de overeenkomst met terugwerkende kracht op 1 oktober 2022 zou ingaan. Subsidiair geldt 14 november 2022 als ingangsdatum; op deze datum hebben de ouders van [gedaagde 1] het object namens [gedaagde 1] in ontvangst genomen. Uit de overeenkomst vloeit voor [gedaagde 1] de verplichting voort om – onder meer – 36 maandelijkse huurkooptermijnen van € 237,87 aan De Lage Landen te betalen. [gedaagde 1] heeft geen enkele betaling gedaan. Om die reden heeft De Lage Landen de overeenkomst ontbonden. Gelet op de tekortkoming van [gedaagde 1] en de ontbinding van de overeenkomst maakt De Lage Landen aanspraak op betaling c.q. vergoeding van een bedrag gelijk aan de reeds vervallen en in de toekomst verschuldigde termijnen. Daarbij komt dat De Lage Landen op grond van de overeenkomst eigenaar van het object is gebleven en recht heeft op afgifte daarvan. Omdat [gedaagde 1] weigerde tot afgifte over te gaan, is De Lage Landen overgegaan tot het leggen van conservatoir beslag.
3.3.
[gedaagde 1] voert verweer.

4.De voorwaardelijke tegenvordering

4.1.
[gedaagde 1] vordert - voor zover de vordering wordt toegewezen - dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de waarde van het object ad € 7.500,00 in mindering strekt op de vordering van De Lage Landen op [gedaagde 1] .
4.2.
De Lage Landen voert verweer.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde 1] vanwege een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en de ontbinding daarvan door De Lage Landen, gehouden is aan De Lage Landen een bedrag van € 10.603,15 te betalen.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde 1] komt erop neer dat de leaseperiode niet is ingegaan en dat zij daarom niet gehouden is om tot betaling over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer slaagt en dat de vordering van De Lage Landen om die reden moet worden afgewezen. De kantonrechter baseert dit oordeel op het navolgende.
5.2.
De Lage Landen hanteert een vaste werkwijze bij het aangaan van financiële lease c.q. huurkoopovereenkomsten [1] met partijen als [gedaagde 1] . Deze werkwijze heeft zij richting [gedaagde 1] gecommuniceerd bij brief van 4 oktober 2022. Kort gezegd, komt haar werkwijze erop neer dat een klant (i) de offerte met bijlagen voor akkoord moet ondertekenen en aan De Lage Landen moet retourneren, (ii) daarna een afspraak moet maken met de betreffende leverancier voor de levering van het aan te schaffen en te financieren object en (iii) na levering het acceptatiecertificaat moet ondertekenen en aan De Lage Landen moet terugsturen.
In de brief van 4 oktober 2022 staat verder beschreven dat daarna een controle door De Lage Landen plaatsvindt en dat wanneer alle checks succesvol zijn doorlopen de overeenkomst aanvangt.
5.3.
Deze werkwijze wordt daarnaast bevestigd door de inhoud van artikel 1 van de schriftelijke door [gedaagde 1] op 5 oktober 2022 ondertekende en geretourneerde overeenkomst. Dit artikel bepaalt, kort gezegd, dat de leaseperiode pas ingaat op de dag dat het object bij de klant blijkens het ondertekende en geretourneerde acceptatiecertificaat compleet, gebruiksklaar, vrij van gebreken en in deugdelijke staat is afgeleverd.
5.4.
Uit de inhoud van voornoemde brief en voormeld artikel volgt dat, behoudens eventuele afwijkende afspraken, voor aanvang van de leaseperiode - en dus ook voor de start van de betalingsverplichting [2] - vereist is dat [gedaagde 1] na aflevering en keuring van het object het acceptatiecertificaat voor akkoord ondertekent en aan De Lage Landen retourneert. [gedaagde 1] mocht dit in ieder geval zo verwachten.
5.5.
De Lage Landen stelt zich primair op het standpunt dat partijen in dit geval afwijkende afspraken hebben gemaakt over de ingangsdatum van de overeenkomst, in die zin dat partijen op of omstreeks 5 oktober 2022 mondeling zijn overeengekomen dat de overeenkomst met terugwerkende kracht op 1 oktober 2022 zou ingaan.
[gedaagde 1] betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt.
De kantonrechter overweegt als volgt.
5.6.
Dat partijen een van de normale werkwijze van De Lage Landen afwijkende afspraak hebben gemaakt, blijkt nergens uit. Het eventuele bestaan van deze afspraak valt niet af te leiden uit de schriftelijke communicatie tussen partijen die voorhanden is. Het door De Lage Landen in dit kader gedane beroep op de door haar overgelegde stukken [3] , faalt, omdat zonder deugdelijke toelichting – die ontbreekt – niet duidelijk is hoe het bestaan van de door haar gestelde afspraak uit deze stukken zou zijn af te leiden. Uit de e-mail van [gedaagde 1] van 5 oktober 2022 blijkt juist dat zij de op dat moment nog onbekende datum van ontvangst van het object - zoals te doen gebruikelijk - wil aanmerken als datum van acceptatie en dus als ingangsdatum. De daarop gevolgde bevestiging van De Lage Landen van 19 oktober 2022, waarbij zij het amortisatieschema met de eerste betaaltermijn op 1 oktober 2022 heeft gemaild, wijkt ten aanzien van de ingangsdatum (en dat is een niet ondergeschikt punt) af van de e-mail van [gedaagde 1] , zodat daaruit geen overeenstemming over die ingangsdatum kan volgen. [4] Althans niet zonder nadere onderbouwing door De Lage Landen. En omdat het acceptatiecertificaat al voor de feitelijke aflevering en keuring van het object aan De Lage Landen is geretourneerd, kan de daarin door De Lage Landen getypte datum van 1 oktober 2022 de gestelde afspraak ook niet ondersteunen. Andere aanknopingspunten die wijzen op het bestaan van de door De Lage Landen gestelde afspraak, heeft zij niet gesteld en zijn niet voorhanden.
5.7.
De Lage Landen heeft op de zitting een bewijsaanbod gedaan, maar dat wordt gepasseerd. Aan bewijslevering kan pas worden toegekomen als De Lage Landen haar standpunt en stellingen voldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd. Dat is niet het geval, zoals hiervoor is overwogen.
5.8.
Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter bij de verdere beoordeling ervan uitgaat dat voor het ingaan van de goederenkredietovereenkomst en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting vereist is dat het object aan [gedaagde 1] blijkens een ondertekend en geretourneerd afleveringscertificaat compleet, gebruiksklaar, vrij van gebreken en in deugdelijke staat is afgeleverd.
5.9.
De kantonrechter gaat voorbij aan het door De Lage Landen gedane beroep op een door haar van [gedaagde 1] ontvangen en op 1 oktober 2022 gedateerd acceptatiecertificaat. Vast staat immers, zoals hiervoor al is besproken, dat op die datum geen levering heeft plaatsgevonden. De eerst mogelijke ingangsdatum van de overeenkomst betreft 14 november 2022. Op die datum hebben de ouders van [gedaagde 1] het object namens [gedaagde 1] in ontvangst genomen.
5.10.
Tussen partijen staat ter discussie of het object op die datum in goed werkende en in deugdelijke staat aan [gedaagde 1] is afgeleverd. De Lage Landen stelt dat dit het geval is, maar [gedaagde 1] betwist dit gemotiveerd. De stelplicht en bewijslast ten aanzien hiervan rusten op De Lage Landen [5] . Immers, ter onderbouwing van haar vorderingsrecht beroept zij zich op de aanvang van de looptijd van de leaseperiode en hiervoor is deugdelijke levering van het object een vereiste.
5.11.
Concrete feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat het object op 14 november 2022 in goed werkende en deugdelijke staat aan (de ouders van) [gedaagde 1] is afgeleverd, heeft De Lage Landen niet (tijdig) aangevoerd.
De kantonrechter gaat voorbij aan de door [gedaagde 1] betwiste stelling van De Lage Landen dat de ouders van [gedaagde 1] op 14 november 2022 een formulier of certificaat hebben ondertekend. De Lage Landen heeft dit niet eerder dan aan het slot van de mondelinge behandeling naar voren gebracht. Het is onduidelijk welk soort formulier of certificaat De Lage Landen bedoelt. In de dagvaarding stelt De Lage Landen alleen maar dat de ouders van [gedaagde 1] hebben getekend voor ontvangst [6] . Een ontvangstbevestiging is niet per definitie hetzelfde als een acceptatiecertificaat. Daarbij komt dat De Lage Landen heeft verzuimd om het bedoelde formulier in het geding te brengen. [gedaagde 1] is hiermee in haar processuele belangen geschaad. Daarom beschouwt de kantonrechter deze nieuwe stelling en het hierop ziende bewijsaanbod, dat ter zitting is gedaan, als tardief.
5.12.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat op 14 november 2022 of nadien het object in goed werkende en deugdelijke staat aan [gedaagde 1] is geleverd. Aan de voorwaarden voor de inwerkingtreding van de overeenkomst en voor aanvang van de leaseperiode is niet voldaan. Dit brengt mee dat De Lage Landen geen rechten kan ontlenen aan deze overeenkomst. De Lage Landen heeft daarom geen aanspraak op betaling van de door haar gevorderde bedragen.
5.13.
Evenmin kan op grond van de overeenkomst, die niet is ingegaan, worden vastgesteld dat De Lage Landen eigenaar is van het object. Bij huurkoop behoudt de verkoper zich de eigendom van de afgeleverde zaak voor. Dat is dus een aangelegenheid waarbij ook [bedrijf] is betrokken en valt daarmee buiten het bestek van deze procedure, waarbij laatstgenoemde geen partij is. De Lage Landen heeft onvoldoende gesteld om anders te oordelen.
5.14.
Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking.
5.15.
De vordering ligt voor afwijzing gereed. De proceskosten komen voor rekening van De Lage Landen, omdat zij ongelijk krijgt.
de tegenvordering
5.16.
[gedaagde 1] heeft haar tegenvordering ingesteld onder de voorwaarde dat zij in de hoofdzaak tot betaling zal worden veroordeeld. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de voorwaarde niet in vervulling is gegaan. Op de vordering hoeft niet te worden beslist. Gelet op de omvang van het processtuk begroot de kantonrechter de proceskosten van De Lage Landen, die gelet op de afloop van het geding voor rekening van [gedaagde 1] komen, op nihil.
De beslissing
De kantonrechter:
de vordering
5.17.
wijst de vordering af;
5.18.
veroordeelt De Lage Landen tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde 1] worden vastgesteld op een bedrag van € 792,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde 1] ;
5.19.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
5.20.
verstaat dat op de vordering niet hoeft te worden beslist;
5.21.
veroordeelt De Lage Landen tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde 1] tot en met vandaag vaststelt op: nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Het gaat om goederenkrediet in de zin van artikel 7:84 e.v. van het Burgerlijk Wetboek.
2.Zie artikel 1 onder b van de overeenkomst.
3.Productie 3, 4, 5 en 6 bij dagvaarding.
4.Artikel 6:225 lid 1 BW.
5.Zie artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6.Dagvaarding 2.7 noot 2.